Operation Manual

Wanneer een voertuig door de sensor
wordt geregistreerd. geeft het display een
ander voertuig boven de horizontale balken
weer:
E82312
dit is de volgmodus en het systeem
versnelt of vertraagt zo nodig om de
ingestelde afstand tot de voorligger te
handhaven.
Druk op schakelaar E om de afstand te
laten afnemen of op schakelaar D om de
afstand te laten toenemen. De ingestelde
afstand wordt door het aantal balken op
het display weergegeven.
N.B.: De aanbevolen afstand is vier tot vijf
balken.
Systeem tijdelijk deactiveren
N.B.: Het systeem wordt gedeactiveerd
wanneer de versnellingshendel naar een
neutrale stand wordt gezet of wanneer het
gaspedaal of het koppelingspedaal een
langere periode wordt ingetrapt.
Trap het rempedaal in of druk op
schakelaar B om het systeem te
deactiveren. Het systeem gaat naar de
standby-modus, waarna u alle functies
handmatig kunt bedienen. De ingestelde
snelheid en de afstand blijven in het
geheugen opgeslagen.
Druk op schakelaar H om de adaptieve
cruise control te hervatten. Het systeem
hervat de eerder ingestelde snelheid en
afstand als de omstandigheden dit
toelaten.
Systeem uitschakelen
Auto's zonder snelheidsbegrenzer
Druk op schakelaar C om het systeem uit
te schakelen.
N.B.: Bij deactiveren van het systeem door
op schakelaar C te drukken, wordt de
opgeslagen snelheid niet behouden.
Auto's met snelheidsbegrenzer
Druk op schakelaar A om het systeem uit
te schakelen.
N.B.: Bij deactiveren van het systeem door
op schakelaar A te drukken, wordt de
opgeslagen snelheid niet behouden.
Automatisch uitschakelen
N.B.: Wanneer het motortoerental te laag
wordt, verschijnt een mededeling op het
informatiedisplay dat u moet
terugschakelen (alleen handgeschakelde
versnellingsbak). Wanneer u deze
aanbeveling niet opvolgt, gaat het systeem
automatisch naar de uitgeschakelde modus.
N.B.: Het systeem werkt niet wanneer de
elektronische stabiliteitsregeling (ESP)
handmatig is uitgeschakeld.
Het systeem is afhankelijk van diverse
andere veiligheidssystemen, zoals ABS en
ESP. Wanneer een van deze systemen niet
goed werkt of reageert op een noodsituatie
wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld.
Bij een automatische uitschakeling klinkt
een signaal en verschijnt het bericht in de
informatiedisplay Zie Infoberichten
(bladzijde 108). . U moet dan ingrijpen en
uw rijsnelheid en de afstand tot uw
voorligger aanpassen.
Een automatische uitschakeling kan
plaatsvinden wanneer:
197
Adaptieve snelheidsregeling (ACC)