FORD TOURNEOCONNECT / TRANSITCONNECT Instructieboekje
De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de continue productontwikkeling behouden we ons het recht voor om specificaties, ontwerp en uitrusting op ieder moment zonder aankondiging of verplichting te wijzigen. Niets uit deze uitgave mag in enigerlei vorm en door enig middel gereproduceerd, verzonden of in een oproepsysteem opgeslagen of in een andere taal vertaald worden zonder onze schriftelijke toestemming. Fouten of omissies uitgesloten.
Inhoudsopgave Inleiding Motorstartblokkering Over deze handleiding ....................................7 Overzicht van symbolen.................................7 Onderdelen en accessoires..........................8 Werking..............................................................33 Gecodeerde sleutels.....................................33 Immobilisatiesysteem inschakelen.........33 Immobilisatiesysteem uitschakelen.......33 In één oogopslag In één oogopslag .........................................
Inhoudsopgave Bekerhouders..................................................83 Opbergruimtes................................................83 Wegenkaartopbergvakken.........................84 Aansluiting Auxiliary ingang (AUX IN) ..........................................................................84 Vloermatten.....................................................84 Ruiten en spiegels Elektrisch bedienbare ruiten......................52 Buitenspiegels.................................................
Inhoudsopgave Overzicht motorruimte - 1,8 l Duratorq-TDCi (Lynx) diesel /1,8 l Duratorq-TDDi (Lynx) diesel ................114 Oliepeilstaaf - 1,8 l Duratorq-TDCi (Lynx) diesel /1,8 l Duratorq-TDDi (Lynx) diesel .............................................................115 Motorolie controleren..................................115 Motorkoelvloeistof controleren................116 Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem.................................................
Inhoudsopgave Inleiding audio-installatie CD-speler Belangrijke audio-informatie...................138 Beveiligingscode............................................141 Beveiligingscode vergeten.........................141 Beveiligingscode invoeren..........................141 Onjuiste beveiligingscode..........................141 CD's aanbrengen..........................................150 Nummer selecteren.....................................150 CD afspelen...............................................
Inhoudsopgave Bijlagen Typegoedkeuringen......................................174 Elektromagnetische compatibiliteit......
6
Inleiding Bovendien beschermt een extra pollenfilter de passagiers tegen allergie opwekkende deeltjes in de buitenlucht. OVER DEZE HANDLEIDING Hartelijk dank voor het kiezen van een Ford. We adviseren u, enige tijd te nemen om met uw auto kennis te maken door deze handleiding te lezen. Hoe meer u van uw auto afweet, des te beter kunt u ermee omgaan en dat komt de veiligheid en het rijplezier ten goede. Neem voor meer informatie contact op met TÜV via www.tuv.com.
Inleiding ONDERDELEN EN ACCESSOIRES Originele Ford onderdelen en accessoires zijn speciaal voor uw auto ontwikkeld. Wij wijzen erop dat niet-originele Ford onderdelen en accessoires niet door Ford zijn onderzocht en goedgekeurd tenzij expliciet door Ford is aangegeven. Wij kunnen niet instaan voor de geschiktheid van dergelijke producten. Wij raden u aan uw Ford dealer te vragen of onderdelen en accessoires geschikt zijn voor uw auto.
In één oogopslag IN ÉÉN OOGOPSLAG Overzicht instrumentenpaneel Stuur links A S B R C Q D E F P O E115781 9 H G N M L I K J
In één oogopslag Stuur rechts I J G K L M H N C Q E F D P O B A R S E115782 A Luchtrooster. Zie Klimaatregeling (bladzijde 67). B Regelknop hoogteverstelling koplamplichtbundels Zie Koplamphoogte afstellen (bladzijde 44). C Richtingaanwijzers. Zie Verlichting (bladzijde 42). D Instrumentengroep. Zie Meters (bladzijde 54). E Informatiedisplay. Zie (bladzijde 60). F Ruitenwisserschakelaar. Zie Ruitenwissers en ruitensproeiers (bladzijde 38).
In één oogopslag H Indicator passagiersairbag gedeactiveerd. Zie Passagiersairbag uitschakelen (bladzijde 23). I Schakelaars voor- en achterruitverwarming. Zie Klimaatregeling (bladzijde 67). J Audio- of navigatiesysteem. Zie de afzonderlijke handleiding. K Toetsen van klimaatregeling. u61.5 Zie Klimaatregeling (bladzijde 67). L Schakelaar luchtrecirculatie. Zie Klimaatregeling (bladzijde 67). M Schakelaar airconditioning. Zie Klimaatregeling (bladzijde 67).
