FORD TOURNEO CONNECT Instructieboekje
De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de continue productontwikkeling behouden we ons het recht voor om specificaties, ontwerp en uitrusting op ieder moment zonder aankondiging of verplichting te wijzigen. Niets uit deze uitgave mag in enigerlei vorm en door enig middel gereproduceerd, verzonden of in een oproepsysteem opgeslagen of in een andere taal vertaald worden zonder onze schriftelijke toestemming. Fouten of omissies uitgesloten.
Inhoudsopgave Afstandsbediening........................................35 Een verloren sleutel of afstandsbediening vervangen .............36 Inleiding Over deze handleiding ....................................7 Overzicht van symbolen.................................7 Aanbeveling nieuwe onderdelen................9 Uitrusting mobiele communicatie ...........10 Gegevensopslag..............................................10 Sloten Vergrendelen en ontgrendelen..................
Inhoudsopgave Richtingaanwijzers........................................56 Interieurverlichting - Auto's zonder: Panoramadakpaneel................................57 Interieurverlichting - Auto's met: Panoramadakpaneel...............................58 Tips voor de klimaatregeling in het interieur.........................................................84 Bediening klimaatregeling achterin........86 Verwarmde ruiten en spiegels..................86 Extra verwarming...........................................
Inhoudsopgave Regeling voor bergop rijden - Auto's met: Handgeschakelde versnellingsbak..........................................125 Unieke rijeigenschappen Auto-Start-Stop - Trend ECOlite............107 Auto-Start-Stop...........................................108 Aandrijfregeling Brandstof en tanken Werking............................................................126 Gebruik maken van aandrijfregeling......126 Veiligheidsmaatregelen..............................110 Brandstofkwaliteit - Benzine.....
Inhoudsopgave Auto op vier wielen slepen........................146 Transport van de auto................................146 Plaatsen zekeringenhouders....................153 Een zekering vervangen..............................153 Specificatie-overzicht zekeringen..........155 Overzicht motorruimte - 1,6 l Duratorq-TDCi (DV) diesel , Auto's met: rechts stuur.......................................172 Oliepeilstaaf - 1.0L EcoBoost (74kW/100pk)...........................................173 Oliepeilstaaf - 1.
Inhoudsopgave Technische specificatie - Auto's met: Lange wielbasis.......................................205 Bijlagen Elektromagnetische compatibiliteit......278 Licentieovereenkomst eindgebruiker.............................................279 Inhouden en specificaties Afmetingen voertuig - Auto's met: Lange wielbasis.....................................................207 Afmetingen voertuig - Auto's met: Korte wielbasis.....................................................207 Afmetingen trekstang......
6 Tourneo Connect (CHC) Long Wheelbase Kombi/Short Wheelbase Kombi, Base/Base High Payload/Titanium/Titanium High Payload/Trend/Trend ECOlite/Trend High Payload
Inleiding In dit handboek kan de locatie van een component worden gekwalificeerd als linkerzijde of rechterzijde. De zijde wordt bepaald wanneer met het gezicht naar voren in de stoel wordt gezeten. OVER DEZE HANDLEIDING Hartelijk dank voor het kiezen van een Ford. We adviseren u, enige tijd te nemen om met uw auto kennis te maken door deze handleiding te lezen. Hoe meer u van uw auto afweet, des te beter kunt u ermee omgaan en dat komt de veiligheid en het rijplezier ten goede.
Inleiding Roken, vlammen en vonken vermijden Koelvloeistoftemperatuur Accu Motorolie Accuzuur Explosief gas Remvloeistof - niet op petroleumbasis Ventilatorwaarschuwing Remsysteem Veiligheidsgordel vastmaken Interieurfilter Frontairbag Brandstofvuldop controleren Mistlampen voor Kinderslot ver-/ontgrendelen Brandstofpomp resetten Onderste verankering kinderzitje Zekeringenbox Bovenste verankering kinderzitje Waarschuwingsknipperlichten Snelheidsregeling Achterruitverwarming Niet openen
Inleiding Verlichtingsschakelaar AANBEVELING NIEUWE ONDERDELEN Waarschuwing lage bandenspanning Uw auto is volgens de hoogste normen gebouwd met gebruik van hoogwaardige onderdelen. We raden het gebruik van originele Ford en Motorcraft onderdelen aan wanneer er gepland onderhoud of reparaties aan uw auto moeten worden uitgevoerd. U kunt originele Ford en Motorcraft onderdelen duidelijk herkennen aan de Ford, FoMoCo of Motorcraft logo's of markeringen op de onderdelen of hun verpakking.
Inleiding Garantie op vervangingsonderdelen WAARSCHUWING Afleiding tijdens het rijden kan leiden tot verlies van de controle over de auto, aanrijdingen en letsel. We adviseren zeer voorzichtig te werk te gaan bij het gebruik van apparatuur die uw aandacht van de weg kunnen afleiden. Uw hoofdverantwoordelijkheid is de veilige bediening van uw auto. We raden het gebruik van handheld-apparaten tijdens het rijden af en adviseren waar mogelijk het gebruik van spraakgestuurde systemen.
Inleiding • • Reacties van de auto onder bepaalde rij-omstandigheden (bijvoorbeeld activeren van een airbag, activeren van de stabiliteitsregeling). Omgevingscondities (bijvoorbeeld temperatuur). Deze gegevens zijn alleen technisch en helpen bij het identificeren en corrigeren van fouten en optimaliseren van voertuigfuncties. Bewegingsprofielen die afgelegde routes aangeven kunnen niet met behulp van deze gegevens worden aangemaakt.
In één oogopslag OVERZICHT VOORZIJDE EXTERIEUR A Zie Vergrendelen en ontgrendelen (bladzijde 37). B Zie Snelheidsbegrenzer (bladzijde 136). C Zie Ruitenwisserbladen vervangen (bladzijde 176). D Zie Onderhoud (bladzijde 165). E Zie Sleeppunten (bladzijde 144). F Zie Gloeilampen vervangen (bladzijde 176). G Bandenspanning Zie Technische specificatie (bladzijde 205). H Zie Een wiel vervangen (bladzijde 200).
In één oogopslag OVERZICHT ACHTERZIJDE EXTERIEUR A Zie Gloeilampen vervangen (bladzijde 176). B Zie Ruitenwisserbladen vervangen (bladzijde 176). C Zie Gloeilampen vervangen (bladzijde 176). D Zie Tanken (bladzijde 113). E Zie Een wiel vervangen (bladzijde 200). F Bandenspanning Zie Technische specificatie (bladzijde 205). G Zie Sleeppunten (bladzijde 144). H Zie Set tijdelijke mobiliteit (bladzijde 191). Reservewiel, krik en wielsteun. Zie Een wiel vervangen (bladzijde 200). Sleepoog.
In één oogopslag OVERZICHT INTERIEUR A Zie Versnellingsbak/transmissie (bladzijde 119). B Zie Elektrisch bedienbare ruiten (bladzijde 59). Zie Buitenspiegels (bladzijde 61). C Zie Hoofdsteunen (bladzijde 91). D Zie Veiligheidsgordels vastmaken (bladzijde 29). E Zie Achterbank (bladzijde 94). F Zie Handmatig verstelbare stoelen (bladzijde 92).
In één oogopslag G Zie Parkeerrem (bladzijde 123). H Zie De motorkap openen en sluiten (bladzijde 166). OVERZICHT INSTRUMENTENPANEEL - AUTO'S MET: LINKS STUUR A Luchtroosters. Zie Ventilatieroosters (bladzijde 80). B Richtingaanwijzers. Zie Richtingaanwijzers (bladzijde 56). Grootlicht. Zie Verlichtingsbediening (bladzijde 51). C Toetsen van het informatiedisplay. Zie Infodisplays (bladzijde 70). D Instrumentengroep. Zie Meters (bladzijde 65).
In één oogopslag G Informatie- en entertainmentdisplay. H Audioeenheid. Zie Audiosysteem (bladzijde 211). I Controlelamp portiervergrendeling. Zie Vergrendelen en ontgrendelen (bladzijde 37). J Schakelaar waarschuwingsknipperlichten. Zie Waarschuwingsknipperlichten (bladzijde 151). K Bedieningselementen klimaatregeling. Zie Klimaatregeling (bladzijde 80). L Schakelaar parkeerhulp. Zie Parkeerhulp (bladzijde 129). M Start/stop-schakelaar. Zie Auto-Start-Stop (bladzijde 107).
In één oogopslag OVERZICHT INSTRUMENTENPANEEL - AUTO'S MET: RECHTS STUUR A Controlelamp portiervergrendeling. Zie Vergrendelen en ontgrendelen (bladzijde 37). B Audioeenheid. Zie Audiosysteem (bladzijde 211). C Informatie- en entertainmentdisplay. D Richtingaanwijzers. Zie Richtingaanwijzers (bladzijde 56). Grootlicht. Zie Verlichtingsbediening (bladzijde 51). E Toetsen van het informatiedisplay. Zie Infodisplays (bladzijde 70). F Instrumentengroep. Zie Meters (bladzijde 65).
In één oogopslag J Lichtschakelaar. Zie Verlichtingsbediening (bladzijde 51). Mistlampen vóór. Zie Voorste mistlampen (bladzijde 54). Mistachterlicht. Zie Mistachterlichten (bladzijde 55). Bediening koplamphoogte-afstelling. Zie Koplamphoogte afstellen (bladzijde 55). K Contactslot. Zie Contactslot (bladzijde 102). L Stuurwielverstelling. Zie Stuurwiel afstellen (bladzijde 48). M Claxon. N Schakelaars snelheidsregeling (cruise control). Zie Gebruik maken van snelheidsregeling (bladzijde 135).
Veiligheidsuitrusting voor kinderen KINDERZITJES AANBRENGEN WAARSCHUWINGEN Uw voertuig heeft een schakelaar voor deactivering van de passagiersairbag. Zie Passagiersairbag (bladzijde 33). U moet de airbag uitschakelen wanneer een naar achteren gericht kinderzitje op de voorstoel wordt gebruikt. U moet de airbag weer inschakelen nadat het achteren gerichte kinderzitje is verwijderd. Wanneer deze waarschuwing niet wordt opgevolgd, kan dit ernstig letsel of de dood tot gevolg hebben.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Kinderzitje WAARSCHUWINGEN Wanneer uw auto bij een aanrijding betrokken is geweest, laat dan het kinderzitje door een erkende dealer controleren. Wanneer deze waarschuwing niet wordt opgevolgd, kan dit ernstig letsel of de dood tot gevolg hebben. Alleen kinderzitjes gecertificeerd voor ECE-R44.03 (of recenter) zijn getest en goedgekeurd voor gebruik in uw auto. Een keuze hieruit is beschikbaar bij een erkende dealer. N.B.: De wettelijke voorschriften t.a.v.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Zitverhoger (groep 2) WAARSCHUWINGEN Gebruik geen kussens, boeken of handdoeken om het kind hoger te laten zitten. Wanneer deze waarschuwing niet wordt opgevolgd, kan dit ernstig letsel of de dood tot gevolg hebben. Zorg ervoor dat uw kind rechtop zit. Wanneer deze waarschuwing niet wordt opgevolgd, kan dit ernstig letsel of de dood tot gevolg hebben. Zorg dat het kinderzitje stevig tegen de stoel in het voertuig staat. Zet indien nodig de rugleuning omhoog.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen ISOFIX verankeringspunten N.B.: Wanneer u een ISOFIX kinderzitje aanschaft, let er dan op dat dit geschikt is voor de gewichtsgroep van uw kind en dat de ISOFIX maatklasse geschikt is voor de plaats waar het zitje wordt aangebracht. Zie Plaatsing van kinderzitjes (bladzijde 23).
Veiligheidsuitrusting voor kinderen WAARSCHUWINGEN Ga na of de fabrikant van het kinderzitje uw auto als zijnde geschikt voor dit type kinderzitje beschouwt. Wanneer deze waarschuwing niet wordt opgevolgd, kan dit ernstig letsel of de dood tot gevolg hebben. Ga bij het installeren van een kinderzitje met een steunpoot te werk volgens de instructies van de fabrikant van het kinderzitje.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen WAARSCHUWINGEN Extreem gevaar! Gebruik een naar achteren gericht kinderzitje niet op een stoel die beschermd wordt door een ervoor aangebrachte airbag! WAARSCHUWINGEN Zorg dat het kinderzitje stevig tegen de stoel in het voertuig staat. Zet indien nodig de rugleuning omhoog. Het kan ook nodig zijn om de hoofdsteun omhoog te heffen of te verwijderen. Zie Hoofdsteunen (bladzijde 91).
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Gewichtsgroepen Stoelposities 0 0+ 1 2 3 Tot 10 kg Tot 13 kg 9 - 18 kg 15 - 25 kg 22 - 36 kg Zitplaatsen, tweede zitrij U U U U U Zitplaatsen, derde zitrij U U U U U X Niet geschikt voor kinderen van deze gewichtsgroep. U Geschikt voor universele kinderzitjes die zijn goedgekeurd voor deze gewichtsgroep. U¹ Geschikt voor universele kinderzitjes die zijn goedgekeurd voor deze gewichtsgroep.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen ISOFIX-kinderzitjes Gewichtsgroepen 0 0+ Stoelposities Naar achteren gericht I Naar voren gericht Tot 13 kg Voorpassagiersstoel Maatklasse Middelste stoel achteraan, tweede rij 9 - 18 kg Niet uitgerust met ISOFIX Type formaat Stoel buitenzijde achteraan, tweede rij, ISOFIX Naar achteren gericht Maatklasse * C, D, E Type formaat ** IL Maatklasse * A, B, B1 2 3 IL , IUF 1 C, D ** IL Niet uitgerust met ISOFIX Type formaat 26 Tourneo Connect (CHC
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Gewichtsgroepen 0 0+ Stoelposities Naar achteren gericht Tot 13 kg Zitplaatsen, derde zitrij Maatklasse I Naar voren gericht Naar achteren gericht 9 - 18 kg Niet uitgerust met ISOFIX Type formaat IL Geschikt voor gebruik met specifieke ISOFIX-bevestigingssystemen voor kinderzitjes in de semi-universele categorie. Raadpleeg de aanbevelingen voor auto's van de fabrikant van het bevestigingssysteem voor kinderzitjes voor extra informatie.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen KINDERSLOTEN WAARSCHUWING Wanneer de kindersloten in werking zijn gesteld, kunnen de portieren niet van binnenuit worden geopend. De kinderveiligheidssloten bevinden zich aan de achterrand van elk achterportier en moeten voor elk portier afzonderlijk worden ingesteld. Linkerzijde Draai linksom om te vergrendelen en rechtsom om te ontgrendelen. Rechterzijde Draai rechtsom om te vergrendelen en linksom om te ontgrendelen.
Veiligheidsgordels VEILIGHEIDSGORDELS VASTMAKEN WAARSCHUWINGEN U hebt de veiligheidsgordel niet correct bevestigd wanneer u geen duidelijke klik hoort. Als de veiligheidsgordel niet goed is vastgeklikt, kan deze minder doeltreffend werken en is de kans op verwondingen bij een botsing groter. Zorg dat de veiligheidsgordel correct wordt opgeborgen en niet buiten de auto hangt tijdens sluiten van het portier.
Veiligheidsgordels WAARSCHUWING Breng de veiligheidsgordel voor uw eigen veiligheid, maar ook voor dat van uw ongeboren kind op correcte wijze aan. Draag niet alleen de heupgordel of de schoudergordel. Als de veiligheidsgordel niet goed is afgesteld, kan deze minder doeltreffend werken en is de kans op verwondingen bij een botsing groter. Zwangere vrouwen moeten altijd een veiligheidsgordel dragen.
Veiligheidsgordels De lamp brandt ook wanneer een voorste veiligheidsgordel niet is vastgemaakt terwijl uw auto rijdt. Als u uw veiligheidsgordel niet vastmaakt, dam worden zowel het akoestische waarschuwingssignaal als de visuele waarschuwingen na circa vijf minuten automatisch uitgeschakeld. Waarschuwing veiligheidsgordel uitschakelen Neem contact op met uw erkende dealer. 1. Druk op de toets. 2. Schuif de hoogteversteller omhoog of omlaag. 3.
Aanvullend veiligheidssysteem WERKING WAARSCHUWINGEN Doorboor de stoel niet met scherpe voorwerpen. Dit zou nadelige gevolgen voor het ontvouwen van de airbags kunnen hebben en de airbags kunnen beschadigen. Wanneer deze waarschuwing niet wordt opgevolgd, kan dit ernstig letsel of de dood tot gevolg hebben. WAARSCHUWINGEN Extreem gevaar! Gebruik een naar achteren gericht kinderveiligheidszitje nooit op een stoel die beschermd wordt door een ervoor aangebrachte actieve airbag.
Aanvullend veiligheidssysteem komt met het lichaam van de inzittenden, waardoor de voorwaartse beweging wordt opgevangen. Bij lichte frontale aanrijdingen, het over de kop slaan van de auto of bij aanrijdingen van achteren of opzij wordt de airbag niet geactiveerd. PASSAGIERSAIRBAG De sleutelschakelaar en de controlelamp "airbag uitgeschakeld" zijn aangebracht in het instrumentenpaneel.
Aanvullend veiligheidssysteem De passagiersairbag inschakelen De airbag wordt geactiveerd bij zware zijdelingse aanrijdingen. De airbag wordt niet geactiveerd bij lichte zijdelingse en frontale aanrijdingen, aanrijdingen van achteren of over de kop slaan van de auto. WAARSCHUWING U moet de passagiersairbag inschakelen wanneer er geen kinderzitje naar achteren gericht op de passagiersstoel vooraan is geplaatst.
Sleutels en afstandsbediening ALGEMENE INFORMATIE OVER RADIOFREQUENTIES Ontgrendelfunctie opnieuw programmeren N.B.: Het uitvoeren van wijzigingen of modificaties zonder nadrukkelijke toestemming van de verantwoordelijke partij kan leiden tot vervallen van het recht op bediening van het apparaat. N.B.: Wanneer u op de ontgrendelknop drukt worden alle portieren ontgrendeld of wordt alleen het bestuurdersportier ontgrendeld. Door opnieuw op de ontgrendeltoets te drukken worden alle portieren ontgrendeld.
Sleutels en afstandsbediening Neem contact op met een erkende dealer voor het herprogrammeren van de passieve elektronische startbeveiliging. 3. Verwijder het accudeksel voorzichtig. N.B.: Raak de batterijcontacten of de printplaat niet met de schroevendraaier aan. 4. Keer de afstandsbediening om en verwijder de batterij. 5. Plaats een nieuwe accu (3 V CR 2032) met de + naar omhoog gericht. 6. Breng het kapje van de batterij aan.
