Operation Manual

WERKING
Buitenlucht
Houd de luchtinlaten voor de voorruit vrij
van belemmeringen (sneeuw, bladeren,
enz.) zodat het klimaatregelsysteem
effectief kan werken.
Gerecirculeerde lucht
LET OP
Wanneer de luchtrecirculatiestand
langdurig wordt ingeschakeld, kunnen
de ruiten beslaan. Wanneer de ruiten
beslaan, stel dan de standen in om de
voorruit te ontdooien en te ontwasemen.
De lucht die zich in het
passagierscompartiment bevindt, wordt
gerecirculeerd. Er stroomt geen buitenlucht
de auto in.
Verwarming
De verwarmingscapaciteit is afhankelijk
van de koelvloeistoftemperatuur.
Airconditioning
N.B.: De airconditioning werkt alleen
wanneer de temperatuur hoger is dan 4 °C.
N.B.: Wanneer de airconditioning is
ingeschakeld, zal het brandstofverbruik
hoger zijn.
De lucht wordt door de warmtewisselaar
gevoerd, waar deze wordt gekoeld. Om de
ruiten wasemvrij te houden wordt vocht
aan de lucht onttrokken. Het condens
wordt naar buiten afgevoerd en daarom is
het normaal dat zich een klein plasje water
onder de auto vormt.
Algemene informatie over de
klimaatregeling in het interieur
Sluit alle ruiten.
Het interieur verwarmen
Laat de lucht naar de beenruimten
stromen. Laat, bij koud of vochtig weer,
een geringe hoeveelheid lucht naar de
voorruit en de portierruiten stromen.
Het interieur afkoelen
Laat de lucht naar het hoofdniveau
stromen.
VENTILATIEROOSTERS
Luchtroosters, voor
E71942
119
Klimaatregeling