In één oogopslag Druk eenmaal op toets C om de schuifdeur en de achterklep te ontgrendelen. 2 Tourneo Connect Druk eenmaal op toets A om de voorportieren en de schuifdeuren te ontgrendelen. 2 Druk tweemaal op toets A om alle portieren te ontgrendelen. Druk eenmaal op toets C om de achterklep te ontgrendelen. 1 Alle modelvarianten E95178 Druk eenmaal op toets B om alle portieren en de achterklep te vergrendelen. Druk tweemaal binnen drie seconden op toets B om de dubbele vergrendeling te activeren. N.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen KINDERZITJES WAARSCHUWINGEN Laat kinderen niet zonder toezicht in uw auto achter. Wanneer uw auto bij een aanrijding betrokken is geweest, dient u het kinderzitje door een hiertoe opgeleide monteur te laten controleren. N.B.: De wettelijke voorschriften t.a.v. het gebruik van kinderzitjes zijn per land verschillend. E133140 Alleen kinderzitjes die volgens ECE-R44.03 (of later) gecertificeerd zijn, zijn getest en goedgekeurd voor gebruik in uw auto.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Kinderveiligheidszitje WAARSCHUWINGEN Laat kinderen met een lichaamsgewicht van meer dan 15 kilogram, maar met een lengte van minder dan 150 centimeter in een kinderzitje of op een zitverhoger plaatsnemen. LET OP Wanneer u een kinderzitje op de achterbank gebruikt, zorg dan dat het kinderzitje stevig tegen de stoel rust. De hoofdsteun moet wellicht worden opgetild of verwijderd. Zie Hoofdsteunen (bladzijde 78).
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Zitverhoger (Groep 3) WAARSCHUWINGEN Wanneer een voorwaarts gericht kinderzitje op een zitplaats achterin wordt geplaatst, verwijder dan de hoofdsteun van die zitplaats. Zie Hoofdsteunen (bladzijde 78). Wanneer een kinderzitje met een gordel wordt gebruikt, dan mag de gordel niet slap hangt of is gedraaid. N.B.: Bij gebruik van een kinderzitje op de voorstoel, dient u de voorste passagiersstoel altijd zo ver mogelijk naar achteren te verschuiven.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen U Geschikt voor universele kinderzitjes die zijn goedgekeurd voor deze gewichtsgroep. U¹ Geschikt voor universele kinderzitjes die zijn goedgekeurd voor deze gewichtsgroep. Wij raden u echter aan een door de overheid goedgekeurd kinderzitje te gebruiken dat op de achterbank is geplaatst. UF¹ Geschikt voor universele, voorwaarts gekeerde kinderzitjes, die zijn goedgekeurd voor gebruik in deze gewichtsgroep.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen *** Ten tijde van publicatie is de aanbevolen groep 1 ISOFIX kinderzitjes de Britax Romer Duo. Neem contact op met uw dealer voor de laatste informatie betreffende door Ford aanbevolen kinderzitjes.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen ISOFIX VERANKERINGSPUNTEN WAARSCHUWINGEN Gebruik voor ISOFIX kinderzitjes met een veiligheidsgordel aan de bovenzijde altijd een bovenste bandverankering. Tourneo Connect Bevestig de veiligheidsgordel aan de bovenzijde aan geen ander punt dan aan het verankeringspunt dat hiervoor is bestemd. Gebruik altijd de bovenste bandverankering aan de onderzijde van de rugleuning van de tweede zitrij als de derde zitrij bezet is. 1. Verwijder de hoofdsteun.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen KINDERSLOTEN Tourneo Connect WAARSCHUWING Wanneer de kindersloten in werking zijn gesteld, kunnen de portieren niet van binnenuit worden geopend. N.B.: Alleen de schuifdeuren zijn voorzien van kinderveiligheidssloten.
Bescherming van inzittenden Front-airbags aan bestuurders- en passagierszijde WERKING Airbags WAARSCHUWINGEN Wijzig de voorzijde van de wagen op geen enkele wijze. Dit zou nadelige gevolgen voor het ontvouwen van de airbags kunnen hebben. Oorspronkelijke tekst volgens ECE R94.01: Extreme Hazard! Do not use a rearward facing child restraint on a seat protected by an airbag in front of it! Draag een veiligheidsgordel en houd voldoende afstand tussen uzelf en het stuurwiel.
Bescherming van inzittenden De zijairbags bevinden zich in de zijkant van de rugleuningen van de voorstoelen. Een label op de rugleuning geeft aan dat uw auto is uitgerust met zijairbags. Het oprolmechanisme van de veiligheidsgordel aan bestuurderszijde is voorzien van een gordelspanner. De activeringsdrempel van de gordelspanners is iets lager dan die van de airbags. Bij aanzienlijke frontale aanrijdingen is het mogelijk dat alleen de gordelspanners in werking treden.
