Operation Manual

Een lang lichtsignaal van de
richtingaanwijzers geeft aan dat alle
portieren, de bagageruimte en de
tankvulklep zijn ontgrendeld en dat de
alarminstallatie is uitgeschakeld.
Alleen bestuurdersportier
ontgrendelen
Indien de ontgrendelfunctie opnieuw is
geprogrammeerd zodat alleen het
bestuurdersportier wordt ontgrendeld (
Zie Sleutels en afstandsbediening
(bladzijde 38). ), let dan op het volgende:
Als het bestuurdersportier als eerste
wordt geopend blijven de andere
portieren en de bagageruimte
vergrendeld. Alle andere portieren kunnen
vanuit het interieur worden ontgrendeld
door de toets naast de portierkruk op het
bestuurdersportier in te drukken. De
portieren kunnen afzonderlijk worden
ontgrendeld door vanuit het interieur de
portierkruk van het betreffende portier uit
te trekken.
Als het portier aan passagierszijde of een
van de achterportieren als eerste wordt
geopend, worden alle portieren en het
bagagecompartiment ontgrendeld.
Uitgeschakelde sleutels
In de auto achtergebleven sleutels
worden uitgeschakeld bij het
vergrendelen van de auto.
Een uitgeschakelde sleutel kan niet meer
worden gebruikt voor het aanzetten van
het contact of het starten van de motor.
Om deze passive keys opnieuw te
kunnen gebruiken moeten ze opnieuw
worden geactiveerd.
Ontgrendel de auto met behulp van een
passive key of de afstandsbediening om
al uw passive keys te activeren.
Bij het aanzetten van het contact of
wanneer de motor met een geldige
sleutel wordt gestart worden alle passive
keys worden geactiveerd.
Portieren met de sleutelbaard
vergrendelen en ontgrendelen
Type 1
1
2
E78284
1. Duw de ongrendelschuif in de richting
van de pijl en trek de sleutelbaard met
de duim naar buiten.
2. Verwijder de sleutelbaard en steek
hem in het slot.
49
Sloten