Sloten Met afstandsbediening dubbel vergrendelen VERGRENDELEN EN ONTGRENDELEN Druk de toets tweemaal binnen drie seconden in. N.B.: Controleer of uw auto vergrendeld is voordat u deze onbeheerd achterlaat. N.B.: Laat uw sleutels niet in de auto liggen. Ontgrendelen Vergrendelen Met sleutel ontgrendelen Met sleutel vergrendelen Draai de bovenzijde van de sleutel in de richting van de achterzijde van de auto. Draai de bovenzijde van de sleutel in de richting van de voorzijde van de auto.
Sloten N.B.: Wanneer uw auto is voorzien van dubbele vergrendeling, knipperen de richtingaanwijzers slechts tweemaal wanneer u de dubbele vergrendeling inschakelt. Portieren van binnenuit vergrendelen en ontgrendelen Druk op de toets om alle portieren te vergrendelen en te ontgrendelen. Voor de plaats van het item: Zie In één oogopslag (bladzijde 12). De lamp brandt wanneer de portieren zijn vergrendeld. Schuifdeur langs de binnenkant openen Linkerzijde Draai rechtsom om te vergrendelen.
Sloten Automatisch opnieuw vergrendelen Twee fasen ontgrendeling N.B.: De richtingaanwijzers knipperen eenmaal wanneer u de deuren ontgrendelt. De portieren worden automatisch opnieuw vergrendeld wanneer u niet binnen 45 seconden na het ontgrendelen met de afstandsbediening een portier opent. De portieren worden vergrendeld en het alarm keert terug in de vorige stand. U ontgrendelt de voorportieren wanneer u: • Draai aan de sleutel in het portierslot.
Sloten • • Verlaat de auto en druk op de vergrendeltoets. Druk eenmaal op de ontgrendeltoets of de ontgrendeltoets van de bagageruimte om de betreffende zone te ontgrendelen. WAARSCHUWINGEN Zorg dat de achterklep gesloten en vergrendeld is om te voorkomen dat uitlaatgassen in uw auto gezogen worden. Dit voorkomt ook dat er passagiers en bagage naar buiten vallen. Indien u met een geopende achterklep moet rijden, zorg dan voor een goede ventilatie in uw auto zodat er geen lucht van buiten in uw auto komt.
Sloten Achterklep sluiten 41 Tourneo Connect (CHC) Long Wheelbase Kombi/Short Wheelbase Kombi, Base/Base High Payload/Titanium/Titanium High Payload/Trend/Trend ECOlite/Trend High Payload
Beveiliging Als u de motor niet kunt starten met behulp van een correct gecodeerde sleutel, laat de auto dan controleren door een erkende dealer. PASSIEF ANTIDIEFSTALSYSTEEM Werkprincipe Het systeem voorkomt starten van de motor met behulp van een incorrect gecodeerde sleutel. ANTIDIEFSTALSYSTEEM Alarmsysteem N.B.: Laat geen correct gecodeerde sleutels achter in de auto. Neem uw sleutels steeds met u mee en vergrendel alle portieren wanneer u de auto verlaat.
Beveiliging Sirene met afzonderlijke accu Volledige beveiliging De sirene met afzonderlijke accu is een aanvullend alarmsysteem waarbij een sirene klinkt wanneer het alarm afgaat. Wanneer u uw auto vergrendelt, wordt het systeem ingeschakeld. De sirene heeft zijn eigen accu en wordt ingeschakeld zodra iemand de accukabels of de accu van de sirene zelf loskoppelt. Volledige beveiliging is de standaard instelling. Bij volledige beveiliging zijn de interieursensors ingeschakeld als u het alarm inschakelt.
Beveiliging Als u het alarm wilt inschakelen met beperkt beveiligd, drukt u op de toets OK wanneer dit bericht verschijnt. Wanneer u de volledige beveiliging wilt instellen, verlaat dan uw auto zonder op de OK te drukken. Het alarm inschakelen Vergrendel uw auto om het alarm in te schakelen. Zie Sloten (bladzijde 37).
Ruitenwissers en ruitensproeiers Intervalwissen VOORRUITWISSERS N.B.: Laat de voorruit volledig ontdooien voordat u de ruitenwissers inschakelt. N.B.: Zorg dat u de ruitenwissers uitschakelt vooraleer u een carwash binnenrijdt. N.B.: Reinig de voorruit en de wisserbladen indien deze strepen of vlekken beginnen achter te laten. Breng nieuwe wisserbladen aan indien hiermee het probleem niet is verholpen. N.B.: Schakel de ruitenwissers niet in bij een droge voorruit.
Ruitenwissers en ruitensproeiers N.B.: Als u de automatisch inschakelende koplampen en de automatische wisfunctie samen aanzet en de automatische wisfunctie de voorruit tegen normale snelheid wist, dan worden de dimlichtkoplampen ook automatisch ingeschakeld. Gebruik de draaiknop om de gevoeligheid van de regensensor af te stellen. Bij lage gevoeligheid treden de ruitenwissers in werking wanneer de sensor een grote hoeveelheid vocht op de voorruit ontdekt.
Ruitenwissers en ruitensproeiers Ruitensproeier achter ACHTERRUITWISSERS EN SPROEIERS Achterruitenwisser Duw de hendel weg van u om de sproeier te gebruiken. Na het loslaten van de hendel blijft de ruitenwisser nog kortstondig in werking. A Intervalwissen B Wissen met lage snelheid C Uit Druk op de bovenkant van de knop aan het uiteinde van de hendel om te wisselen tussen intervalwissen en wissen met lage snelheid. Druk op de onderkant van de knop om de ruitenwisser uit te schakelen.
Stuurwiel STUURWIEL AFSTELLEN WAARSCHUWING Verstel nooit het stuurwiel als uw auto in beweging is. N.B.: Controleer of u in de juiste positie zit. Zie De juiste zitpositie innemen (bladzijde 91). 3. Vergrendel het stuurkolom. AUDIOBEDIENING Selecteer de gewenste bron op de audio-unit. U kunt de volgende functies bedienen met behulp van de regeling: 1. Ontgrendel de stuurkolom. 2. Zet het stuurwiel in de gewenste stand.
Stuurwiel Type 1 Type 2 A Volume hoger B Opwaarts zoeken of volgende Opwaarts zoeken, volgende of gesprek beëindigen C Volume lager D Neerwaarts zoeken of vorige C Volume lager E Modus D Neerwaarts zoeken, vorige of gesprek aannemen A Volume hoger B Druk op M om de audiobron te kiezen.
Stuurwiel SPRAAKSTURING BEDIENINGSORGANEN INFORMATIEDISPLAY Zie Infodisplays (bladzijde 70). Druk op de toets om de spraakbesturing in of uit te schakelen. Zie SYNC™ (bladzijde 246). SNELHEIDSREGELING (CRUISE CONTROL) Zie Snelheidsregeling (Cruise Control) (bladzijde 135).
Verlichting ALGEMENE INFORMATIE VERLICHTINGSBEDIENING Condensvorming in lampen Standen van de lichtschakelaar Lampen van de buitenverlichting hebben ontluchtingsopeningen ten behoeve van normale wijzigingen in de luchtdruk Condensvorming kan een natuurlijke bijkomstigheid van deze constructie zijn. Wanneer vochtige lucht via de ontluchtingsopeningen in de lampeenheid binnendringt, bestaat de mogelijkheid dat condensvorming optreedt wanneer de temperatuur laag is.
Verlichting Lichtsignaal Een zijde Trek de hendel licht naar u toe en laat deze weer los voor een lichtsignaal met de koplampen. A Rechterzijde B Linkerzijde Follow-me-home verlichting Het systeem inschakelen Grootlicht Zet het contact uit en trek de richtingaanwijzer naar het stuur toe. Er klinkt een geluidssignaal. Het systeem uitschakelen Dit wordt automatisch uitgeschakeld na drie minuten met een deur geopend of 30 seconden nadat de laatste deur is gesloten.
Verlichting N.B.: Als de automatisch inschakelende koplampen en de automatische wisfunctie zijn ingeschakeld, zullen de dimlichtkoplampen automatisch worden ingeschakeld wanneer de wissers van de voorruit voortdurend blijven wissen. AUTOMATISCH IN- EN UITSCHAKELENDE VERLICHTING N.B.: U moet de koplampen misschien wel handmatig inschakelen bij erg slecht weer. N.B.
Verlichting UITSCHAKELVERTRAGING KOPLAMPEN VOORSTE MISTLAMPEN Nadat u het contact uitschakelt, kunt u de koplampen inschakelen door de richtingaanwijzer naar u toe te trekken. Er klinkt kort een signaal. Bij een geopende deur gaan de koplampen automatisch na drie minuten uit, of 30 seconden nadat de laatste deur is gesloten. U kunt deze functie annuleren door de richtingaanwijzer nogmaals naar u toe te trekken of het contact in te schakelen.
Verlichting MISTACHTERLICHTEN KOPLAMPHOOGTE AFSTELLEN Stel het niveau van de koplampen af op basis van de lading van uw auto. Zet het niveau van de koplampen in de stand nul wanneer uw auto niet geladen is. Regel de koplampen met een lichtstraal van 115 feet tot 330 feet (35 m tot 100 m) op het wegoppervlak wanneer uw auto gedeeltelijk of volledig is geladen. Het niveau van de koplampen afstellen: Druk op het bedieningselement om de mistlampen voor in of uit te schakelen.
Verlichting ZIJRICHTINGAANWIJZERS A Lichtbundel van koplamp B Lichtbundel van bochtverlichting Bij het nemen van een bocht verlicht de bochtverlichting de binnenzijde van de bocht. RICHTINGAANWIJZERS Druk de hendel omhoog of omlaag om de richtingaanwijzers te gebruiken.
Verlichting Leeslampen N.B.: Tik de hendel omhoog of omlaag om de richtingaanwijzers driemaal te laten knipperen om aan te geven dat u van rijbaan gaat wisselen. INTERIEURVERLICHTING AUTO'S ZONDER: PANORAMADAKPANEEL Wanneer u het contact afzet, gaan de leeslampen korte tijd later automatisch uit om te voorkomen dat de accu leegraakt. Zet het contact korte tijd aan om de verlichting weer in te schakelen.
Verlichting In het midden gemonteerde lamp INTERIEURVERLICHTING AUTO'S MET: PANORAMADAKPANEEL Aan de zijkant gemonteerde lamp A Aan/uit-schakelaar leeslamp B Portierfunctieschakelaar C Aan/uit-schakelaar alle lampen A Aan/uit-schakelaar leeslamp rechterzijde B Aan/uit-schakelaar leeslamp linkerzijde C Portierfunctieschakelaar D Aan/uit-schakelaar alle lampen Druk op schakelaar C om alle lampen uit te zetten wanneer een portier is geopend.
Ruiten en spiegels ELEKTRISCH BEDIENBARE RUITEN - AUTO'S MET: ONETOUCH DOWN RUIT BESTUURDERSKANT Ruiten volledig openen met één druk op de knop (indien aanwezig) WAARSCHUWINGEN Laat kinderen niet zonder toezicht in uw auto achter en laat hen niet met de elektrische ruitbediening spelen. Ze kunnen zich ernstig verwonden. Accessoiresvertraging (indien aanwezig) Druk de schakelaar volledig in en laat deze weer los. Druk de toets opnieuw in of trek hem omhoog om de ruit te stoppen.
Ruiten en spiegels Inklembeveiliging (indien aanwezig) N.B.: U kunt een pulserend geluid horen als er slechts één ruit geopend is. Open de tegenoverliggende ruit een stukje om het geluid te verminderen. De ruit stopt automatisch tijdens het sluiten. De ruit wordt een stukje geopend indien er een obstakel in de weg zit. Druk op de schakelaar om de ruit te openen. De inklembeveiliging omzeilen Til de schakelaar op om de ruit te sluiten.
Ruiten en spiegels 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Trek de schakelaar omhoog en houd hem in deze stand tot de ruit volledig is gesloten. Laat de schakelaar los. Trek de schakelaar opnieuw langer dan een seconde omhoog. Druk de schakelaar in en houd deze ingedrukt tot de ruit volledig is geopend. Laat de schakelaar los. Trek de schakelaar omhoog en houd hem in deze stand tot de ruit volledig is gesloten. Open de ruit en probeer deze vervolgens automatisch te sluiten.
Ruiten en spiegels N.B.: U kunt de spiegels alleen in- of uitklappen wanneer de spiegelschakelaar in de stand B staat. BINNENSPIEGEL WAARSCHUWING N.B.: Continu in- en uitklappen van de spiegels kan tot oververhitting leiden; in dat geval wordt de bediening voor korte tijd geblokkeerd. Dit ter voorkoming van permanente schade. Verstel de spiegel nooit tijdens het rijden. N.B.
Ruiten en spiegels N.B.: Integraal openen werkt slechts korte tijd nadat u de auto ontgrendeld hebt met behulp van de afstandsbediening. N.B.: Integraal sluiten functioneert alleen wanneer u het geheugen voor elke ruit correct hebt ingesteld. Zie Elektrisch bedienbare ruiten (bladzijde 59). Integraal openen Voor het sluiten van alle ruiten drukt u op de vergrendelknop van de afstandsbediening en houd u deze tenminste drie seconden lang ingedrukt.
Ruiten en spiegels Zonnescherm openen en sluiten 3. Houd de voorkant van de bediening ingedrukt tot het eerste actiepunt, tot het zonnescherm volledig is geopend. 4. Houd de achterkant van de bediening ingedrukt tot het eerste actiepunt, tot het zonnescherm volledig is gesloten. Als u Stap 2 niet binnen de 15 seconden na Stap 1 uitvoert, wordt de instelfunctie beëindigd. Zet het contact uit, wacht 30 seconden en zet het contact daarna weer aan. Start de procedure opnieuw vanaf het begin.
Instrumentenpaneel METERS A Informatiedisplay B Snelheidsmeter C Koelvloeistoftemperatuurmeter D Brandstofmeter E Toerenteller Informatiedisplay Instellingen en personalisering van de auto Kilometerteller Zie Persoonlijke instellingen (bladzijde 74). Aangebracht aan de onderzijde van de informatiedisplay en registreert de totale afstand die de auto heeft afgelegd. Motorkoelvloeistoftemperatuurmeter Buitenluchttemperatuur WAARSCHUWING Geeft de buitentemperatuur weer.
Instrumentenpaneel Bij normale bedrijfstemperatuur blijft de naald in het centrale gedeelte. Waarschuwingslamp antiblokkeerremsysteem Wanneer de wijzer in het rode gebied komt, is de motor oververhit. Zet de motor af, zet het contact af en stel de oorzaak vast zodra de motor is afgekoeld. Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 174). N.B.: Start de motor niet voordat de oorzaak voor de oververhitting is verholpen. Brandt deze lamp tijdens het rijden, dan wijst dit op een storing.
Instrumentenpaneel Controlelampje automatische snelheidsregeling Alle voertuigen Indien een van deze lampjes bij draaiende motor gaat branden, dan wijst dit op een storing. De motor blijft draaien maar levert wellicht minder vermogen. Wanneer deze tijdens het rijden knippert, minder dan onmiddellijk snelheid. Blijft de lamp knipperen, vermijd dan snel optrekken en krachtig afremmen. Laat uw auto onmiddellijk door een erkende dealer controleren. Het gaat branden wanneer u deze functie inschakelt.
Instrumentenpaneel Controlelampje mistlampen vóór Waarschuwingslamp laag brandstofpeil Dit lampje gaat branden wanneer u de mistlampen vóór inschakelt. Wanneer deze lamp brandt, dient u zo spoedig mogelijk te tanken. Waarschuwingslamp Vorst Controlelampje koplamp en parkeerlicht WAARSCHUWING Ook wanneer de temperatuur tot boven +4ºC (39°F) stijgt, is dit nog geen garantie dat de weg vrij is van gevaren die door plotselinge weersveranderingen kunnen ontstaan.
Instrumentenpaneel Waarschuwingslamp stabiliteitsregeling Waarschuwingstoon parkeerrem aan Het controlelampje gaat branden als het systeem is geactiveerd. Als het controlelampje blijft branden of niet brandt nadat u het contact heeft aangezet, dan geeft dit een storing aan. Bij storingen schakelt het systeem uit. Laat uw auto onmiddellijk door een erkende dealer controleren. Weerklinkt als de handrem is ingeschakeld en als u met de auto rijdt.
Infodisplays U kunt de bedieningstoetsen voor het informatiedisplay op het stuur gebruiken om diverse systeeminstellingen van uw auto in te stellen. De systeeminstellingen worden weergegeven op het dashboard. ALGEMENE INFORMATIE WAARSCHUWING Afleiding tijdens het rijden kan leiden tot verlies van de controle over de auto, aanrijdingen en letsel. We adviseren zeer voorzichtig te werk te gaan bij het gebruik van apparatuur die uw aandacht van de weg kunnen afleiden.
Infodisplays Tripcomputer 1 Gemiddelde snelheid Fabrieksinstelling * Zie Tripcomputer (bladzijde 74). Instellingen Verlichting Weergeven Signaaltonen Gemak Regen-/lichtsensor Aan of Uit Auto grootlicht Aan of Uit Koplampvertraging Handmatig of xx seconden Taalgegevens voor Kies uw toepasselijke instelling Maateenheid Kies uw toepasselijke instelling Temp.
Infodisplays Instellingen Alarm-systeem Gereduceerde beveiliging Vragen Systeem resetten Houd OK ingedrukt om systeem op fabrieksinstellingen terug te zetten Menustructuur informatie- en entertainmentdisplay System Check Active waarschuwingen worden het eerst weergegeven. Het menu System Check kan afwijken op basis van uitrustingsopties en actuele voertuigstatus. Druk op de pijltjestoetsen omhoog of omlaag om door de lijst te gaan. Met SYNC-Media heeft u toegang tot de SYNC-functies. N.B.
Infodisplays Menu SYNC-Instelling Bluetooth aan Standaard inst. Volledige reset Install. in SYNC Systeeminfo. Spraakinstell. USB doorzoeken SYNC-Applicaties Audio-instellingen Adaptief volume Sound DSP-instelling DSP-equalizer TA Nieuwsbericht Alt. frequentie RDS regionaal DAB-service link Auto Tractiecontrole ESC Hill start assist Alarm-systeem El. inklapb. spiegel Controlelampje Signaaltonen Klok Automat.
