Operation Manual

N.B.: Na het verwisselen van banden of
sensors heeft het systeem enkele minuten
nodig om te resetten. Tijdens deze periode
is het systeem in bedrijf, maar het is mogelijk
dat een waarschuwingslamp wordt
ingeschakeld.
Het systeem bewaakt de bandenspanning
m.b.v. sensors die zich in de velgen
bevinden en een ontvanger in de auto.
Wanneer het systeem registreert dat de
bandenspanning te laag is, verschijnt een
waarschuwingsbericht op het
informatiedisplay. Zie Infoberichten
(bladzijde 108).
Wanneer een waarschuwingsbericht voor
een lage bandenspanning op het
informatiedisplay wordt weergegeven,
controleer dan de bandenspanning zo
spoedig mogelijk en breng de spanning op
de voorgeschreven waarde. Zie
Technische specificatie (bladzijde 277).
Wanneer dit zich regelmatig voordoet, laat
dan de oorzaak zo spoedig mogelijk
opsporen en verhelpen.
Bandenspanning controleren
N.B.: Wanneer de bandenspanning hoger
of gelijk is aan 3,3 bar (48 lbf/in²), ziet u het
+ symbool onder de spanningswaarde. Het
systeem meet spanningen tot 3,3 bar (48
lbf/in²). Het + symbool duidt aan dat de
bandenspanning hoger kan zijn.
N.B.: Instrumentenpanelen van type 3
hebben een iets andere menustructuur.
Selecteer eerst Instellingen om toegang
tot Informatie te krijgen.
1. Druk op de rechter pijltjestoets op het
stuurwiel om het hoofdmenu binnen
te gaan.
2. Selecteer Informatie met de op- en
neer-pijltjestoetsen en druk op de
rechter pijltjestoets.
3. Selecteer Band. spann met de op- en
neer-pijltjestoetsen en druk op de
rechter pijltjestoets.
4. Selecteer de gewenste instelling en
druk op de OK toets om de instelling
te bevestigen.
5. Druk op de linker pijltjestoets om het
menu te verlaten. Houd de linker
pijltoets ingedrukt om naar het scherm
van de boordcomputer terug te keren.
Belading instellen
N.B.: Instrumentenpanelen van type 3
hebben een iets andere menustructuur.
Selecteer eerst Instellingen om toegang
tot Instellingen te krijgen.
Een correcte bandenspanning is afhankelijk
van de belading van de auto. Zie
Technische specificatie (bladzijde 277).
Het systeem kan alleen een lage spanning
detecteren wanneer u de actuele belading
van de auto hebt ingevoerd.
1. Druk op de rechter pijltjestoets op het
stuurwiel om het hoofdmenu binnen
te gaan.
2. Selecteer Instellingen met de op- en
neer-pijltjestoetsen en druk op de
rechter pijltjestoets.
3. Selecteer Band. spann met de op- en
neer-pijltjestoetsen en druk op de
rechter pijltjestoets.
4. Selecteer de gewenste instelling en
druk op de OK toets om de instelling
te bevestigen.
5. Druk op de linker pijltjestoets om het
menu te verlaten. Houd de linker
pijltoets ingedrukt om naar het scherm
van de boordcomputer terug te keren.
276
Velgen en banden