Bescherming van inzittenden Trek de veiligheidsgordel gelijkmatig uit. Als er een stevige ruk aan wordt gegeven of als de auto op een helling staat, kan de gordel blokkeren. HOOGTE VAN VEILIGHEIDSGORDELS AFSTELLEN Druk de rode knop op het gordelslot in om de gordel los te maken en laat de gordel zich gelijkmatig en volledig oprollen.
Bescherming van inzittenden De lamp van het herinneringssysteem gaat branden en er klinkt een akoestisch signaal wanneer de veiligheidsgordel van de bestuurder niet is omgedaan en de auto sneller rijdt dan een relatief lage snelheid. De lamp gaat tevens branden wanneer de veiligheidsgordel van de bestuurder niet is omgedaan als met de auto wordt gereden.
Bescherming van inzittenden Airbag aan passagierszijde uitschakelen A B E71312 Wanneer een kinderzitje op de voorstoel wordt geplaatst, let er dan op dat de sleutelschakelaar in de stand A staat. Controleer bij het aanzetten van het contact, of de controlelamp airbag aan passagierszijde uitgeschakeld brandt. Zie In één oogopslag (bladzijde 9).
Sleutels en afstandsbediening Een nieuwe afstandsbediening programmeren ALGEMENE INFORMATIE OVER RADIOFREQUENTIES 1. Draat, om nieuwe afstandsbedieningen te programmeren, het contactslot viermaal binnen zes seconden in de stand II. 2. Zet het contact in stand 0. Een geluidssignaal geeft aan dat het nu mogelijk is gedurende 10 seconden de afstandsbediening te programmeren.
Sleutels en afstandsbediening Herhaal de procedure om de oorspronkelijke ontgrendelfunctie in te schakelen. 5. Zet de twee huishelften van de afstandsbediening op elkaar vast. 6. Breng het sleutelblad aan. BATTERIJ VAN AFSTANDSBEDIENING VERVANGEN Zorg dat u oude batterijen op milieuvriendelijke wijze weggooit. E107998 Zoek advies m.b.t. de plaatselijke regels m.b.t. recycling. E74386 1. Steek een schroevendraaier in de uitsparing aan de achterzijde van de sleutel en verwijder het sleutelblad. 2.
Sloten VERGRENDELEN EN ONTGRENDELEN Bij auto's met dubbele vergrendeling knipperen de richtingaanwijzers tweemaal wanneer u de portieren dubbel vergrendelt. Centrale vergrendeling Portieren ontgrendelen met behulp van de sleutel N.B.: U kunt alle portieren en de achterklep ontgrendelen met behulp van de sleutel voor de voorportieren. Hiervan moet gebruik worden gemaakt wanneer de afstandsbedieningssysteem niet werkt.
Sloten Portieren met de sleutel dubbel vergrendelen Tourneo Connect Druk eenmaal op toets A om de voorportieren en de schuifdeuren te ontgrendelen. Draai de sleutel binnen drie seconden in de ontgrendelstand en vervolgens in de vergrendelstand om de portieren dubbel te vergrendelen. Druk tweemaal op toets A om alle portieren te ontgrendelen. Portieren met de afstandsbediening vergrendelen en ontgrendelen Druk eenmaal op toets C om de achterklep te ontgrendelen.
Sloten De portieren van binnenuit vergrendelen en ontgrendelen Door eenmaal te drukken op toets C van de afstandsbediening wordt de achterklep ontgrendeld. Door tweemaal te drukken op toets C van de afstandsbediening worden alle portieren ontgrendeld. Voorportieren Automatisch opnieuw vergrendelen De portieren worden automatisch opnieuw vergrendeld wanneer u niet binnen 45 seconden na het ontgrendelen met de afstandsbediening een portier opent.
Sloten Schuifdeur 2 A 1 B A B E74705 A Buitenzijde B Binnenzijde Dubbele achterdeuren WAARSCHUWING Sluit de achterdeuren goed om te voorkomen dat deze tijdens het rijden opengaan. Rijden met een geopende achterdeuren is bijzonder gevaarlijk omdat dan uitlaatgassen het interieur in kunnen worden binnengezogen. E74706 A Vergrendelen B Ontgrendelen De portieren openen Schuifdeur N.B.
Sloten Rechter achterdeur A De achterdeuren openen tot 180 en 250 graden B E74707 E74709 A Buitenzijde B Binnenzijde Druk op de gele knop op de deur. Bij het sluiten van de achterdeuren keren de deurvangers automatisch in hun oorspronkelijke stand terug. Linker achterdeur Achterklep WAARSCHUWING 2 Sluit de achterklep goed om te voorkomen dat deze tijdens het rijden openspringt.