Infodisplays Menu Datum Tijdzone Zomertijd 24-uurs Gemiddeld brandstofverbruik KLOK Type 1 Geeft het gemiddelde brandstofverbruik aan vanaf het moment dat de functie op nul werd teruggesteld. Schakel om de klok af te stellen het contact in en druk indien nodig op de toets H of M op het informatie- en entertainmentdisplay. PERSOONLIJKE INSTELLINGEN Type 2 Meeteenheden N.B.: Gebruik het informatiedisplay om de klok in te stellen. Zie Algemene informatie (bladzijde 70).
Infodisplays Bepaalde berichten moeten worden bevestigd voordat toegang tot de menu's wordt verkregen. INFOBERICHTEN De berichtenindicator licht op om bepaalde berichten aan te vullen. Afhankelijk van de ernst van het bericht is de indicator rood of oranje en blijft deze branden totdat de oorzaak van het bericht is verholpen. Sommige berichten worden aangevuld door een systeemspecifiek symbool met een berichtenindicator. N.B.
Infodisplays Accu en laadsysteem Mededeling Berichtenindicatie Handeling Elektrisch systeem overspanning Veilig stoppen! Rode Breng de auto zo snel mogelijk tot stilstand zodra dit veilig kan, en schakel het contact uit. Laat uw auto zo snel mogelijk door een erkende dealer controleren. bijna leeg Check handboek Oranje Wordt weergegeven als waarschuwing bij lage acculaadstoestand. Schakel alle overbodige stroomverbruikers uit. Laat uw auto zo snel mogelijk door een erkende dealer controleren.
Infodisplays Mededeling Berichtenindicatie Handeling Achterportier passagierszijde open - Auto is niet in beweging. Sluiten. Motorkap open - Auto is niet in beweging. Sluiten. Deur kofferruimte open - Auto is niet in beweging. Sluiten. Nooddeur achteraan open - Auto is niet in beweging. Sluiten. Mededeling Berichtenindicatie Handeling Motorstoring Service nu Oranje Laat uw auto zo snel mogelijk door een erkende dealer controleren. Motortemp.
Infodisplays Verlichting Mededeling Berichtenindicatie Handeling Remlicht gloeilamp defect - Wordt weergegeven wanneer de gloeilamp van het remlicht is doorgebrand. Zie Gloeilampen vervangen (bladzijde 176). Dimlicht gloeilamp defect - Wordt weergegeven wanneer de gloeilamp van het dimlicht is doorgebrand. Zie Gloeilampen vervangen (bladzijde 176). Koplamp defect Onderhoud zsm Oranje Wordt weergegeven wanneer er een probleem in het elektrisch systeem optreedt.
Infodisplays Parkeerhulp Mededeling Berichtenindicatie Handeling Parkeerhulp storing Onderhoud zsm Oranje Wordt weergegeven wanneer het systeem een storing heeft ontdekt die onderhoud vereist. Laat uw auto zo snel mogelijk door een erkende dealer controleren. Zie (bladzijde 129). Mededeling Berichtenindicatie Handeling Parkeerrem aangetrokken Rode Wordt weergegeven wanneer de parkeerrem is aangetrokken, de motor loopt en uw rijsnelheid hoger is dan 5 km/h.
Klimaatregeling Het interieur verwarmen WERKING Laat de lucht naar de beenruimten stromen. Laat, bij koud of vochtig weer, een geringe hoeveelheid lucht naar de voorruit en de portierruiten stromen. Buitenlucht Zorg dat de luchtinlaat voor de voorruit niet geblokkeerd is (bijv. met sneeuw of bladeren), zodat het klimaatregelsysteem goed kan werken. Het interieur afkoelen Laat de lucht naar het hoofdniveau stromen.
Klimaatregeling Zij-luchtroosters Schuif de bediening voor de luchtstroom omlaag om het luchtrooster te sluiten.
Klimaatregeling A Aanjagersnelheid: Regelt de hoeveelheid lucht die in de auto circuleert. Draai deze knop om de gewenste snelheid te selecteren of de aanjager uit te schakelen. Als u de aanjager uitschakelt, kan de voorruit beslaan. B Luchtrecirculatie: Druk op de toets om te kiezen tussen toevoer van buitenlucht en gerecirculeerde lucht. Wanneer u luchtrecirculatie selecteert, gaat het lampje in de toets branden en wordt de lucht in het passagierscompartiment gerecirculeerd.
Klimaatregeling AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING A AUTO: Druk op de toets om de automatische werking te selecteren. Het systeem regelt de temperatuur, de hoeveelheid en de verdeling van de luchtstroom om de eerder geselecteerde temperatuur te bereiken en behouden. B Aanjagersnelheid: Regelt de hoeveelheid lucht die in de auto circuleert. Druk op de toetsen voor de gewenste aanjagersnelheid. De instelling wordt op het display weergegeven.
Klimaatregeling I Beenruimte: Druk op de toets om de lucht via de luchtroosters bij de beenruimte te verdelen. J Airconditioning: Druk op toets om de airconditioning in of uit te schakelen. De airconditioning koelt uw auto met buitenlucht. Ter verbetering van de airconditioning na het starten van de auto, kunt u het beste twee tot drie minuten met iets geopende ruiten rijden.
Klimaatregeling Snel koelen van het interieur N.B.: Rijd niet met het systeem uitgeschakeld of met voortdurend ingeschakelde luchtrecirculatie om ophoping van vocht in de auto te voorkomen. • • N.B.: Plaats geen voorwerpen onder de voorstoelen, want dit kan de luchtstroom naar de achterbank belemmeren. • N.B.: Zorg dat de luchtinlaat voor de voorruit niet geblokkeerd is (bijv. met sneeuw of bladeren), zodat het klimaatregelsysteem goed kan werken. Aanbevolen instellingen voor koelen • N.B.
Klimaatregeling Maximale koelprestatie in stand dashboard of dashboard/beenruimte • • • Stel de temperatuurregeling op de laagste stand in. Druk op de toets A/C en de toets luchtrecirculatie. Stel de aanjagersnelheid eerst op de hoogste stand in en vervolgens op de gewenste stand voor uw comfort in. BEDIENING KLIMAATREGELING ACHTERIN A Aanjagersnelheid: Regelt de hoeveelheid lucht die in de auto circuleert. Draai deze knop om de gewenste snelheid te selecteren of de aanjager uit te schakelen.
Klimaatregeling Verwarmde buitenspiegels (indien aanwezig) A Verwarmde voorruit B Verwarmde achterruit of verwarmde buitenspiegels Druk op de knop om een dunne laag ijs of mist van de verwarmde buitenspiegels te wissen. Na een korte tijd worden deze automatisch uitgeschakeld. N.B.: Op voertuigen zonder schakelaar voor de verwarmde buitenspiegels gaan deze automatisch aan wanneer u de verwarmde achterruit aanzet. Voorruitverwarming N.B.
Klimaatregeling Het systeem warmt de motor en het interieur van uw auto op; het gebruikt brandstof uit de brandstoftank van het voertuig. Het systeem werkt alleen terwijl uw auto stilstaat en de motor is uitgeschakeld. Standkachel programmeren Verwarmingstijden programmeren: 1. Gebruik de bedieningstoetsen op het informatiedisplay op het stuur om naar het hoofdmenu te gaan. Zie Infodisplays (bladzijde 70). 2. Kies Standkachel.
Klimaatregeling N.B.: De geprogrammeerde tijdstippen moeten minstens 70 minuten voor de tijd die u wilt instellen worden ingesteld. U kunt Tijd 2 gebruiken om een tweede cyclus in te stellen, bijvoorbeeld verschillende tijdstippen op verschillende dagen of twee keer op dezelfde dag. De procedure voor programmeren is hetzelfde als voor de programmatimer Tijd 1. Standkachel programmeren, functies Tijd 1 en Tijd 2 Standkachel programmeren voor een enkele cyclus 1. 2. 3. 4. 5. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Klimaatregeling 4. Vink Nu verwarmen uit om de verwarming uit te schakelen. Standverwarming Het systeem wordt automatisch in- en uitgeschakeld, afhankelijk van de buitentemperatuur en de temperatuur van de motorkoelvloeistof in uw auto, tenzij u het hebt uitgezet. Standkachel uitschakelen: 1. Gebruik de bedieningstoetsen op het informatiedisplay op het stuur om naar het hoofdmenu te gaan. Zie Infodisplays (bladzijde 70). 2. Selecteer Standkachel en druk op de toets OK. N.B.
Stoelen Er wordt aangeraden de volgende richtlijnen in acht te nemen: • Ga rechtop zitten met de onderzijde van uw rug zover mogelijk naar achteren. • Kantel de rugleuning van de stoel niet meer dan 30 graden achterover. • Stel de hoofdsteun zodanig in, dat de bovenzijde gelijkligt met de bovenzijde van uw hoofd. Stel de hoofdsteun zover mogelijk naar voren in. Zorg hierbij ervoor dat u comfortabel zit. • Houd voldoende afstand tussen uzelf en het stuurwiel.
Stoelen De hoofdsteunen verwijderen Hoofdsteun midden achterbank Hoofdsteun voor Druk de borgknoppen in en verwijder de hoofdsteun. HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN 1. Druk de vergrendelknop in en houd deze ingedrukt. 2. Maak de bevestigingsklem m.b.v. een geschikt werktuig los. WAARSCHUWINGEN Stel de bestuurdersstoel of de rugleuning niet af wanneer het voertuig in beweging is. Wanneer deze waarschuwing niet wordt opgevolgd, kan dit ernstig letsel of de dood tot gevolg hebben.
Stoelen De stoel naar achteren en naar voren bewegen Hoogte van de bestuurdersstoel verstellen WAARSCHUWING Beweeg de stoel naar voren en naar achteren nadat u de hendel hebt losgelaten om te controleren of de stoel goed is vergrendeld. Een stoel die niet vergrendeld is kan gevaarlijk zijn bij een botsing en kan leiden tot ernstige of dodelijke verwondingen.
Stoelen WAARSCHUWINGEN Zit niet achter een stoel die u neerklapt. Dit kan het risico op ernstige verwondingen bij een botsing verhogen. WAARSCHUWINGEN Plaats geen voorwerpen op een neergeklapte stoel. Harde voorwerpen kunnen projectielen worden bij een botsing of bij bruusk remmen, waardoor er meer kans kan zijn op verwondingen. N.B.: Breng de hoofdsteun volledig omlaag wanneer de stoelen worden gekanteld. Zie Hoofdsteunen (bladzijde 91). Auto's met vijf stoelen De stoel naar voren klappen 1.
Stoelen 3. Trek aan de riem aan de achterkant van de rugleuning. 4. Breng de stoel omhoog. De stoelen verwijderen 5. Hef de steunbalk en verbind deze met het frame van de stoelzitting. Zo kan het frame van de stoelzitting niet achteruit vallen. N.B.: Passagiers op de achterbank kunnen zitten naast een stoel op dezelfde rij waarvan de rugleuning ingeklapt is, maar niet wanneer de stoel gekanteld is. 1. Breng de stoel omhoog. 2. Draai aan de vergrendelhendel. 3. Verwijder de voorstoel.
Stoelen Auto's met zeven stoelen Stoelen tweede zitrij De stoel platleggen 3. Trek aan de grote riem aan de achterkant van de rugleuning. 4. Breng de stoel vooruit en omlaag. N.B.: Er is een zachte klik te horen wanneer de stoel omlaag wordt vergrendeld. N.B.: Passagiers op de achterbank kunnen zitten naast een stoel op dezelfde rij waarvan de rugleuning ingeklapt is, maar niet wanneer de stoel gekanteld is. 1. Trek aan de riem aan de zijkant van de rugleuning. 2. Klap de rugleuning naar voren.
Stoelen De stoel uitklappen 1. Trek aan de grote riem aan de achterkant van de rugleuning, hef de stoel omhoog en duw deze verder in de vergrendelde positie. 2. Trek aan de korte riem aan de achterkant van de rugleuning en klap de rugleuning terug omhoog. De stoel platleggen 1. Schuif de stoel helemaal achteruit.
Stoelen Een vlakke laadvloer maken 4. Trek aan de riem aan de achterkant van de rugleuning. 5. Klap de rugleuning naar voren. De bekleding wordt op zijn plaats gehouden via magneten. Vouw de bekleding naar voren om de ingeklapte stoelen te bedekken.
Stoelen Doe het volgende niet! • Zware voorwerpen op de stoel plaatsen. • De stoelverwarming inschakelen indien water of een andere vloeistof op de stoel gemorst is. Laat de stoel grondig drogen. • De stoelverwarming inschakelen terwijl de motor niet loopt. Hierdoor kan de accu worden ontladen. Klap de armsteun omlaag om de armsteun en de bekerhouder te gebruiken. Stel de regeling op de gewenste warmtestand in.
Extra voedingsaansluitingen Voedingspunt met 12 Volt gelijkstroom Plaats Voedingspunten kunt u vinden: • op de middenconsole • aan de achterzijde van de middenconsole; • in de bagageruimte. WAARSCHUWINGEN Gebruik het voedingspunt niet voor een aanstekerelement, dit kan brand of ernstige verwondingen veroorzaken. Stop geen andere voorwerpen dan een stekker voor een accessoire in het voedingspunt, dit kan brand of ernstige verwondingen veroorzaken.
Opbergvakken BEKERHOUDERS DAKCONSOLE WAARSCHUWINGEN Plaats tijdens het rijden geen hete dranken in de bekerhouders. WAARSCHUWING Plaats geen zware voorwerpen in het opbergvak. Zware voorwerpen kunnen bij een aanrijding of abrupte stop rondgeslingerd worden, waardoor het risico op ernstig letsel wordt verhoogd. Zorg ervoor dat de bekers die in de houders zijn geplaatst het zicht niet hinderen tijdens het rijden. MIDDENCONSOLE WAARSCHUWING Gebruik alleen zachte bekers in de bekerhouder.
Motor starten en stoppen ALGEMENE INFORMATIE CONTACTSLOT WAARSCHUWINGEN Door langdurig stationair draaien met hoge motortoerentallen kan tot zeer hoge temperaturen in de motor en het uitlaatsysteem leiden, waardoor het risico op brand of andere schade ontstaat. Laat de motor niet stationair draaien en parkeer of rij de auto niet op droog gras of ander droog materiaal. Het emissiesysteem warmt de motorruimte en het uitlaatsysteem op, waardoor het risico op brand ontstaat.
Motor starten en stoppen Verzopen motor Stuur ontgrendelen: 1. Steek de sleutel in het contact. 2. Draai de contactsleutel naar stand I. 1. Druk het koppelingspedaal volledig in. 2. Druk het gaspedaal volledig in en houd het ingedrukt. 3. Start de motor. N.B.: U moet het stuur wellicht enigszins draaien om te helpen bij het ontgrendelen wanneer druk op het stuur wordt uitgeoefend. Slaat de motor niet aan, herhaal dan de startprocedure zoals beschreven onder Koude of warme motor.
Motor starten en stoppen 2. Start de motor. EEN DIESELMOTOR STARTEN Wacht even wanneer de motor niet binnen 10 seconden aanslaat, en probeer het opnieuw. Koude of warme motor Als de motor na drie startpogingen nog niet is aangeslagen, wacht dan 10 seconden en ga te werk zoals is beschreven onder Verzopen motor. 1. Zet het contact aan en wacht tot de controlelamp van het voorgloeisysteem uitgaat. 2. Druk het koppelingspedaal volledig in. 3. Start de motor. N.B.: Druk het gaspedaal niet in.
Motor starten en stoppen Als uw ritten voldoen aan de volgende voorwaarden: • U rijdt alleen korte afstanden. • U schakelt het contact regelmatig in en uit. • Tijdens uw ritten wordt veelvuldig versneld of afgeremd. DIESELROETFILTER Het filter is een onderdeel van het uitlaatgasemissiesysteem van uw auto. Het zuivert de uitlaatgassen van schadelijke roetdeeltjes bij auto's met dieselmotor.
Motor starten en stoppen • MOTORBLOKVERWARMING WAARSCHUWINGEN Het niet opvolgen van de instructies bij de motorblokverwarming kan leiden tot eigendomsschade of ernstig letsel. • Gebruik de verwarming niet in combinatie met ongeaarde elektrische systemen of tweepunts-adapters. Er bestaat kans op een elektrische schok. • • N.B.: De verwarming is het meest effectief bij buitentemperaturen van minder dan -18 °C. • De verwarming functioneert als starthulp door de motorkoelvloeistof te verwarmen.
Unieke rijeigenschappen AUTO-START-STOP - TREND ECOLITE WAARSCHUWINGEN Schakel altijd het contact uit voordat u uit de auto stapt, want het systeem kan de motor wel uitgeschakeld hebben, maar het contact is nog steeds ingeschakeld. ECO-systeem N.B.: Voor auto's met start/stop-schakelaar verschillen de accuvereisten. U moet de auto-accu vervangen door een accu van exact dezelfde specificatie. Het systeem werkt wellicht niet wanneer extra energieverbruikers blijven aangesloten bij uitgeschakeld contact.
Unieke rijeigenschappen Het systeem uit- en inschakelen N.B.: De keuzehendel van de transmissie moet in neutraal staan. Als de transmissiekeuzehendel niet in neutraal staat, gaat de start/stop-controlelamp knipperen en wordt een bericht weergegeven in het display. Het systeem kan onder bepaalde omstandigheden om een motorherstart verzoeken, bijvoorbeeld: • Lage acculaadtoestand. • De voorruitverwarming of de achterruitverwarming is ingeschakeld. • De auto beweegt (bijvoorbeeld bergaf rollen).
Unieke rijeigenschappen N.B.: Het systeem wordt automatisch ingeschakeld wanneer u het contact inschakelt. Druk op de schakelaar in het instrumentenpaneel om het systeem uit te schakelen. Het systeem wordt alleen uitgeschakeld gedurende de huidige contactcyclus. Druk nogmaals op de schakelaar om het systeem in te schakelen. Voor locatie: Zie Overzicht instrumentenpaneel (bladzijde 15). WAARSCHUWINGEN Schakel het contact uit voordat de motorkap wordt geopend of onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd.
Brandstof en tanken • VEILIGHEIDSMAATREGELEN WAARSCHUWINGEN Tank de brandstoftank niet te vol. De druk in een overvolle tank kan lekkage veroorzaken en leiden tot het naar buiten spuiten van brandstof en brand. Het brandstofsysteem kan onder druk staan. Als u een sissend geluid hoort bij de tankklep (Easy Fuel-systeem zonder tankdop), tank dan niet voordat het geluid gestopt is. Anders kan er brandstof naar buiten spuiten, wat tot ernstig letsel kan leiden.
