Operation Manual

WERKING
WAARSCHUWING
Ondanks de parkeerhulp bent u
verplicht voorzichtig en aandachtig
te rijden.
LET OP
Uitvoeringen met een
trekhaakmodule die niet door ons is
goedgekeurd, kunnen obstakels niet
correct detecteren.
Bij zware regenval of andere
omstandigheden waardoor
verstorende reflecties ontstaan is het
mogelijk dat de sensoren bepaalde
voorwerpen niet 'zien'.
De sensoren kunnen voorwerpen
met een oppervlak de ultrasone
geluidsgolven absorberen niet 'zien'.
De parkeerhulp detecteert geen
obstakels die van de wagen af
bewegen. Deze worden alleen kort
nadat zij opnieuw naar de wagen toe
bewegen gedetecteerd.
Wees bijzonder voorzichtig wanneer
u met een gemonteerde
trekhaakkogel of accessoires zoals
een fietsdrager achteruitrijdt, omdat de
parkeersensor alleen de afstand vanaf de
bumper tot het obstakel meet.
Wanneer u een hogedrukspuit
gebruikt om uw auto te wassen, spuit
dan kort op de sensoren vanaf een
afstand van niet minder dan 20
centimeter (8 inch).
N.B.:
Bij wagens met een afneembare
trekhaakkoppeling wordt de parkeerhulp
automatisch uitgeschakeld wanneer een
van de aanhangerlampen (of verlichting)
wordt aangesloten op de 13 pins
stekkerdoos via een door ons
goedgekeurde trekhaakmodule.
N.B.:
Houd de sensoren vrij van vuil, ijs
en sneeuw. Reinig de sensoren niet met
scherpe voorwerpen.
N.B.:
Wanneer de parkeerhulp een
signaal registreert dat op dezelfde
frequentie wordt uitgezonden als de
sensoren gebruiken, of wanneer de auto
maximaal is beladen, kan een vals signaal
worden gegeven.
N.B.:
De buitenste sensoren kunnen de
zijmuren van een garage detecteren.
Wanneer de afstand tussen de buitenste
sensor en de muur gedurende drie
seconden constant blijft, wordt het
akoestisch signaal uitgeschakeld.
Wanneer u doorrijdt, kunnen de binnenste
sensoren objecten achter de auto
detecteren.
GEBRUIK MAKEN VAN DE
PARKEERHULP
Parkeerhulp in- en uitschakelen
N.B.:
De parkeerhulp schakelt
automatisch uit wanneer u de motor start
of wanneer de rijsnelheid hoger is dan 16
km/h (10 mph).
N.B.:
De sensoren aan de voor- en
achterzijde worden altijd samen in- of
uitgeschakeld.
De parkeerhulp is standaard
uitgeschakeld. Druk de schakelaar op het
instrumentenpaneel in of schakel de
achteruit in om de parkeerhulp in te
schakelen.
Wanneer de parkeerhulp is ingeschakeld,
brandt het lampje in de schakelaar.
Druk nogmaals op de schakelaar om de
functie uit te schakelen.
170
Parkeerhulp