Operation Manual

N.B.: Schakel de startmotor in totdat de
motor aanslaat.
N.B.: U kunt de startmotor per startpoging
slechts maximaal 30 seconden inschakelen.
Zet het contact aan en wacht tot
de controlelamp van het
voorgloeisysteem uitgaat.
Auto's met handgeschakelde
versnellingsbak
N.B.: Raak het gaspedaal niet aan.
1. Druk het koppelingspedaal volledig in.
2. Start de motor.
Auto's met automatische transmissie
1. Schakel park of neutral in.
2. Druk het rempedaal volledig in.
3. Start de motor.
DIESELROETFILTER
Het DPF is een onderdeel van het
uitlaatgasemissiesysteem van uw auto.
Het zuivert de uitlaatgassen van
schadelijke roetdeeltjes bij auto's met
dieselmotor.
Regeneratie
WAARSCHUWING
Laat de motor niet stationair draaien
of parkeer de auto niet op droge
bladeren, droog gras of ander
brandbaar materiaal. Het
DPF-regeneratieproces werkt met
bijzonder hoge uitlaatgastemperaturen en
na het afzetten van de motor en tijdens en
na DPF-regeneratie blijft de uitlaat een
aanzienlijke hoeveelheid hitte uitstralen.
Hierdoor ontstaat het gevaar van brand.
LET OP
U dient te voorkomen dat de
brandstof opraakt.
N.B.: Tijdens regeneratie bij een laag
toerental of stationaire motor kan een hete
metaalachtige lucht worden geroken en is
wellicht een klikkend metaalachtig geluid
hoorbaar. Dit wordt veroorzaakt door de
tijdens de regeneratie bereikte hoge
temperaturen en dit is normaal.
N.B.: Nadat de motor is afgezet draaien de
ventilatoren wellicht nog een korte periode
door.
In tegenstelling tot een gewoon filter, dat
regelmatig vervangen moet worden, is het
DPF zodanig ontworpen dat het
regenereert (zichzelf reinigt) om
doeltreffend te blijven. Het
regeneratieproces vindt automatisch
plaats. Onder sommige rijomstandigheden
moet u echter het regeneratieproces
ondersteunen.
Als u alleen korte afstanden aflegt of uw
tijdens het rijden regelmatig stopt en start
(met verhoogd accelereren en
decelereren), dan zal een enkele keer rijden
onder de volgende omstandigheden het
regeneratieproces ondersteunen:
Rijd tot 20 minuten met een constante
snelheid, bij voorkeur op een hoofdweg
of snelweg.
Voorkom langdurig stationair draaien
en neem altijd snelheidslimieten en het
type wegdek in acht.
Zet de auto niet van contact.
Kies zo nodig een lagere versnelling dan
normaal om tijdens deze rit een hoger
motortoerental te verkrijgen.
158
Motor starten en stoppen