Brandstof en tanken veroorzaken. Bij gevoelige personen kan dit leiden tot ernstig letsel of ziekte. Als er brandstof op de huid terecht komt, was deze dan grondig met water en zeep. Neem direct contact op met een arts als u bijwerkingen ondervindt. BRANDSTOFKWALITEIT DIESEL WAARSCHUWINGEN Meng de diesel niet met olie, benzine of andere vloeistoffen. Deze kunnen een chemische reactie veroorzaken. BRANDSTOFKWALITEIT BENZINE Voeg geen kerosine, paraffine of benzine aan de diesel toe.
Brandstof en tanken • • Het contact moet na het tanken wellicht enkele malen van OFF naar ON worden gedraaid, zodat het brandstofsysteem de brandstof van de tank naar de motor kan pompen. Tijdens het starten kan de starttijd enkele seconden langer duren dan normaal. Bij een sleutelloos ontstekingssysteem kan de motor gewoon worden gestart. De starttijd duurt langer dan normaal. Normaal gesproken is het tanken van 4,6 liter brandstof genoeg om de motor te starten.
Brandstof en tanken KATALYSATOR WAARSCHUWINGEN Wanneer u een hogedrukspuit gebruikt om uw auto te wassen, spuit dan kort op de brandstofvulklep vanaf een afstand van niet minder dan 200 millimeter. WAARSCHUWING Laat de motor niet stationair draaien of parkeer de wagen niet op droge bladeren, droog gras of ander brandbaar materiaal. Tijdens het gebruik van de motor en na het afzetten van de motor straalt het uitlaatsysteem veel warmte uit. Dit kan brandgevaar opleveren.
Brandstof en tanken 4. Bedien het vulpistool binnen de getoonde gebieden. N.B.: Na het plaatsen van een vulpistool met de correcte afmeting wordt een veerbelaste blokkering geopend. Hierdoor wordt voorkomen dat onjuiste brandstof wordt getankt. 5. Til het vulpistool licht op om het te verwijderen. 2. Breng het vulpistool tot en met de eerste nok op het vulpistool A in. Laat het rusten op de afdekking van de vulbuis.
Brandstof en tanken • BRANDSTOFVERBRUIK N.B.: De hoeveelheid bruikbare brandstof in de tankreserve kan verschillen en er mag niet op worden vertrouwd om het rijbereik te vergroten. Als wordt getankt nadat de brandstofmeter een lege tank heeft aangegeven, dan kan wellicht niet de volledige hoeveelheid van de genoemde inhoud van de brandstoftank worden getankt, omdat de tankreserve nog aanwezig is in de tank. • • Contact uitzetten voor het tanken.
Brandstof en tanken Houd dit minimaal een maand bij en noteer het rijtype (stad of snelweg). Dit levert een nauwkeurige schatting op van het brandstofverbruik van uw auto onder de huidige rij-omstandigheden. Het bijhouden van bestanden tijdens de zomer en de winter geeft aan hoe de temperatuur van invloed is op het brandstofverbruik. Lagere temperaturen betekenen over het algemeen een lager brandstofverbruik. BRANDSTOFVERBRUIKCIJFERS - 1.
Brandstof en tanken BRANDSTOFVERBRUIKCIJFERS - 1.6L DURATORQ-TDCI (55KW/75PK)/1.
Brandstof en tanken Auto's met: snelheidsbegrenzing Uitvoering Allemaal Bebouwde kom Provinciale wegen Gecombineerd CO2-emissies MPG (L/100 km) MPG (L/100 km) MPG (L/100 km) g/km 57,6 (4,9) 68,9 (4,1) 64,2 (4,4) 115 BRANDSTOFVERBRUIKCIJFERS - 1.
Versnellingsbak/transmissie HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK - AUTO'S MET: HANDGESCHAKELDE 6VERSNELLINGSBAK AUTOMATISCHE TRANSMISSIE WAARSCHUWING Zorg dat de parkeerrem altijd volledig ingeschakeld is en zorg dat de keuzehendel van de transmissie in stand P staat. Schakel het contact uit en verwijder de sleutel als u de auto verlaat. De achteruit inschakelen Schakel de achteruit niet in wanneer de auto in beweging is. Dit kan inwendige schade aan de versnellingsbak veroorzaken.
Versnellingsbak/transmissie Druk de knop op de keuzehendel van de transmissie in om een andere stand in te schakelen. N (Neutral) In deze stand wordt geen aandrijfkracht op de wielen overgebracht maar de transmissie is niet geblokkeerd. Wanneer de keuzehendel van de transmissie in deze stand staat, kunt u de motor starten. De stand van de keuzehendel wordt in het display weergegeven. P (Park) D (Drive) WAARSCHUWINGEN Zet de keuzehendel van de transmissie alleen in de parkeerstand bij stilstaande auto.
Versnellingsbak/transmissie Als de auto vast komt te zitten in modder of sneeuw WAARSCHUWINGEN De transmissie schakelt automatisch terug wanneer het motortoerental te laag is. Als de auto vast komt te zitten in modder of sneeuw, dan mag deze heen en weer worden bewogen door te schakelen tussen vooruit- en achteruitversnellingen (stoppen tussen schakelingen met een regelmatig patroon). Trap het gaspedaal in iedere versnelling licht in.
Versnellingsbak/transmissie 2. Verwijder het zijpaneel van de middenconsole. N.B.: De hendel is roze van kleur. 3. Druk het rempedaal in. Draai de hendel m.b.v. een geschikte gereedschapspers naar voren terwijl u de keuzehendel vanuit de parkeerstand in de neutraalstand trekt. N.B.: Neem zo snel mogelijk contact op met een erkende dealer als deze procedure wordt toegepast.
Remmen Remhulp ALGEMENE INFORMATIE De remhulp detecteert wanneer u bruusk remt door te meten in hoeverre u het rempedaal indrukt. Het systeem zorgt voor een maximale remdruk zolang het rempedaal wordt ingedrukt. De remhulp kan de stopafstanden beperken in kritieke situaties. WAARSCHUWING Afleiding tijdens het rijden kan leiden tot verlies van de controle over de auto, aanrijdingen en letsel.
Remmen 1. Druk het rempedaal krachtig in. 2. Trek de handremhendel volledig omhoog. Het systeem maakt het eenvoudiger op te trekken wanneer uw auto op een helling staat zonder dat het noodzakelijk is gebruik te maken van de parkeerrem. De handrem lossen: Wanneer het systeem actief is, blijft de auto nadat u het rempedaal hebt losgelaten twee tot drie seconden op de helling stilstaan. Zo hebt u de tijd om uw voet van het rempedaal naar het gaspedaal te verplaatsen.
Remmen REGELING VOOR BERGOP RIJDEN - AUTO'S MET: HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK de auto op een helling kan terugrollen. Dit is een voordeel wanneer u op een helling moet optrekken, bijvoorbeeld vanaf een oprit van een parkeerplaats, bij verkeerslichten of tijdens achteruit inparkeren op een helling. WAARSCHUWINGEN Het systeem vervangt niet de parkeerrem. Bedien voor het verlaten van de auto altijd de parkeerrem. Als u uw auto niet veilig parkeert, kan dit leiden tot een botsing of verwondingen.
Aandrijfregeling WERKING Het tractieregelsysteem helpt het doordraaien van aangedreven wielen en verlies van tractie te voorkomen. Indien uw auto begint te schuiven, laat het systeem de remmen van individuele wielen aangrijpen en, indien nodig, vermindert het tegelijkertijd het motorvermogen. Indien de wielen tijdens het accelereren op gladde of losse ondergrond doordraaien, vermindert het systeem het motorvermogen om de tractie te vergroten.
Stabiliteitsregeling Het systeem zorgt ook voor een betere tractieregeling door het motorkoppel te verlagen wanneer de wielen bij het accelereren beginnen door te draaien. Het verbetert de mogelijkheden om op gladde of losse oppervlakken te kunnen optrekken en het verbetert het comfort door wielspin in haarspeldbochten te beperken.
Stabiliteitsregeling De stabiliteitsregeling blijft ingeschakeld, zelfs wanneer u de aandrijfregeling hebt uitgeschakeld.
Parkeerhulp N.B.: Houd de sensoren vrij van vuil, ijs en sneeuw. Reinig de sensoren niet met scherpe voorwerpen. WERKING WAARSCHUWINGEN Het systeem is niet bedoeld om de bestuurder te ontheffen van zijn plicht om tijdens het rijden voorzichtig en oplettend te zijn. N.B.: Het systeem kan valse alarmen geven als het een signaal detecteert dat gebruik maakt van dezelfde frequentie als de sensoren of als uw auto helemaal volgeladen is.
Parkeerhulp N.B.: Sommige accessoires kunnen de prestaties beperken of verkeerde activering veroorzaken. Bijvoorbeeld grote trekhaken, fietsendragers of rekken voor surfplanken. N.B.: De sensoren van het parkeerhulpsysteem moeten schoon en vrij van sneeuw en ijs worden gehouden om slechte prestaties of verkeerde activering te voorkomen. Reinig de sensors niet met scherpe voorwerpen. N.B.
Parkeerhulp Sensorsysteem voor en achter De volgende geluidssignalen zijn te horen wanneer grote voorwerpen zich binnen het dekkingsgebied van elke bumper bevinden: • U hoort een hoge toon uit de voorste luidsprekers van het audiosysteem wanneer grote voorwerpen zich binnen het dekkingsgebied van de sensor op de voorbumper van uw auto bevinden. Als de auto dichter bij een groot voorwerp rijdt, wordt het geluidssignaal sneller herhaald.
Parkeerhulp Zet de keuzehendel van de transmissie uit R (achteruit), D (vooruit), L (laag) of rijd weg van grote voorwerpen of druk op de parkeerhulpknop om het systeem uit te schakelen. Voor de plaats van het item: Zie In één oogopslag (bladzijde 12). Als er een storing aanwezig is in het systeem, verschijnt een waarschuwingsbericht op het informatiepaneel en kunt u het systeem niet inschakelen. N.B.
Parkeerhulp WAARSCHUWINGEN Voorwerpen boven de camera zijn wellicht niet zichtbaar. Controleer indien nodig het gebied achter de auto. Afstandsmarkeringen zijn slechts een richtlijn en worden berekend voor ongeladen auto's op een vlak wegdek. De lijnen tonen een geprojecteerd voertuigpad en de afstand bij benadering vanaf de achterbumper tot een voorwerp.
Parkeerhulp N.B.: Bij achteruitrijden met een aanhanger toont de camera de richting van de auto en niet de richting van de aanhanger. N.B.: Bij achteruitrijden met een aanhanger worden de lijnen niet weergegeven op het scherm. Achteruitkijkcamera uitschakelen Zet de keuzehendel van de transmissie uit achteruit (R). N.B.: Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld nadat uit achteruit is geschakeld. Auto's met parkeerhulp (indien aanwezig) Op het scherm is een gekleurde afstandsbalk te zien.
Snelheidsregeling (Cruise Control) WERKING De cruise control schakelaars bevinden zich op het stuurwiel. Via de cruise control kan een ingestelde snelheid worden aangehouden zonder uw voet op het gaspedaal te houden. Cruise control inschakelen Druk op de ON toets en laat deze los. Het controlelampje in het instrumentenpaneel gaat branden.
Rijhulpmiddelen N.B.: De ingestelde snelheidslimiet kan gedurende een korte periode doelbewust worden overschreven (bijvoorbeeld tijdens inhalen). SNELHEIDSBEGRENZER Werkprincipe WAARSCHUWING Het systeem in- en uitschakelen Wanneer u een heuvel afrijdt, kan de voertuigsnelheid hoger worden dan de ingestelde snelheid. Het systeem bedient de remmen niet, maar geeft een waarschuwing af. Druk op schakelaar B. Het informatiedisplay vraagt u, een snelheid in te stellen.
Rijhulpmiddelen ACTIVE CITY STOP WAARSCHUWINGEN Het systeem werkt mogelijk niet wanneer u scherpe bochten neemt. Als u niet voorzichtig bent, kan dit leiden tot een botsing of verwondingen. Werking WAARSCHUWINGEN U bent steeds verantwoordelijk voor de bediening van uw auto. Het systeem is niet bedoeld om de bestuurder te ontheffen van zijn plicht om tijdens het rijden voorzichtig en oplettend te zijn.
Rijhulpmiddelen Het systeem kan het risico op een botsing tegen lage snelheid tegen een andere auto beperken. Het helpt ook de schade bij een botsing te beperken of kan de botsing helemaal voorkomen. N.B.: U moet het rempedaal intrappen om de volledige remkracht te verkrijgen. Het systeem uit- en inschakelen Uw auto wordt geleverd met ingeschakeld systeem. Indien nodig kunt u deze functie uitschakelen via de bedieningstoetsen op het informatiedisplay. Zie Algemene informatie (bladzijde 70). N.B.
Transport ALGEMENE INFORMATIE OPBERGRUIMTE ONDER VLOER ACHTERIN WAARSCHUWINGEN Gebruik bevestigingsriemen die voldoen aan een norm, bijv. DIN. Vloer passagiersruimte Zorg ervoor dat alle losse voorwerpen goed zijn vastgezet. Plaats bagage en ander voorwerpen zo laag mogelijk en zo ver mogelijk naar voren in de bagageruimte of de laadruimte. Rijd niet met geopende achterklep of achterdeur. Uitlaatgassen kunnen de auto worden binnengezogen.
Transport Afstelbare laadvloer (indien aanwezig) BAGAGENETTEN Net aanbrengen Bij auto's met een reservewiel van de standaard afmeting kan de laadvloer worden afgesteld in twee standen. De voorzijde van de laadruimtevloer kan op (voor hoge positie) of onder (voor lage positie) de randen achter de achterstoelen worden geplaatst. De achterzijde van de laadruimtevloer steunt steeds op de twee plankjes op de bekleding van de achterklep. 1.
Transport 3. Maak de riemen vast. 2. Bevestig het net aan de bevestigingspunten voor de bagage. Zie Bagageverankeringspunten (bladzijde 140).
Transport 1. Maak de riemen los. 2. Maak het net los van de bevestigingspunten voor de bagage. 3. Verwijder de bovenste stangen. N.B.: Plaats geen ladingen op het dakpaneel. Maximale ladinggewichten Overschrijd de volgende maximale ladinggewichten voor de imperiaal niet. DAKREKKEN EN BAGAGEDRAGERS Uitvoering WAARSCHUWINGEN Wanneer u een imperiaal aanbrengt, lees dan de instructies van de fabrikant en volg deze op. Als u niet voorzichtig bent, kan dit leiden tot een botsing of verwondingen.
Aanhangers trekken • TREKKEN VAN EEN AANHANGER WAARSCHUWINGEN Rijd niet harder dan 100 km/u. Dit kan leiden tot verlies van controle over de auto, ernstige of dodelijke verwondingen. De bandenspanningen moeten worden vermeerderd met 3 psi (0,2 bar) boven de specificatie. Overschrijd de maximumdruk op de zijkant van de band niet. Dit kan ernstige verwondingen veroorzaken. Zie Velgen en banden (bladzijde 191).
Aanhangers trekken Het bruto treingewicht op het identificatieplaatje van de auto is van toepassing op hellingen tot 12% en hoogtes tot 3281 foot (1000 m) wanneer een aanhanger wordt getrokken. In berggebieden worden de motorprestaties kleiner omwille van de lage luchtdichtheid op hogere hoogtes. In hogere regio's boven 3281 foot (1000 m) moet het opgegeven maximaal toegestane bruto treingewicht met 10% worden verminderd voor elke extra 3281 foot (1000 m). N.B.
Aanhangers trekken Verwijder het paneel en breng het sleepoog aan. WAARSCHUWINGEN De rem- en stuurbekrachtiging werken niet, tenzij de motor draait. Druk het rempedaal harder in en houd rekening met langere remafstanden en een zwaarder draaiend stuurwiel. Als u niet voorzichtig bent, kan dit leiden tot een botsing of verwondingen. Achterste trekogen Te veel spanning op een sleepkabel kan uw auto of de takelwagen beschadigen.
Aanhangers trekken U moet een sleepkabel of een sleepbalk gebruiken die sterk genoeg is voor het gewicht van de takelwagen en de auto die wordt gesleept. Sleepkabels of sleepbalken moeten aan dezelfde kant worden geplaatst. Bijvoorbeeld sleeppunt rechtsachter verbonden met sleeppunt rechtsvoor. N.B.: Het gebruik van een sleepbalk is de veiligste manier om een auto te slepen.
Aanhangers trekken Neem contact op met een professionele takeldienst als de auto moet worden getakeld. Als u lid bent van een programma voor pechassistentie, neemt u contact op met uw leverancier voor pechassistentie. Om de auto te takelen moet uitrusting voor laadbedden of hefuitrusting voor de wielen en verrijdbare onderstellen worden gebruikt, zodat er voor voldoende bodemvrijheid is. Gebruik geen hefgereedschap met hijsstrop.
Tips voor het rijden Anticipatie INRIJDEN Door uw rijsnelheid aan te passen en de afstand tot voertuigen voor u aan te passen zodat hard remmen of versnellen niet nodig is. Banden WAARSCHUWING Nieuwe banden hebben een inlooptijd van ongeveer 500 kilometer. Gedurende deze periode kan de auto een andere rijkarakteristiek vertonen. Efficiënte snelheid Bij een hogere snelheid wordt meer brandstof verbruikt. Verlaag uw kruissnelheid op buitenwegen.
Tips voor het rijden Als de motortemperatuur blijft stijgen, zal de brandstoftoevoer naar de motor verminderen. De airconditioning wordt uitgeschakeld en de koelventilator van de motor blijft werken. 1. 2. 3. 4. 5. Houd tijdens rijden in water een lage snelheid aan en zet de auto niet stil. Voer na het rijden door water de volgende procedures uit, zodra de situatie dit toelaat: • Trap het rempedaal licht in om te controleren of de remmen correct werken. • Controleer of de claxon werkt.
Tips voor het rijden WAARSCHUWINGEN Plaats geen vloermatten die niet zijn bevestigd of andere vloerbedekking op de vloer. Plaats geen extra vloermatten of andere vloerbedekking bovenop de originele vloermatten. Dit zal de speling van de pedalen kleiner maken en de werking van de pedalen hinderen. Zorg dat er geen voorwerpen vallen of klem raken onder de pedalen van uw auto. Hierdoor kunt u de controle over de auto verliezen. Voer regelmatig inspecties uit ter controle dat de vloermatten goed zijn bevestigd.
Wat te doen bij pech WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN BRANDSTOFAFSLUITER WAARSCHUWING Als brandstoflekkage na een aanrijding niet wordt gecontroleerd of indien nodig wordt verholpen, dan kan de kans op brand en ernstig letsel toenemen. Wij raden aan na een aanrijding het brandstofsysteem door een erkende dealer te laten inspecteren. De knop voor alarmknipperlichten is aangebracht op het instrumentenpaneel. Gebruik de knop wanneer uw auto een veiligheidsgevaar is voor andere weggebruikers.
Wat te doen bij pech Voor aansluiten hulpstartkabels 4. Verbind de minpool (-) van auto B met de massaverbinding van auto A (kabel D). WAARSCHUWINGEN Sluit niets aan op de minuspool (–) van een bijna ontladen accu. Zorg ervoor dat de kabels niet met draaiende onderdelen en onderdelen van het brandstoftoevoersysteem in aanraking kunnen komen. A Voertuig met bijna ontladen accu Motor starten 1.
Zekeringen Zekeringenkast bagageruimte PLAATSEN ZEKERINGENHOUDERS Zekeringkast motorruimte De zekeringenkast bevindt zich in de motorruimte. Zie Onderhoud (bladzijde 165). Zekeringenkast in passagierscompartiment De zekeringenkast bevindt zich aan de rechterkant in de bagageruimte. Verwijder de kap van de zekeringkast voor toegang tot de zekeringen. De zekeringenkast bevindt zich onder het handschoenenkastje.
Zekeringen Als elektrische componenten in de auto niet werken, kan er een zekering kapot zijn. Kapotte zekeringen hebben een kapotte draad in de zekering. Controleer de betreffende zekeringen alvorens elektrische componenten te vervangen.
Zekeringen SPECIFICATIE-OVERZICHT ZEKERINGEN Zekeringkast motorruimte Zekering Klasse zekering Beveiligde circuits F1 - Wordt niet gebruikt F2 - Wordt niet gebruikt F3 - Wordt niet gebruikt F4 - Wordt niet gebruikt F5 - Wordt niet gebruikt F6 - Wordt niet gebruikt F7 40 A F8 30 A ** Antiblokkeersysteem Elektronisch stabiliteitsprogramma ** Stabiliteitsregeling 155 Tourneo Connect (CHC) Long Wheelbase Kombi/Short Wheelbase Kombi, Base/Base High Payload/Titanium/Titanium High Pa
Zekeringen Zekering Klasse zekering F9 30 A F10 40 A F11 20 A F12 Beveiligde circuits ** Achterruitverwarming ** Ventilatormotor ** Hulpstroomvoorziening middenconsole achteraan 30 A ** Computer motorregeling (PCM) F13 30 A ** Startrelais F14 40 A ** Verwarmde voorruit (rechterzijde) F15 20 A ** Extra voedingsaansluitingen achter 25A F16 40 A F17 20 A F18 20A F19 5A F20 15 A F21 5A F22 15 A Inlaatluchtkoeler (1.
Zekeringen Zekering Klasse zekering F27 15 A F28 5A Module kwaliteit spanning (ontsteking) 25A Elektrisch bediende achterruiten (zonder portierregeleenheid) * * Beveiligde circuits Koppeling van compressor airconditioning F29 25 A F30 5A Uitgang contactschakelaar stand II F31 10A Alarmclaxon F32 15 A * * 10A F33 Elektrisch bediende voorruiten (zonder portierregeleenheid) Motorregelmodule Solenoïde luchtmassa Solenoïde uitlaatgasrecirculatie 10 A Motorregelmodule 15A Bobinesame
Zekeringen * Zekering Klasse zekering F45 10 A F46 40 A F47 7,5A F48 25 A Beveiligde circuits * Verwarmde sproeierkop ** Voorruitwissers * Verwarmde buitenspiegel (zonder portierregeleenheid) Carrosserieregelmodule ** Mini-zekeringen Zekeringen met patroon Relais Geschakelde circuits R1 Ventilator inlaatluchtkoeler (1.
Zekeringen Zekeringenkast in passagierscompartiment Zekering Klasse zekering F56 20A Beveiligde circuits F57 - Wordt niet gebruikt F58 - Wordt niet gebruikt F59 5A Transceiver passief anti-diefstalsysteem F60 10A Binnenlamp Bestuurdersdeur - schakelaargroep Verlichting dashboardkastje Benzinepomp 159 Tourneo Connect (CHC) Long Wheelbase Kombi/Short Wheelbase Kombi, Base/Base High Payload/Titanium/Titanium High Payload/Trend/Trend ECOlite/Trend High Payload
Zekeringen Zekering Klasse zekering Beveiligde circuits Schakelaars dakconsole F61 - Wordt niet gebruikt F62 5A Automatisch wissen Automatisch dimmende binnenspiegel Adaptieve cruise control (voorste sensormodule) F63 10A F64 - F65 10A F66 - F67 7,5A SYNC Voorste display interface-module Gps-module F68 15A Elektrisch stuurslot F69 5A Instrument panel cluster (instrumentenpaneel) F70 - F71 10A Regeling verwarming (manuele airconditioning) Dubbele automatische temperatuurregeling
Zekeringen Zekering Klasse zekering Beveiligde circuits F80 20A F81 5A F82 20A Sproeierpomp Centrale vergrendeling Zonnedak Radiofrequentieontvanger Interieurbewegingssensor F83 20A F84 - F85 7,5A Contact F86 10A Airbagmodule Inzittenden-classificatiesysteem Controlelamp deactivering passagiersairbag F87 - Wordt niet gebruikt F88 - Wordt niet gebruikt F89 - Wordt niet gebruikt Wordt niet gebruikt Zekeringkast bagageruimte Zekering Klasse zekering Beveiligde circuits F1 10
Zekeringen Zekering Klasse zekering Beveiligde circuits F4 25A F5 - F6 25A Portierregeleenheid (linksachter) Passagiersportiermodule Wordt niet gebruikt F7 25A Portierregeleenheid (rechtsachter) F8 10A Alarmclaxon F9 - Wordt niet gebruikt F10 - Wordt niet gebruikt Wordt niet gebruikt F11 - F12 10A Klimaatregeling (auto's met start-stop) F13 5A Instrumentenpaneel (voertuigen met start/stopsysteem) F14 7,5A Display van multimediasysteem SYNC GPS-module (voertuigen met start/st
Zekeringen Zekering Klasse zekering Beveiligde circuits F28 20A F29 5A Systeem blindehoeksensor Camera vooraanzicht Adaptieve cruise control Camera achteraanzicht met parkeerhulp Ontstekingssignaal DC/DC-omvormer laagspanning F30 5A Parkeerhulpsysteem F31 - Wordt niet gebruikt F32 - Wordt niet gebruikt F33 - Wordt niet gebruikt F34 15A Verwarmde bestuurdersstoel F35 15A Verwarmde passagiersstoel F36 - F37 20A F38 - Wordt niet gebruikt F39 - Wordt niet gebruikt F40 7,5A
Zekeringen Relais Geschakelde circuits R1 Contact R2 Motor achterverwarming, ventilatie en airconditioning R3 Wordt niet gebruikt R4 Wordt niet gebruikt R5 Alarmclaxon R6 Wordt niet gebruikt 164 Tourneo Connect (CHC) Long Wheelbase Kombi/Short Wheelbase Kombi, Base/Base High Payload/Titanium/Titanium High Payload/Trend/Trend ECOlite/Trend High Payload
Onderhoud Controle tijdens tanken ALGEMENE INFORMATIE • Wanneer u uw auto regelmatig laat onderhouden zal dit de betrouwbaarheid en de inruilwaarde ten goede komen. Er staat een groot netwerk van Ford erkende reparateurs ter beschikking die u met hun professionele expertise ter zijde kunnen staan. De erkende reparateurs zijn het best gekwalificeerd om het onderhoud aan uw auto snel en vakkundig uit te voeren met behulp van een groot aantal speciale gereedschappen.
Onderhoud 3. Verplaats de vergrendelnok naar links. DE MOTORKAP OPENEN EN SLUITEN Motorkap openen 4. Open de motorkap en ondersteun deze met de steunbalk. 1. Doe de voordeur open. 2. Trek aan de ontgrendelhendel. Motorkap sluiten 1. Verwijder de steunbalk uit de pal en bevestig deze correct. 2. Breng de motorkap omlaag en laat deze onder het eigen gewicht de laatste 8 tot 12 inch (20 tot 30 cm) vallen. N.B.: Zorg dat de motorkap goed dicht is.
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 1.0L ECOBOOST (74KW/100PK), AUTO'S MET: LINKS STUUR * A Expansiereservoir : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 174). B Motoroliepeilstaaf : Zie Motorolie controleren (bladzijde 173). 1 1 C Motorolievuldop : Zie Motorolie controleren (bladzijde 173). D Reservoir remsysteem en koppeling : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 175). E Accu: Zie 12 volt accu vervangen (bladzijde 175).
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 1.0L ECOBOOST (74KW/100PK), AUTO'S MET: RECHTS STUUR * A Expansiereservoir : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 174). B Reservoir remsysteem en koppeling : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 175). C Motoroliepeilstaaf : Zie Motorolie controleren (bladzijde 173). D Motorolievuldop : Zie Motorolie controleren (bladzijde 173). E Accu: Zie 12 volt accu vervangen (bladzijde 175).
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 1.6L ECOBOOST (110KW/150PK) - SIGMA, AUTO'S MET: LINKS STUUR * A Expansiereservoir : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 174). B Motorolievuldop : Zie Motorolie controleren (bladzijde 173). C Motoroliepeilstaaf : Zie Motorolie controleren (bladzijde 173). D Reservoir remsysteem en koppeling : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 175). E Accu: Zie 12 volt accu vervangen (bladzijde 175).
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 1.6L ECOBOOST (110KW/150PK) - SIGMA, AUTO'S MET: RECHTS STUUR * A Expansiereservoir : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 174). B Reservoir remsysteem en koppeling : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 175). C Motorolievuldop : Zie Motorolie controleren (bladzijde 173). D Motoroliepeilstaaf : Zie Motorolie controleren (bladzijde 173). E Accu: Zie 12 volt accu vervangen (bladzijde 175).
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 1,6 L DURATORQ-TDCI (DV) DIESEL , AUTO'S MET: LINKS STUUR * A Expansiereservoir : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 174). B Motorolievuldop : Zie Motorolie controleren (bladzijde 173). C Motoroliepeilstaaf : Zie Motorolie controleren (bladzijde 173). D Reservoir remsysteem en koppeling : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 175). E Accu: Zie 12 volt accu vervangen (bladzijde 175).
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 1,6 L DURATORQ-TDCI (DV) DIESEL , AUTO'S MET: RECHTS STUUR * A Expansiereservoir : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 174). B Reservoir remsysteem en koppeling : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 175). C Motorolievuldop : Zie Motorolie controleren (bladzijde 173). D Motoroliepeilstaaf : Zie Motorolie controleren (bladzijde 173). E Accu: Zie 12 volt accu vervangen (bladzijde 175).
Onderhoud OLIEPEILSTAAF - 1.0L ECOBOOST (74KW/100PK) A Minimum B Maximum OLIEPEILSTAAF - 1,6 L DURATORQ-TDCI (DV) DIESEL OLIEPEILSTAAF - 1.6L ECOBOOST (110KW/150PK) SIGMA A Minimum B Maximum MOTOROLIE CONTROLEREN 1. De auto moet op een vlakke ondergrond staan. 2. Zet de motor af en wacht 10 minuten, zodat de olie in het oliecarter kan lopen. 3. Verwijder de oliepeilstaaf en veeg deze met een schone, niet pluizende doek schoon.
Onderhoud Motorolie bijvullen Koelvloeistof bijvullen WAARSCHUWINGEN Vul alleen olie bij wanneer de motor koud is. Wacht wanneer de motor heet is tien minuten om de motor te laten afkoelen. WAARSCHUWINGEN Vul alleen koelvloeistof bij wanneer de motor koud is. Wacht wanneer de motor heet is tien minuten om de motor te laten afkoelen. Verwijder de vuldop niet bij draaiende motor. Verwijder de vuldop niet bij draaiende motor. Verwijder de vuldop niet wanneer de motor heet is. Laat de motor eerst afkoelen.
Onderhoud Gebruik voor het bijvullen een mengsel van sproeiervloeistof en water om bevriezing bij koude weersomstandigheden te voorkomen en het reinigend effect te verbeteren. We adviseren alleen sproeiervloeistof van hoge kwaliteit te gebruiken. CONTROLE VLOEISTOFPEIL KOPPELING EN REMSYSTEEM WAARSCHUWINGEN Het gebruik van een andere vloeistof dan de aanbevolen remvloeistof kan de werking van het remsysteem reduceren en voldoet niet aan de prestatiestandaard van Ford.
Onderhoud Controleer met uw vingertoppen de rubber randen van de ruitenwisserbladen op oneffenheden. N.B.: Zorg ervoor dat het ruitenwisserblad goed op zijn plaats komt te zitten. Laat ruitenwisserblad en de ruitenwisserarm op de voorruit zakken. De ruitenwisserarmen keren automatisch terug naar de normale positie wanneer u het contact aanzet. Reinig de wisserbladen met ruitensproeiervloeistof of water op een zachte spons of doek. Wisserbladen achterruit RUITENWISSERBLADEN VERVANGEN Achterklep 1.
Onderhoud Stadslicht WAARSCHUWINGEN Gloeilampen kunnen heet worden, laat de gloeilamp afkoelen voordat u deze verwijdert. Het niet opvolgen van dit voorschrift kan tot letsel leiden. De volgende instructies beschrijven hoe de gloeilampen moeten worden verwijderd. Breng de nieuwe gloeilampen in omgekeerde volgorde van verwijderen aan, tenzij anders is voorgeschreven. U moet gloeilampen met de juiste specificaties plaatsen. Zie Gloeilampentabel (bladzijde 180). N.B.
Onderhoud Dimlicht koplamp Richtingaanwijzer 1. Verwijder het afdekplaatje. 2. Trek de multistekker los. 3. Trek de gloeilamp er recht uit. N.B.: Raak het glas van de gloeilamp niet aan. 1. Draai de gloeilamp rechtsom en verwijder ze. Grootlicht koplamp 2. Houd de lamphouder vast en draai de lamp linksom en verwijder ze. 3. Trek de gloeilamp er recht uit. 1. Verwijder het afdekplaatje. 2. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. N.B.: Raak het glas van de gloeilamp niet aan.
Onderhoud Mistlampen, voor 2. Draai de lamphouders linksom om ze te verwijderen. 3. Trek de gloeilampen er recht uit. 1. Trek de multistekker los. 2. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. N.B.: Raak het glas van de gloeilamp niet aan. Centraal derde remlicht N.B.: De gloeilamp kan niet uit de lamphouder worden genomen. Deze items kunnen niet worden gerepareerd; raadpleeg a.u.b. een erkende dealer wanneer deze defect raken.
Onderhoud 1. Verwijder voorzichtig de lamp. 2. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. N.B.: Eventuele LED-lampen in uw auto kunnen niet worden vervangen, ga naar een erkende dealer als deze kapot zijn. Leeslampen 3. Trek de gloeilamp er recht uit. 1. Verwijder voorzichtig de lamp. 2. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. 3. Trek de gloeilamp er recht uit.
Onderhoud Lampje Specificaties Vermogen (watt) Mistlampen, vóór H11 55 Grootlicht koplamp H15 55 Dimlicht koplamp H7 55 Nummerplaatverlichting W5W 5 211 Festoon 10 PY21W 21 P21W 21 Achteruitrijlamp W16W 16 Zijknipperlicht WY5W 5 Kofferruimtelicht Richtingaanwijzer, achter Mistlamp achter 181 Tourneo Connect (CHC) Long Wheelbase Kombi/Short Wheelbase Kombi, Base/Base High Payload/Titanium/Titanium High Payload/Trend/Trend ECOlite/Trend High Payload
Onderhoud TECHNISCHE SPECIFICATIE - 1.
Onderhoud Item Aantal Sproeiersysteem voorruit en achterruit inclusief koplampsproeier 0,7 gal (3 L) Motorkoelsysteem 1,3 gal (5,85 L) Brandstoftank 13,2 gal (60 L) Smeersysteem van de motor - inclusief oliefilter 0,9 gal (4,1 L) Smeersysteem van de motor - exclusief oliefilter 0,8 gal (4 L) Vulhoeveelheid motorolie Aantal 0,2 gal (1 L) 183 Tourneo Connect (CHC) Long Wheelbase Kombi/Short Wheelbase Kombi, Base/Base High Payload/Titanium/Titanium High Payload/Trend/Trend ECOlite/Trend High Pa
Onderhoud TECHNISCHE SPECIFICATIE - 1,6 L DURATORQ-TDCI (DV) DIESEL Vloeistoffen Item Motorolie Viscositeitsgraad WSS-M2C913-D 5W-30 WSS-M97B44-D - Antivries Super Plus Premium WSS-M97B44-D2 - Motorcraft antivries Super Plus Premium kant-en-klare mix WSS-M6C65-A2 ISO 4925 Klasse 6 - Remvloeistof DOT 4 LV High Performance Koelvloeistof remvloeistof Aanbevolen vloeistof Specificaties Castrol motorolie Ford motorolie Gebruik olie en vloeistoffen die voldoen aan de bepaalde specificaties en v
Onderhoud Item Aantal Sproeiersysteem voorruit en achterruit inclusief koplampsproeier 0,7 gal (3 L) Motorkoelsysteem 1,6 gal (7,3 L) Brandstoftank 13,2 gal (60 L) Smeersysteem van de motor - inclusief oliefilter 1,4 gal (6,2 L) Smeersysteem van de motor - exclusief oliefilter 5,8 gal (1,3 L) Vulhoeveelheid motorolie Aantal 0,5 gal (2,4 L) * De hoeveelheid olie die vereist is om het peil op de peilstok van minimum naar maximum te doen stijgen. TECHNISCHE SPECIFICATIE - 1.
Onderhoud Specificaties Viscositeitsgraad Aanbevolen vloeistof WSS-M97B44-D2 - Motorcraft antivries Super Plus Premium kant-en-klare mix WSS-M6C65-A2 ISO 4925 Klasse 6 - Motorcraft remvloeistof DOT 4 LV High Performance Item remvloeistof Olie bijvullen: als u geen olie kunt vinden die voldoet aan de specificaties in WSS-M2C948-B of WSS-M2C913-C, dan moet u SAE 5W-30 gebruiken, die voldoet aan de specificaties gedefinieerd door ACEA A5/B5.
Onderhoud Vulhoeveelheid motorolie Aantal 0,2 gal (0,75 L) * De hoeveelheid olie die vereist is om het peil op de peilstok van minimum naar maximum te doen stijgen.
Verzorging van de auto REINIGEN VAN BUITENZIJDE AUTO Achterruit reinigen WAARSCHUWINGEN Wanneer de auto tijdens het wassen in een autowasserette in de was wordt gezet, verwijder dan de was van de voorruit. Gebruik geen scherpe voorwerpen, schurende reinigingsmiddelen of chemische oplossingen op de binnenzijde van de achterruit te reinigen. WAARSCHUWING Gebruik een schone, niet pluizende doek of een vochtige zeem om de binnenzijde van de achterruit te reinigen.
Verzorging van de auto Instrumentenpaneelschermen, LCD-schermen en radioschermen Wij raden u aan de lak één- of tweemaal per jaar in de was te zetten. WAARSCHUWING KLEINE LAKSCHADE REPAREREN Gebruik voor het reinigen geen schurende middelen, oplosmiddelen op basis van alcohol of chemische oplosmiddelen. Lakbeschadigingen door steenslag of kleine krasjes moeten zo spoedig mogelijk worden hersteld. Een reeks van producten is beschikbaar bij een erkende dealer.
Verzorging van de auto N.B.: Bij gebruik van sommige automatische wasstraten kan de afwerking van de velgranden en wieldeksels beschadigd raken. Lichtmetalen velgen en wieldeksels zijn voorzien van een blanke laklaag. Om de goede staat van de velgen en wieldeksels te behouden wordt het volgende aangeraden: • Wekelijks reinigen met behulp van de aanbevolen wielen- en bandenreiniger. • Een spons gebruiken om zware afzettingen (vuil en remmenstof) te verwijderen.
Velgen en banden ALGEMENE INFORMATIE Algemene informatie In de bestuurdersportieropening bevindt zich een tabel met de bandenspanning. N.B.: Controleer de bandenspanningen regelmatig voor een optimaal brandstofverbruik. WAARSCHUWINGEN Afhankelijk van het type en de omvang van de beschadiging kunnen sommige banden slechts gedeeltelijk of soms geheel niet worden gedicht. Een te lage bandenspanning kan het weggedrag van de auto beïnvloeden, waardoor u de macht over het stuur kunt verliezen. N.B.
Velgen en banden • • Houd de set buiten het bereik van kinderen. Gebruik de set bij omgevingstemperaturen van -40°C tot +70°C. • • De set gebruiken WAARSCHUWINGEN Perslucht kan werken als explosief of voortstuwingsmiddel, wat kan leiden tot ernstig letsel. Banden op spanning brengen WAARSCHUWINGEN Controleer de bandwang voordat u het afdichtmiddel in de band pompt. Wanneer u scheuren, knobbels of dergelijke ziet, probeer dan niet de band op te pompen. Dit kan tot letsel leiden.
Velgen en banden WAARSCHUWINGEN Wanneer de fles op de houder wordt gedraaid, wordt de afdichting van de fles verbroken. Schroef de fles niet los van de houder, omdat het afdichtmiddel dan wegloopt en ernstig letsel kan ontstaan. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. A Fles afdichtmiddel B Flessendop C Oranje dop 9. 10.
Velgen en banden 11. Pomp de band niet langer dan 10 minuten op voor een minimale druk van 1,8 bar en een maximum druk van 3,5 bar. Zet de schakelaar D van de compressor in de stand 0 en controleer de huidige bandenspanning met drukmeter K. N.B.: Wanneer het afdichtmiddel in de band wordt gepompt, kan de druk toenemen tot 6 bar (87 psi) maar deze neem na ca. 30 seconden weer af.
Velgen en banden 6. Wanneer u de band hebt opgepompt tot de juiste bandenspanning, zet u de schakelaar D van de compressor in de stand 0, verwijdert u de stekker E uit het stopcontact, schroeft u de slang H los, bevestigt u het klephoedje en plaatst u beschermdop G terug. 7. Laat de fles afdichtmiddel A in de flessenhouder I zitten en berg de set veilig op in de oorspronkelijke locatie. 8. Rijd naar de dichtstbijzijnde bandenspecialist om de beschadigde band te vervangen.
Velgen en banden GEBRUIK VAN SNEEUWKETTINGEN BANDENSPANNINGCONTROLESYSTEEM WAARSCHUWINGEN Rijd niet harder dan 50 km/u. WAARSCHUWING Het controlesysteem lage bandenspanning vormt geen vervanging voor de manuele controle van de bandenspanning. De bandenspanning moet regelmatig worden gecontroleerd met een bandenspanningsmeter, zie De banden oppompen in dit hoofdstuk.
Velgen en banden Banden met een controlesysteem lage bandenspanning vervangen Rijden op onvoldoende opgepompte banden kan: • ervoor zorgen dat ze oververhit raken. • leiden tot een klapband. • leiden tot een hoger brandstofverbruik. • de levensduur van de banden beperken. • het gedrag of de stopprestaties van de auto beïnvloeden. Het systeem is geen vervanging voor correct onderhoud van de banden.
Velgen en banden Wanneer het tijdelijke reservewiel is geplaatst Als u denkt dat het systeem niet goed werkt Als een wiel met band moet worden vervangen door het tijdelijke reservewiel, blijft het systeem een defect weergeven. Dit is ter herinnering dat het beschadigde wiel met band moet worden gerepareerd en terug op uw auto geplaatst. De hoofdfunctie van het systeem is u te waarschuwen bij een lage bandenspanning. Het kan u ook waarschuwen als het systeem niet langer goed werkt.
Velgen en banden Waarschuwingslamp lage bandenspanning Mogelijke oorzaak Vereiste actie Storing van het controle- Als de banden goed zijn opgepompt en systeem lage banden- het reservewiel niet wordt gebruikt maar spanning de lamp blijft branden, laat u de auto zo snel mogelijk controleren door een erkende dealer. Waarschuwingslamp knippert Reservewiel in gebruik Repareer het beschadigde wiel met band en plaats het terug op uw auto om de correcte werking van het systeem te herstellen.
Velgen en banden Of als uw auto een resetknop voor het controlesysteem lage bandenspanning heeft, houdt u de knop ingedrukt tot de bevestiging verschijnt. EEN WIEL VERVANGEN Wielmoeren Na het overleggen van het certificaat met het referentienummer kunt u bij uw erkende dealer een vervangende dopsleutel en vervangende wielslotmoeren verkrijgen. Invloed van temperatuur op bandenspanning Wanneer u op een normale manier rijdt, kan de bandenspanning stijgen tot 0,3 bar (4 psi) uit koude start.
Velgen en banden N.B.: Uw auto kan ongewone rijeigenschappen vertonen. Aanbevolen wordt om een hydraulische werkplaatskrik te gebruiken bij het wisselen tussen zomer- en winterbanden. Autokrik N.B.: Gebruik een krik met een minimaal hefvermogen van 1,5 ton en een hefplaat met een minimumdiameter van ca. 3 inch (76 mm). WAARSCHUWINGEN De boordkrik waarmee uw auto wordt geleverd mag alleen worden gebruikt voor het wisselen van een wiel in noodsituaties.
Velgen en banden A Alleen voor gebruik in noodsituaties B Onderhoud Het reservewiel omlaag brengen Uitsparingen in dorpels duiden de kriksteunpunten aan. 1. Plaats het zeshoekige uiteinde van de wielsteun in de geleidingsopening. 2. Draai de wielsteun linksom tot het reservewiel op de grond rust en de kabel loshangt. 3. Schroef de dop eraf en schuif deze naar achteren, draai de nippel van de kabel 90 graden om de eerste kabel te verwijderen. 4. Schroef de moer los om de tweede kabel te verwijderen.
Velgen en banden Wieldop verwijderen WAARSCHUWINGEN Schakel de eerste versnelling of de achteruit in wanneer uw auto is uitgerust met een handgeschakelde versnellingsbak. Selecteer stand 'P' wanneer deze met een automatische transmissie is uitgerust. Laat de inzittenden uitstappen. Blokkeer het diagonaal tegenoverliggende wiel met een geschikt blok hout of een wielkeg. Voer geen werkzaamheden uit onder een auto die alleen wordt ondersteund door een krik.
Velgen en banden 4. Verwijder de wielmoeren en het wiel. N.B.: Leg lichtmetalen velgen niet op de grond, hierdoor wordt te lak beschadigd. N.B.: De moeren van wielen in legering kunnen ook korte tijd (maximum twee weken) worden gebruikt voor het stalen reservewiel. Wiel aanbrengen N.B.: Controleer of de contactvlakken tussen velg en naaf schoon zijn. WAARSCHUWINGEN Zorg dat de pijlen op banden voor één draairichting in de juiste draairichting wijzen wanneer de auto voorwaarts rijdt.
Velgen en banden Lekke band opbergen worden beschadigd. Hijs de reservewielhouder niet op zonder het wiel te hebben vastgezet. Wanneer geen wiel is aangebracht kan het ophijsmechanisme bij het laten zakken N.B.: Leg lichtmetalen velgen niet op de grond, hierdoor wordt te lak beschadigd. Wanneer u de lekke band opbergt, legt u een paneel of een mat onder het wiel om het lakwerk te beschermen.
Velgen en banden Bandenspanningen (koude banden) Normale belading Bandenmaat Volle belading Vóór Achter Vóór Achter bar bar bar bar 2,4 bar 2,4 bar 2,6 bar 3,4 bar 2,4 bar 2,5 bar 2,7 bar 3,1 bar * 205/60 R16 en * 215/55 R16 205/55 R17 * Breng alleen sneeuwkettingen aan op gespecificeerde banden.
Inhouden en specificaties AFMETINGEN VOERTUIG - AUTO'S MET: LANGE WIELBASIS Afmetingen van de auto Omschrijving van de maat mm Totale lengte 4.818 mm Totale breedte inclusief buitenspiegels 2.137 mm Totale hoogte - EC rijklaargewicht 1.845 mm Wielbasis 3.062 mm Spoorbreedte, voor 1.568 mm Spoorbreedte, achter 1.584 mm AFMETINGEN VOERTUIG - AUTO'S MET: KORTE WIELBASIS Afmetingen van de auto Omschrijving van de maat mm Totale lengte 4.418 mm Totale breedte inclusief buitenspiegels 2.
Inhouden en specificaties AFMETINGEN TREKSTANG 208 Tourneo Connect (CHC) Long Wheelbase Kombi/Short Wheelbase Kombi, Base/Base High Payload/Titanium/Titanium High Payload/Trend/Trend ECOlite/Trend High Payload
Inhouden en specificaties Item Omschrijving van de maat mm A Bumper tot einde kogel trekhaak 113 mm B Bevestigingspunt tot midden van kogel trekhaak 21 mm C Wielmidden tot midden van kogel trekhaak D Midden van kogel trekhaak tot langsbalk 493 mm E Afstand tussen langsbalken 986 mm F Midden van kogel trekhaak tot midden van bevestigingspunt één 268 mm G Midden van kogel trekhaak tot midden van bevestigingspunt twee 505 mm 963 mm N.B.
Inhouden en specificaties A Model B Uitvoering C Motorbenaming D Motorvermogen en emissienorm E Voertuigidentificatienummer F Maximaal toelaatbaar totaalgewicht G Maximaal toelaatbaar treingewicht H Maximum voorasbelasting I Maximum achterasbelasting Het voertuigidentificatienummer (VIN) en de maximum toelaatbare gewichten zijn vermeld op een plaatje onderaan de slotzijde van de rechter portieropening.
Audiosysteem ALGEMENE INFORMATIE Radiofrequenties en factoren voor een goede radio-ontvangst Factoren voor radio-ontvangst Afstand en sterkte Naarmate u verder van een FM station verwijderd bent, hoe zwakker het signaal wordt en hoe zwakker de ontvangst. Terrein Heuvels, bergen, hoge gebouwen, bruggen, tunnels, snelwegviaducten, parkeergarages, dicht op elkaar staande bomen en onweersbuien kunnen de ontvangst verslechteren.
Audiosysteem • • De MP3- en WMA-map vertegenwoordigt een mapstructuur die bestaat uit één mapniveau. De cd-speler nummert elke MP3- en WMA-track op de cd (aangeduid met de bestandsextensie .mp3 of. WMA) en alle mappen met MP3- en WMA-bestanden, van F001 (map) T001 (track) tot F253 T255. Cd's samenstellen met één mapniveau maakt het navigeren door de cd-bestanden eenvoudiger. In nummermodus wordt de structuur weergegeven en afgespeeld door het systeem alsof het slechts één niveau diep was (alle .
Audiosysteem A CD sleuf: Hier plaatst u een CD. B Uitwerpen: Druk op de toets om een CD uit te werpen. C Informatie over passagiersairbag: vertelt u of de passagiersairbag aan of uit is. D INFO: Druk op de toets voor toegang tot radio-, CD-, USB- en IPod-informatie. E TA: druk op de toets om verkeersberichten in of uit te schakelen en annuleer berichten tijdens een actief bericht. F SOUND: Druk op de toets om de geluidsinstellingen (bass, treble, middle, balance en fade) aan te passen.
Audiosysteem J Klok: Druk op de toets om het afstellen van de klok te selecteren. K Opwaarts zoeken: Druk op de toets om naar de volgende zender op de radiofrequentieband of het volgende nummer op een CD te gaan. L Functietoets 4: Druk op de toets om verschillende functies van het audiosysteem te selecteren, afhankelijk van in welke modus (bijv. radio of CD) u zich bevindt.
Audiosysteem Voorkeuzezenders De keuzetoets kan gebruikt worden om weer over te schakelen naar de radio nadat u naar een andere bron geluisterd hebt. Met deze voorziening kunt u uw favoriete radiostations opslaan, zodat u later hierop direct kunt afstemmen door de juiste golfband te selecteren en de betreffende voorkeuzetoets in te drukken. Of druk op de linker pijltjestoets om de beschikbare frequentiebanden weer te geven. Scroll naar de gewenste golfband en druk op OK. 1. Kies een golfband. 2.
Audiosysteem Traffic Information Control Volume verkeersberichten Veel radiostations die op de FM-band uitzenden hebben een TP-code die aanduidt dat deze verkeersberichten uitzenden. Verkeersberichten onderbreken de normale geluidsweergave met een voorgeprogrammeerd volume dat gewoonlijk hoger is dan het gebruikelijke luistervolume. Verkeersberichten in- en uitschakelen Instellen van het voorgeprogrammeerde volume: Voordat u verkeersberichten kunt ontvangen, moet u op de toets TA of TRAFFIC drukken.
Audiosysteem News Broadcasts Wanneer een radiostation wordt gevonden wordt de weergave van het geluid hervat; wanneer er geen radiostation wordt gevonden, stemt het systeemautomatisch af op de oorspronkelijke frequentie. Sommige audio-eenheden onderbreken de normale ontvangst voor nieuwsberichten van radiostations op de FM-band, of RDS- of EON-geschakelde stations. Wanneer dit is geselecteerd, kan AF op de display verschijnen.
Audiosysteem 3. Scroll naar RDS REGIONAL en schakel in of uit met de toets OK. 4. Druk op de toets MENU om te terug te keren. AUDIO-INSTALLATIE - AUTO'S MET: DIGITAL AUDIO BROADCAST (DAB) RADIO/NAVIGATIESYSTEEM /SYNC WAARSCHUWING Afleiding tijdens het rijden kan leiden tot verlies van de controle over de auto, aanrijdingen en letsel. We adviseren zeer voorzichtig te werk te gaan bij het gebruik van apparatuur die uw aandacht van de weg kunnen afleiden.
Audiosysteem A CD sleuf: Hier plaatst u een CD. B Uitwerpen: Druk op de toets om een CD uit te werpen. C Passenger airbag information : Informs you when the passenger airbag is either on or off. D INFO: druk op de toets voor toegang tot radio-, CD-, USB-, IPod- en navigatie-informatie. Bij het indrukken van de toets Navigatie verschijnen er details over uw huidige locatie of reis. E MAP: Druk op de toets voor toegang tot de mapfuncties.
Audiosysteem I OK: Druk op de toets om de schermselecties te bevestigen. J Klok: Druk op de toets om het afstellen van de klok te selecteren. K TA: druk op de toets om verkeersberichten in of uit te schakelen en annuleer berichten tijdens een actief bericht. Bij het indrukken van de toets Navigatie gaat u naar het menu Verkeer. L Functietoets 4: Druk op de toets om verschillende functies van het audiosysteem te selecteren, afhankelijk van in welke modus (bijv. radio of CD) u zich bevindt.
Audiosysteem Klanktoets (SOUND) 3. Druk op OK om naar een radiostation te blijven luisteren. Hiermee kunt u de geluidsinstellingen aanpassen (bijvoorbeeld bass, middle en treble). Scan-afstemming SCAN laat u elk gevonden radiostation enkele seconden horen. 1. Druk de klanktoets in. 2. Druk op de pijltjestoetsen omhoog/omlaag om de gewenste instelling te selecteren. 3. Gebruik de pijltjestoetsen links/rechts om de vereiste aanpassing uit te voeren. Het display geeft de gekozen instelling weer. 4.
Audiosysteem Autostore Indien een radiostation wordt gekozen of met behulp van de voorkeuzetoetsen wordt opgeroepen dat geen verkeersberichten uitzendt, blijft het toestel op dat radiostation afgestemd tenzij TA of TRAFFIC uit- en vervolgens weer ingeschakeld wordt. N.B.: Autostore slaat maximaal de 10 sterkste beschikbare signalen op (AM- of FM-golfband) en overschrijft daarbij de eerder opgeslagen radiostations. U kunt radiostations, net als bij de andere golfbanden, ook handmatig opslaan. N.B.
Audiosysteem Automatic Volume Control 5. Druk op de OK toets om uw keuze te bevestigen. 6. Druk op de toets MENU om te terug te keren. Indien van toepassing, past de automatische volumeregeling het geluidsvolume aan, om geluiden van de motor en het wegdek te compenseren. 1. 2. 3. 4. 5. News Broadcasts Druk op de toets MENU en selecteer AUDIO. Kies AVC LEVEL of ADAPTIVE VOL. Druk op de linker of rechter pijltjestoets om de instelling bij te stellen. Druk op de OK toets om uw keuze te bevestigen.
Audiosysteem Het toestel evalueert continu de signaalsterkte en, indien een beter signaal beschikbaar komt, schakelt het toestel over naar dat alternatief. De geluidsweergave wordt onderbroken terwijl het toestel de lijst met alternatieve frequenties controleert en, zo nodig, de gekozen golfband eenmaal afzoekt naar een alternatieve frequentie. Regionale modus aan: Dit voorkomt het willekeurig schakelen naar andere regionale netwerken, die niet hetzelfde programma uitzenden.
Audiosysteem A Display: toont de status van de momenteel geselecteerde modus. B USB aansluiting: erin steken voor afspelen van audio vanaf een compatibel extern bestand of geheugenstick. C SET: druk op de toets om de geluidsinstellingen (bass, treble, balance en fade) aan te passen. D Opwaarts zoeken: druk op de toets om naar de volgende zender op de radiofrequentieband of het volgende nummer te gaan.
Audiosysteem E Numeriek toetsenbord: Druk op de toets om een eerder opgeslagen radiostation op te vragen. Om een favoriet radiostation op te slaan, houdt u de toets ingedrukt tot het geluid terugkeert. F Klok: Druk op de toets om het afstellen van de klok te selecteren. G Informatie: druk op de toets voor meer informatie als deze niet op de display past. H TA: druk op de toets om verkeersberichten in of uit te schakelen en annuleer berichten tijdens een actief bericht.
Audiosysteem Station-afstemtoetsen Traffic Information Control Automatisch afstemmen Veel radiostations die op de FM-band uitzenden hebben een TP-code die aanduidt dat deze verkeersberichten uitzenden. Selecteer een frequentieband en druk kort op een van de zoektoetsen. Het toestel stopt bij het eerste radiostation dat in de door u gekozen richting wordt gevonden. Verkeersberichten in- en uitschakelen Voordat u verkeersberichten kunt ontvangen, moet u op de toets TA of TRAFFIC drukken.
Audiosysteem Om het voorgeprogrammeerde volume aan te passen gebruikt u de volumeregeling om de nodige aanpassingen uit te voeren tijdens een inkomende uitzending van een verkeersbericht. De display geeft het geselecteerde niveau weer. Als bij uw radio AF is ingeschakeld en u rijdt vanuit het ene ontvangstgebied naar een ander, zoekt deze functie naar een krachtiger radiosignaal en stemt daarop af wanneer het wordt gevonden.
Audiosysteem een aantal kleinere regionale netwerken, die bijvoorbeeld in grotere plaatsen of steden zijn gevestigd. Wanneer het netwerk niet in regionale zenders wordt opgesplitst, zendt het complete netwerk hetzelfde programma uit. Het Bluetooth-gedeelte van het systeem voor mobiele telefoons biedt interactie tussen het audiosysteem en uw mobiele telefoon. Hiermee kunt u het audiosysteem gebruiken om oproepen te maken en te ontvangen zonder dat u de mobiele telefoon moet vasthouden.
Audiosysteem 4. Selecteer FORD AUDIO in de lijst met Bluetooth-toestellen die uw telefoon heeft gevonden. 5. Voer het zescijferige nummer in uw telefoon in wanneer wordt gevraagd het audiosysteem te koppelen aan uw telefoon. Als SECURE PIN wordt weergegeven op de audiodisplay, samen met een ander zescijferig nummer, hoeft u geen code in te voeren in uw telefoon. Controleer dat het nummer op de audiodisplay overeenkomt met het nummer dat wordt weergegeven op uw telefoon en bevestig desgevraagd het koppelen.
Audiosysteem • • • • Set Primary. Delete Device. Bluetooth aan en uit. Load Phonebook. N.B.: Breng geen USB-hubs of -splitters aan. N.B.: Het systeem is alleen ontworpen voor het herkennen en lezen van geschikte audiobestanden van een USB-apparaat dat voldoet aan de klasse voor USB-massaopslagapparaten of een iPod. Er kan niet worden gegarandeerd dat alle beschikbare USB-apparaten met het systeem kunnen worden gecombineerd.
Audiosysteem Selecteer het USB-apparaat als de audiobron. Druk hiervoor op de toets AUX tot het USB-scherm in de display verschijnt. Nadat het USB-apparaat is aangesloten, wordt het eerste nummer van de eerste map automatisch afgespeeld. Nadat de audiobron is gewijzigd, wordt de afspeelpositie op het USB-apparaat onthouden. Vanaf de audioeenheid kunnen diverse functies worden geregeld, inclusief: • Keuze van volgend en vorig nummer. • Zoeken naar nummer. • Shuffle. • Herhalen.
Audiosysteem De volgende formats worden ondersteund: • DAB • DAB+ • DMB-audio (digitale uitzending van multimedia). DIGITALE AUDIO Met het systeem kunt u luisteren naar DAB-radiostations (digitale audiozenders). N.B.: Dekking varieert van regio tot regio en kan de ontvangstkwaliteit beïnvloeden. Het wordt nationaal, regionaal en lokaal uitgezonden. Ensembles Ensembles bevatten een groep radiostations. Elk ensemble kan uit verschillende radiostations bestaan.
Audiosysteem De naam van de radiostation wordt weergegeven onder de naam van het ensemble. 2. Druk op de pijltjestoetsen links of rechts om naar een ander ensemble te gaan. Druk op de pijltjestoets omhoog of omlaag om naar uw gewenste radiostation te gaan. 3. Druk OK om uw selectie te bevestigen. N.B.: Op het scherm worden alleen de radiostations in het huidige ensemble weergegeven. N.B.
Audiosysteem Radiotekst WAARSCHUWINGEN Uit veiligheidsoverwegingen dient u geen draagbare audiospelers aan te sluiten of instellingen hiervan aan te passen tijdens het rijden. U kunt extra informatie weergeven. Bijvoorbeeld de naam van de artiest. Om deze optie in te schakelen kiest u een radiostation en drukt u op functietoets 3. Bewaar de draagbare audiospeler tijdens het rijden op een veilige plek, zoals de middenconsole of het dashboardkastje.
Audiosysteem 7. Pas het volume op uw draagbare audiospeler aan tot het volume het niveau van de FM-zender of de cd bereikt. Schakel hiervoor heen en weer tussen de AUX- en FM- of cd-bediening. MEDIAHUB De media-hub bevindt zich in de middenconsole en heeft de volgende kenmerken: USB-POORT Via de USB-poort kunt u media-afspeelapparaten, geheugensticks en laadapparaten (indien ondersteund) aansluiten. Zie SYNC™ (bladzijde 246).
Navigatie Druk op de betreffende toets op het front in om toegang te krijgen tot de systeemfuncties. Hierdoor komt u in de geselecteerde modus. N.B.: De SD-kaartgleuf is veerbelast. Voor het verwijderen van de SD-kaart drukt u de kaart in en laat u deze weer los. Probeer niet de kaart te verwijderen zonder deze eerst in te drukken. Hierdoor kan er schade ontstaan. Zie de desbetreffende procedure van de audioeenheid voor instructies over de bediening van de audioeenheid en de beschikbare navigatiefuncties.
Navigatie Verkeersveiligheid N.B.: U bent uiteindelijk verantwoordelijk voor de veilige bediening van de auto en moet beoordelen of het veilig is om de voorgestelde route te volgen. Navigatiefuncties dienen slechts als hulpmiddel. Beslissingen tijdens het rijden dient u op basis van uw eigen observaties van de lokale omstandigheden en de geldende verkeersregels te nemen.
Navigatie Navigatie Straat Stadsdeel Start routegeleiding TA * Verkeer TMC op route Alle TMC Omleiding Routelijst Gedeelte vrijgev. Start routegeleiding * Eigen adres Adres wijzigen * Laatste best. Favorieten Favorieten (a-z) * Nabije spec. best. * Spec. bestemm. Nabij best. Langs snelweg Spec. best.
Navigatie Navigatie Normaal Snel Eco instellingen Aanhanger Dakkoffer Dynamisch Snelweg Tunnel Veer/autotrein Tolwegen Seizoenswegen Vignet Speciale functies * GPS-informatie Systeeminfo. Positie invoeren Demo-modus * Raadpleeg de desbetreffende tabel voor een beschrijving van deze menu-items. Snel Routeopties Gebruikt de snelste route. Druk op de NAV toets en blader naar Routeopties. U kunt dan de routeopties instellen voor het volgende. Kort Gebruikt de kortste afstand.
Navigatie Normaal Tunnel Deze optie berekent uw aankomsttijd op basis van een normale rit naar de bestemming. Wanneer dit is uitgeschakeld zal het systeem tunnels op uw route vermijden en uw routeafstand en -tijden automatisch bijwerken. Snel Veerboten en autotreinen Deze optie berekent uw aankomsttijd op basis van een snelle rit naar de bestemming.
Navigatie Druk op de NAV toets en kies een van de volgende opties. Na het selecteren van Kunt u Bestemming invoeren Voer uw reisdoeldetails in (bijvoorbeeld plaatsnamen invoeren, straatnamen invoeren of een plek op een kaart kiezen). Verkeer Kies hoe u wilt dat het systeem omgaat met verkeersproblemen langs uw route (bijvoorbeeld files op de route). Eigen adres Geeft de plaats op de kaart aan die op dit moment als eigen adres is opgeslagen.
Navigatie Druk op de MENU toets, kies de navigatieoptie en kies een van de volgende opties. Na het selecteren van Kunt u Routeopties Uw routeopties instellen. Kaartweergave De kaartweergave aanpassen voor uw tocht (bijvoorbeeld pijlen op kaart, aankomsttijden en kaartinhoud). Hulpfuncties Weergegeven informatie voor uw reis aanpassen (bijvoorbeeld borden, rijstroken en snelheidslimieten). De waarschuwingsfunctie bij gevaar in- of uitschakelen. Pers.
Navigatie Tolerant bestemming invoeren De schaalverdeling kan worden ingesteld van 0,05 tot 500 mijl of van 50 m tot 500 km, met een automatische instelling bovenaan. De automatische instelling verandert de schaalverdeling van de kaart voortdurend op basis van de rijsnelheid en het soort weg waarop wordt gereden. Deze functie zoekt een aantal bestemmingen met een soortgelijke spelling dan wat u hebt ingevoerd. Dit is nuttig als u niet zeker weet hoe een bestemming wordt gespeld. 1. Druk op de NAV toets.
Navigatie Zodra u via een geactiveerde route rijdt, worden via het scherm en d.m.v. gesproken tekst aanwijzingen gegeven. Naar welke audiobron u ook wilt luisteren, primair wordt iedere afslag en de informatie over de afstand op het scherm weergegeven in de vorm van een grafische inzet. U hoeft het toestel niet op het hoofdnavigatiesysteem te laten staan wanneer u langs een route navigeert. Druk op de MAP toets op elk moment om terug te keren naar het hoofdnavigatiescherm.
SYNC™ ALGEMENE INFORMATIE SYNC is een communicatiesysteem voor auto's dat werkt met uw van Bluetooth voorziene gsm en draagbare mediaspeler. Zorg dat u de gebruikshandleiding van uw apparaat leest voordat u dit in combinatie met SYNC® gebruikt.
SYNC™ Veiligheidsinformatie telefoonboek, sms'en (gelezen en ongelezen) en oproeplijsten. De gegevens bevatten tevens de oproepgeschiedenis terwijl uw gsm niet op het systeem aangesloten was. Als u verbinding maakt met een mediaspeler creëert en bewaart het systeem een index van ondersteunde mediabestanden. Het systeem slaat ook een kort ontwikkelingslog van ca. 10 minuten op van alle recente systeemactiviteit.
SYNC™ Wacht alvorens een spraakcommando te geven tot de systeemmededeling is geweest gevolgd door een enkele pieptoon. Spraakcommando's die eerder uitgesproken worden, zullen niet geregistreerd worden in het systeem. SPRAAKHERKENNING GEBRUIKEN Dit systeem helpt u bij de bediening van veel functies m.b.v. spraakcommando's. Hierdoor kunt u uw handen aan het stuurwiel houden en uw aandacht houden op wat er in uw omgeving gebeurt. Spreek natuurlijk, zonder lange pauzes tussen de woorden.
SYNC™ Systeeminteractie en -feedback Een hogere mate van interactie is de standaardinstelling om u te helpen bij het leren van het gebruik van het systeem. U kunt deze instellingen op elk willekeurig moment wijzigen. Het systeem geeft feedback aan de hand van akoestische tonen, propmts, vragen en gesproken bevestigingen, afhankelijk van de situatie en het gekozen interactieniveau. U kunt het spraakherkenningssysteem zodanig aanpassen dat dit meer of minder instructies en feedback geeft.
SYNC™ Dezelfde logica geldt voor media-inhoud. Zeg bijvoorbeeld "één" na de toon om Jan Jansen af te spelen. Zeg "twee" na de toon om Jan Jansen af te spelen. Zeg "drie" na de toon om de vrouw van Jan Jansen af te spelen. U zegt Het systeem zal "Media kandidatenlijst uit" Maakt de meest waarschijnlijke keuze uit de media-optielijst. Het systeem kan u af en toe vragen stellen. "Media kandidatenlijst aan" Uw gesproken commando voor mediaopties verduidelijken.
SYNC™ 1. Zorg dat de Bluetooth-functie op uw mobiele telefoon ingeschakeld is voordat het zoeken wordt gestart. Raadpleeg zo nodig de handleiding van het apparaat. 2. Druk op de toets PHONE. Als de display van de audio-unit aangeeft dat geen telefoons zijn gekoppeld, selecteer dan de optie Toevoegen. 3. Wanneer een bericht voor het beginnen met koppelen in de display van de audio-unit wordt weergegeven, zoek dan naar SYNC op uw mobiele telefoon om de koppelingsprocedure te starten. 4.
SYNC™ "Telefoon" " op GSM bellen" 1 2 "Telefoonboek " 1 " op ander nummer bellen" "Ontvangen oproepen" "Gemiste oproepen" "Gekozen" "Telefoonboek thuis" 2 2 "Telefoonboek op kantoor" 2 2 "Telefoonboek op het werk" 2 "Verbindingen" 2 "Telefoonboek op GSM" "Telefoonboek op ander 2 nummer" 2 - 1,3 "Kiezen" 1 2 Bij deze commando's hoeft u niet eerst "Phone" te zeggen.
SYNC™ "Dial" "Asterisk" (*) "Alles wissen" (verwijdert alle ingevoerde tekens) "Wissen" (verwijdert een teken) "Plus" "Sterretje" N.B.: Om de kiesmodus te verlaten, houdt u de toets Phone ingedrukt en drukt u op een willekeurige toets op op de audio-unit.
SYNC™ Telefoonopties tijdens een actief gesprek Om het gesprek te beëindigen, drukt u op de toets End call (Einde) op het stuurwiel of selecteert u de optie End call (Einde) in de display van de audio-unit en drukt u op OK. Tijdens een actief gesprek heeft u extra menufuncties tot uw beschikking, zoals een gesprek in de wacht zetten, gesprekken samenvoegen, etc.
SYNC™ Na het selecteren van Kunt u 2. Verkrijg toegang tot het gewenste contact via het systeem of gebruik spraakcommando's om de tweede oproep te plaatsen. Indien het tweede gesprek actief is, selecteert u de optie Meer. 3. Navigeer naar de optie om gesprekken samen te voegen en druk op de toets OK. Telefoonboek Toegang tot de contacten in uw telefoonboek verkrijgen. 1. Selecteer de optie voor meer. 2. Navigeer naar de optie voor telefoonboek en druk op de toets OK. 3.
SYNC™ Na het selecteren van Kunt u 1. Druk op de toets OK om te bevestigen en in te voeren. U kunt de opties onderaan het scherm gebruiken om snel toegang tot een alfabetische categorie te verkrijgen. U kunt ook de lettes op het toetsenbord gebruiken om snel naar een bepaalde letter in de lijst te gaan. 2. Scrol door de contacten in uw telefoonboek. 3. Druk nogmaals op OK wanneer de gewenste selectie in de display van de audio-unit wordt weergegeven. 4.
SYNC™ Een tekstbericht ontvangen Uw tekstberichten versturen, downloaden en verwijderen N.B.: Uw mobiele telefoon moet het downloaden van tekstberichten met behulp van Bluetooth ondersteunen om tekstberichten te kunnen ontvangen. 1. Druk op de toets PHONE. 2. Selecteer de optie voor tekstberichten en druk op de toets OK. N.B.: Per tekstbericht is slechts één ontvanger toegestaan. Er wordt een lijst met beschikbare tekstberichten weergegeven.
SYNC™ Toegang tot uw telefooninstellingen 2. Selecteer de bevestigingsoptie wanneer de contactpersoon wordt weergegeven en druk nogmaals op de toets OK om te bevestigen wanneer het systeem u vraagt of u een bericht wilt versturen. Ieder tekstbericht wordt verstuurd met een vooraf gedefinieerde handtekening. N.B.
SYNC™ Na het selecteren van Kunt u Contacten toevoegen: Druk op de toets OK om meer contacten van uw telefoonboek toe te voegen. "Push" de gewenste contacten van uw mobiele telefoon. Zie de handleiding van uw apparaat voor informatie over de "push" van contacten. Delete (wissen): Druk op de toets OK om het huidige telefoonboek en de oproeplijsten te verwijderen. Als een bericht verschijnt waarin wordt gevraagd om te wissen, selecteer dan de optie voor bevestigen.
SYNC™ Na het selecteren van Kunt u 2. Wanneer een bericht voor het beginnen met koppelen in de display van de audio-unit wordt weergegeven, zoek dan naar SYNC op uw mobiele telefoon. Raadpleeg zo nodig de handleiding van het apparaat. 3. Voer indien gevraagd in de display van uw mobiele telefoon de PIN van zes tekens, verstrekt door het systeem, in de display van de audio-unit in. In de display wordt aangeduid wanneer de koppeling met succes is voltooid. 4.
SYNC™ Na het selecteren van Kunt u Selecteer deze optie om verbinding te maken met de geselecteerde, eerder gekoppelde mobiele telefoon. Ontkp. De geselecteerde mobiele telefoon ontkoppelen. Selecteer deze optie en bevestig als hierom wordt gevraagd. Nadat een mobiele telefoon ontkoppeld is, kan hiermee weer verbinding worden gemaakt zonder de volledige koppelingsprocedure opnieuw te hoeven uitvoeren. 2. Selecteer de optie SYNC-instellingen en druk op de toets OK. Systeeminstellingen 1.
SYNC™ Na het selecteren van Kunt u Systeeminfo. Het versienummer en serienummer van het systeem weergeven. Druk op de toets OK om te selecteren. Spraakinstell. Het submenu voor spraakinstellingen bevat verschillende opties. Zie Spraakherkenning gebruiken (bladzijde 248). USB doorzoeken De actuele menustructuur van het verbonden USB-apparaat doorzoeken. Druk op de toets OK en gebruik de pijlen omhoog en omlaag om door de mappen en bestanden te scrollen.
SYNC™ N.B.: Wanneer u deze functie in- of uitschakelt, is die instelling van toepassing op alle gekoppelde gsm's. Als u deze functie hebt uitgeschakeld en een eerder gekoppelde telefoon verbinding maakt wanneer u het contact aanzet, wordt een spraakbericht afgespeeld, een bericht of pictogram weergegeven op het scherm of beide. Uit met een gesproken herinnering zorgt voor een herinnering in de display en een gesproken herinnering wanneer uw gsm wordt aangesloten en het contact wordt ingeschakeld.
SYNC™ In het geval van een aanrijding Tijdens een oproep: • Emergency Assistance maakt gebruik van informatie van het GPS van de auto of het gsm-netwerk (indien beschikbaar) om de meest geschikte taal te selecteren. Het waarschuwt ook de medewerker van de noodhulpdienst dat er een botsing is geweest en geeft het introductiebericht. Dit bericht kan ook de GPS-coördinaten van uw auto omvatten.
SYNC™ N.B.: De telefonist(e) van de noodhulpdienst kan, onafhankelijk van SYNC Emergency Assistance, ook informatie van het gsm-netwerk, zoals het telefoonnummer, de locatie van de gsm en de gsm-maatschappij, ontvangen. Privacy notice Emergency Assistance Wanneer u Emergency Assistance inschakelt, kan aan de noodhulpdiensten worden meegedeeld dat uw auto betrokken is geweest bij een botsing met activering van een airbag of uitschakeling van de brandstofpomp.
SYNC™ 2. Druk op de spraaktoets en zeg "USB" wanneer dit gevraagd wordt. 3. U kunt nu muziek afspelen door een van de betreffende spraakcommando's te geven. Zie de spraakcommando's voor media. Verbinden met behulp van het systeemmenu • • • • • • • 1. Wat speelt er nu? Sluit het apparaat op de USB-poort van de auto aan. 2. Druk op de toets AUX tot een initialiseerbericht in het display verschijnt. 3.
SYNC™ "USB" "Shuffle uit" 1,2 "Afspeellijst afspelen" "Vorige map" "Shuffle aan" "Vorig nummer" "Soortgelijke muziek" 3 "Wat speelt er nu?" 1 "Lied afspelen" 1 is een dynamische lijst, wat betekent dat het de naam van allerlei gegevens kan zijn, zoals de gewenste groep, artiest of het gewenste nummer. 2 Spraakcommando's die niet beschikbaar zijn tot indexeren is voltooid. 3 Spraakcommando's die alleen beschikbaar zijn in mapmodus.
SYNC™ "Bluetooth Audio" "Verbindingen" "Pauze" "Afspelen" "Volgend nummer" "Vorig nummer" 1. Druk op AUX om USB-weergave te selecteren en vervolgens op Opties om het menu Media te openen. 2. Scrol om te navigeren door: Functies mediamenu Met het mediamenu kunt u kiezen hoe uw muziek wordt afgespeeld (zoals op artiest, genre, shuffle of herhalen) en kunt u soortgelijke muziek zoeken of de index van uw USB-apparaten resetten.
SYNC™ Toegang tot de USB-bibliotheek 2. Druk op AUX om USB-weergave te selecteren en vervolgens op Zoeken. Met dit menu kunt u uw mediabestanden kiezen en afspelen op artiest, album, genre, afspeellijst en nummer of zelfs bladeren door wat op uw USB-apparaat staat. 1. Als er geen mediabestanden beschikbaar zijn, dan wordt dit op de display aangeduid.
SYNC™ U kiest U kunt 2. Blader om geïndexeerde mediabestanden op uw flashstations te bekijken en druk op OK. Reset Sync USB Voert een reset van de USB-index uit. Nadat de nieuwe indexering is voltooid, kunt u kiezen wat u wilt afspelen uit de USB-bibliotheek met nummers. * U kunt de toetsen onder aan het audiodisplay gebruiken om snel naar een bepaalde alfabetische categorie te gaan. U kunt ook de lettes op het numerieke toetsenbord gebruiken om snel naar een bepaalde letter in de lijst te gaan.
SYNC™ Problemen met gsm's Probleem Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing U moet uw gsm en de functie telefoonboek automatisch downloaden inschakelen op SYNC. Het systeem zegt "Telefoonboek gedownload" maar mijn Beperkte mogelijkheden SYNC-telefoonvan uw gsm. boek is leeg of er ontbreken contactpersonen. Dit is een gsm-afhankelijke functie. Probeer de contacten in uw telefoonboek over te brengen naar SYNC door de optie voor toevoegen te gebruiken.
SYNC™ Problemen met gsm's Probleem Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing Uw gsm moet het downloaden van sms'en met behulp van Bluetooth ondersteunen om sms'en te kunnen ontvangen. Dit is een gsm-afhankelijke functie. Audio-sms'en werken niet op mijn gsm. Ga naar het menu tekstberichten van SYNC om te zien of uw gsm de functie ondersteunt. Druk op de toets PHONE, scrol en selecteer daarna de optie voor tekstberichten en druk vervolgens op OK.
SYNC™ Problemen met USB en media Probleem Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing Het apparaat is niet aangesloten. SYNC herkent de muziek op mijn apparaat niet. Uw muziekbestanden bevatten mogelijk niet de Zorg dat de nummers over alle informatiejuiste informatie over details beschikken. artiest, titel, album of genre. Het bestand kan corrupt Probeer het beschadigde bestand te zijn. vervangen door een nieuwe versie.
SYNC™ Problemen met spraakcommando's Probleem Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing U gebruikt mogelijk onjuiste spraakcommando's. SYNC begrijpt de naam van een nummer of artiest niet. Controleer de spraakcommando's voor uw media aan het begin van het betreffende mediahoofdstuk. U zegt de naam wellicht niet exact zoals het systeem deze heeft opgeslagen. Zeg het nummer of de artiest exact zoals het systeem deze heeft opgeslagen.
SYNC™ Problemen met spraakcommando's Probleem Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing Contactpersonen staan Als de contactpersonen in hoofdletters misschien in uw telefoon- staan, moet u ze spellen. Voor JAKE dient boek in hoofdletters. u "Call J-A-K-E" te zeggen. SYNC past de phonetische uitspraakregels van de geselecteerde taal op de contactnamen in de gsm toe. Het SYNC spraakbesturingssysteem heeft problemen met het herkennen van buitenlandse namen die zijn opgeslagen op mijn gsm.
SYNC™ Problemen met spraakcommando's Probleem Het systeem genereert gesproken aanwijzingen en de uitspraak van sommige woorden is mogelijk niet correct voor mijn taal. Met mijn vorig bedieningssysteem voor Bluetooth kon ik de radio, cd en het klimaatregelsysteem bedienen. Waarom kan ik deze systemen niet met SYNC bedienen? Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing SYNC maakt gebruik van synthetisch gegenereerde spraak in plaats van vooraf opgenomen menselijke spraak.
SYNC™ Algemeen Probleem De geselecteerde taal voor het instrumentenpaneel en het display voor informatie en entertainment komt niet overeen met de SYNC-taal (telefoon, USB, Bluetooth audio, spraakbesturing en gesproken aanwijzingen). Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing SYNC ondersteunt slechts vier talen in een afzonderlijke module voor tekstweergave, spraakbesturing en gesproken aanwijzingen.
Bijlagen ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT WAARSCHUWINGEN Monteer geen zender/ontvangers, microfoons, luidsprekers en dergelijke in het ontvouwbereik van de airbags. WAARSCHUWINGEN Uw auto is getest en gecertificeerd volgens de wetgeving betreffende elektromagnetische comptabiliteit (72/245/EEC, UN ECE Regeling 10 of andere geldende lokale vereisten). U dient ervoor te zorgen dat apparatuur die u heeft gemonteerd voldoet aan de betreffende lokale wetgeving.
Bijlagen Frequentieband MHz Maximum uitgangsvermogen in watt (piek RMS) Antenneplaatsen 806 – 940 10 W 1. 2 1200 – 1400 10 W 1. 2 1710 – 1885 10 W 1. 2 1885 – 2025 10 W 1. 2 N.B.: Controleer na het aanbrengen van een RF-zender of deze niet de overige elektrische uitrusting in de auto stoort, zowel in de standby- als in de zendmodus. Controleer alle elektrische uitrusting: • met het contact ingeschakeld • bij draaiende motor • tijdens een proefrit bij verschillende snelheden.
Bijlagen • • De MS SOFTWARE en/of FORD SOFTWARE kan gekoppeld worden aan en/of communiceren met, of kan later met upgrades worden bijgewerkt om gekoppeld te worden aan en/of te communiceren met door leveranciers van software van derden en service verstrekte aanvullende software en/of systemen.
Bijlagen • • • • Enkelvoudige EULA: De documentatie voor de eindgebruiker van het APPARAAT en eraan gerelateerde systemen en service kan meerdere EULA's bevatten, zoals meerdere vertalingen en/of meerdere mediaversies (bijv. in de gebruikersdocumentatie en in de software). Zelfs als u meerdere EULA's ontvangt, hebt u slechts een licentie voor het gebruik van één kopie van de SOFTWARE.
Bijlagen • • Servicecomponenten op internetbasis: De SOFTWARE mag componenten bevatten die het gebruik van bepaalde diensten op internetbasis mogelijk maken en vergemakkelijken.
Bijlagen • • Links naar sites van derden: De MS SOFTWARE kan u de mogelijkheid bieden om naar sites van derden te linken door van de SOFTWARE gebruik te maken. De sites van derden staan niet onder de controle van MS, Microsoft Corporation, hun partners en/of hun aangewezen agent.
Bijlagen EXPORTBEPERKINGEN: U erkent dat de SOFTWARE onderworpen is aan de exportwetgeving van de Verenigde Staten en de Europese Unie. U gaat ermee akkoord om aan alle toepasselijke internationale en nationale wetten, inclusief die van de Verenigde Staten, te voldoen die op de SOFTWARE van toepassing zijn. Export Administration Regulations (EAR), alsmede beperkingen met betrekking tot eindgebruikers, eindgebruik en bestemming afgegeven door de Verenigde Staten en andere overheden.
Bijlagen Instructies lezen en opvolgen: Alvorens uw systeem op Windows Automotive-basis te gebruiken, dient u alle instructies en veiligheidsinformatie in deze eindgebruikershandleiding ("Gebruikershandleiding") te lezen en op te volgen. Het niet opvolgen van de voorzorgsmaateregelen in deze Gebruikershandleiding kan leiden tot een ongeval of andere ernstige gevolgen.
Bijlagen Afleidingsgevaar: Voor bepaalde navigatiefuncties zijn handmatige (niet-verbale) instellingen vereist. Een dergelijke instelling uitvoeren of gegevens invoeren tijdens het rijden, kan uw aandacht aanzienlijk afleiden en tot een ongeval of andere ernstige gevolgen leiden. Stop de auto op een veilige en legale wijze voordat u probeert deze bewerkingen uit te voeren. Noodhulpdiensten: Vertrouw niet op navigatiefuncties in het systeem om noodhulpdiensten te lokaliseren.
Bijlagen naar een plek stuurt die u onveilig acht, volg dergelijke aanwijzingen dan niet; (c) zorg dat u geen bestemmingen invoert of de de TeleNav-software anderszins manipuleert, tenzij uw voertuig stilstaat en geparkeerd is; (d) gebruik de TeleNav-software niet voor illegale, onbevoegde, onbedoelde, onveilige, gevaarlijke of onrechtmatige doeleinden, of op een wijze die afwijkt van deze overeenkomst; (e) rangschik alle GPS-apparaten en draadloze apparaten en kabels die nodig zijn voor het gebruik van de
Bijlagen smadend of anderszins verwerpelijk is; en (f) leasen, verhuren, of anderszins ongeoorloofde toegang voor derden tot de TeleNav-software toestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van TeleNav. MAAR NIET BEPERKT TOT, DE IMPLICIETE GARANTIES VAN VERKOOPBAARHEID, GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL EN NIET-INBREUK OP RECHTEN VAN DERDEN MET BETREKKING TOT DE TELENAV-SOFTWARE.
Bijlagen 7. Toewijzing VOOR DE TELENAV-SOFTWARE. SOMMIGE STATEN EN/OF RECHTSGEBIEDEN STAAN DE UITSLUITING OF BEPERKING VAN INCIDENTELE SCHADE OF GEVOLGSCHADE NIET TOE, ZODAT DE BOVENSTAANDE BEPERKINGEN OF UITSLUITINGEN MOGELIJK NIET OP U VAN TOEPASSING ZIJN.
Bijlagen 8,6 door implicatie, statuut, aansporing, estoppel of anderszins, en TeleNav en haar leveranciers en licentiegevers behouden hierbij alle andere betreffende rechten dan de licenties expliciet verleend in deze Overeenkomst. De koppen in deze Overeenkomst dienen slechts ter referentie en worden niet als onderdeel van deze Overeenkomst beschouwd, en hiernaar zal niet verwezen worden in verband met de constructie of interpretatie van deze Overeenkomst.
Bijlagen installeren, kopiëren, gebruiken, verkopen of overdragen. Als u de voorwaarden van deze overeenkomst wenst te verwerpen, en de Gegevens niet geïnstalleerd, gekopieerd of gebruikt hebt, dient u binnen dertig (30) dagen na aankoop contact op te nemen met de verkoper of NAVTEQ North America, LLC ("NT") voor een terugbetaling van uw aankoopprijs. Ga naar visit www.navteq.com o mcontact op te nemen met NT.
Bijlagen aan communicatie gekoppelde toepassingen bij voertuigen die beschikken over mogelijkheden met betrekking tot voertuignavigatie, positiebepaling, verzending, real-time routebegeleiding, wagenpark of vergelijkbare toepassingen; of (b) met of gekoppeld aan communicatie, inclusief en zonder beperking, mobiele telefoons, palmtop en handcomputers, pagers en personal digital assistants of PDA's. VOOR EEN BEPAALD DOEL OF NIET-INBREUK AF.
Bijlagen wetten, regels en voorschriften beheerd door het Office of Foreign Assets Control van de Verenigde Staten. Department of Commerce en Bureau of Industry and Security van de Verenigde Staten. Department of Commerce. In de mate dat dergelijke wetten, regels of voorschriften voor export NT verbieden haar verplichtingen uit hieronder te leveren of te distribueren Gegevens na te leven, zal een dergelijk gebrek verontschuldigd worden en zal geen schending van deze Overeenkomst vormen.
Bijlagen Als de Contracterende functionaris, de federale regering of een federale functionaris weigert om de hierin verstrekt legenda te gebruiken, moet de Contracterende functionaris, de federale regering of een federale functionaris NAVTEQ hierover informeren voordat er aanvullende of alternatieve rechten in de Gegevens worden gezocht. en titelinformatie ("Gracenote Gegevens"), van online servers ("Gracenote Servers"), en andere functies vervullen.
Bijlagen beding is Gracenote aansprakelijk voor betalingen aan u voor informatie die u verstrekt, met inbegrip van auteursrechtelijk beschermd materiaal of muziekbestandinformatie. U gaat ermee akkoord dat Gracenote haar betreffende rechten, gezamenlijk of afzonderlijk, onder deze overeenkomst rechtstreeks in de naam van elk bedrijf tegen u kan afdwingen. TOEKOMST KAN VERSTREKKEN EN IS VRIJ OM HAAR ONLINE DIENSTEN OP ELK MOMENT TE STOPPEN.
Bijlagen De antenne die voor deze zender wordt gebruikt mag zich niet in de buurt van een andere antenne of zender bevinden of hier tegelijkertijd mee werken.
Index 1 Afmetingen voertuig - Auto's met: Lange wielbasis......................................................207 Afmetingen van de auto..................................207 12 volt accu vervangen................................175 Afstandsbediening........................................35 A Batterij van afstandsbediening vervangen...........................................................35 Ontgrendelfunctie opnieuw programmeren.................................................
Index Audio-installatie - Auto's met: AM/FM/CD/Digital Audio Broadcast (DAB) radio/SYNC....................................212 Automatische klimaatregeling.................83 Mono modus.........................................................84 Monomodus inschakelen.................................84 Monomodus uitschakelen................................84 Temperatuurregeling..........................................84 Alternative Frequencies....................................
Index C Band oppompen bij een lek/gat Zie: Set tijdelijke mobiliteit...............................191 Bediening klimaatregeling achterin........86 Bedieningsorganen informatiedisplay ...........................................................................50 Bekerhouders..................................................101 Bestuurdersairbag..........................................32 Centrale vergrendeling.................................62 Integraal openen............................................
Index E Elektrisch bedienbare ruiten - Auto's met: Elektrisch bediende achterruiten ............................................................................59 Economisch rijden.......................................148 Accessoiresvertraging.........................................61 Achterruitvergrendeling....................................60 Inklembeveiliging.................................................60 Ruiten volledig openen met één druk op de knop...........................................
Index Gebruik van sneeuwkettingen.................196 Hoogte van veiligheidsgordels afstellen..........................................................30 Auto's met stabiliteitsregeling......................196 Gebruik van winterbanden.......................195 Gegevensopslag..............................................10 Gereduceerd motorvermogen.................148 Gevarendriehoek............................................151 Gloeilampentabel........................................
Index Klimaatregeling..............................................80 Motor uitschakelen......................................105 Werking....................................................................80 Auto's met een turbocompressor................105 Klok......................................................................74 N Type 1.........................................................................74 Type 2........................................................................
Index Overzicht instrumentenpaneel - Auto's met: links stuur..............................................15 Overzicht instrumentenpaneel - Auto's met: rechts stuur...........................................17 Overzicht interieur...........................................14 Overzicht motorruimte - 1,6 l Duratorq-TDCi (DV) diesel , Auto's met: links stuur.............................................171 Overzicht motorruimte - 1,6 l Duratorq-TDCi (DV) diesel , Auto's met: rechts stuur.........................
Index S SYNC™ gebruiken met Media Player............................................................265 Bluetooth-apparaten en systeeminstellingen.....................................270 De mediaspeler aansluiten op de USB-poort.......................................................265 Functies mediamenu.......................................268 Spraakcommando's voor media.................266 Toegang tot de USB-bibliotheek.................269 Wat speelt er nu?..............................................
Index Tips voor het rijden met ABS Vergrendelen en ontgrendelen..................37 Zie: Tips voor rijden met ABS ........................123 Automatisch ontgrendelen..............................39 Automatisch opnieuw vergrendelen............39 Automatisch vergrendelen...............................38 Bevestiging van vergrendelen en ontgrendelen.....................................................37 De portieren afzonderlijk vergrendelen met de sleutel....................................................
Index Voorruitwissers...............................................45 Winterbanden Intervalwissen.......................................................45 Snelheidsafhankelijke ruitenwissers (indien aangebracht)....................................................45 Zie: Gebruik van winterbanden.....................195 Z Voorste mistlampen.....................................54 Voorzorgsmaatregelen voor koude weersomstandigheden...........................149 Zekeringen.................................
CG3588nl