Sloten A B E66517 A Buitenzijde B Binnenzijde 32
Motorstartblokkering De controlelamp in de instrumentengroep brandt ongeveer drie seconden en gaat vervolgens uit. Wanneer de controlelamp langer dan een minuut blijft branden of knipperen en vervolgens met onregelmatige intervallen gaat branden, dan is uw sleutel niet herkend. Neem de sleutel uit het slot en probeer het nogmaals. WERKING Het immobilisatiesysteem is een diefstalbeveiligingssysteem dat voorkomt dat iemand de motor van uw auto met een onjuist gecodeerde sleutel kan starten.
Alarm WERKING Het perimeter alarm is een afschrikmiddel voor personen die ongeoorloofd de portieren en de motorkap proberen te openen. Het beveiligt ook de audio-installatie. N.B.: Een vals alarm kan ook veroorzaakt worden door de hulpverwarming. Zie Extra verwarming (bladzijde 70). Als u de hulpverwarming gebruikt, richt de luchtstroom dan op de beenruimte.
Stuurwiel STUURWIEL AFSTELLEN AUDIOBEDIENING Selecteer de radio- of CD-modus op de audiounit. WAARSCHUWING Verstel nooit het stuurwiel als de auto in beweging is. De volgende functies kunnen met de afstandsbediening worden bediend: N.B.: Controleer of u in de juiste positie zit. Zie De juiste zitpositie innemen (bladzijde 75). Volume 2 2 1 E95178 E116379 Hoger volume: druk op de bovenste toets op de achterzijde van de afstandsbediening.
Stuurwiel Seek (zoekfunctie) Modus E116297 Druk kort op de toets aan de zijkant: • • • Druk de toets aan de zijkant in en houd deze ingedrukt: E116380 Beweeg de hendel naar boven of naar beneden: • • In de radio modus wordt het volgende in het geheugen opgeslagen radiostation opgezocht. In de CD modus wordt de volgende CD gekozen wanneer een CD-wisselaar is gemonteerd. In alle modi om een verkeersbericht te onderbreken.
Stuurwiel E116297 37
Ruitenwissers en ruitensproeiers AUTOMATISCH IN- EN UITSCHAKELENDE RUITENWISSERS VOORRUITWISSERS D C LET OP Schakel de automatische wisfunctie niet bij droog weer in. De regensensor is bijzonder gevoelig en de ruitenwissers kunnen in werking treden indien de voorruit met vuil, mist of vliegen in aanraking komt. B Vervang de ruitenwisserbladen zodra deze strepen water en vuil op de voorruit achterlaten.
Ruitenwissers en ruitensproeiers Wanneer u de automatische wisfunctie inschakelt, maken de ruitenwissers pas een wisbeweging nadat water op de voorruit is geregistreerd. De regensensor meet daarna continu de hoeveelheid water op de voorruit en zal de snelheid van de ruitenwissers automatisch instellen. ACHTERRUITWISSERS EN SPROEIERS Wissen met intervallen Stel de gevoeligheid van de regensensor met de draaiknop in.
Ruitenwissers en ruitensproeiers Ruitensproeier, achter RUITENWISSERBLADEN CONTROLEREN E71018 WAARSCHUWING Schakel de ruitensproeiers niet langer dan tien seconden achtereen in; schakel de ruitensproeiers nooit in als het reservoir leeg is. E66644 Controleer met uw vingertoppen de rubber randen van de ruitenwisserbladen op oneffenheden. Wanneer de hendel naar het stuurwiel wordt getrokken treden zowel de sproeier als de ruitenwissers in werking.
Ruitenwissers en ruitensproeiers 3 E93784 5 4 E93785 6 E93786 Breng de eerder verwijderde onderdelen in omgekeerde volgorde aan.
Verlichting Grootlicht en dimlicht VERLICHTINGSBEDIENING Standen van de lichtschakelaar F A B C E71095 Trek de hendel geheel naar het stuurwiel toe om tussen grootlicht en dimlicht te wisselen. E71094 E A Off (uit) D B Stads- en achterlichten C Koplampen D Voormistlichten E Achtermistlichten F Parkeerlichten Lichtsignaal Trek de schakelaarhendel naar het stuurwiel toe. Home safe verlichting U kunt de home safe verlichting tot 10 minuten nadat het contact is afgezet inschakelen.
Verlichting Wanneer alle deuren zijn gesloten en een deur wordt binnen de 30 seconden vertragingstijd weer geopend, start de tijdschakeling van drie minuten opnieuw. VOORSTE MISTLAMPEN De home safe functie kan worden uitgeschakeld door de koplampschakelaar IN te schakelen of door het contact AAN te zetten. AUTOMATISCH IN- EN UITSCHAKELENDE VERLICHTING E71096 WAARSCHUWING WAARSCHUWING Onder slechte weersomstandigheden kan het nodig zijn uw koplampen handmatig in te schakelen.
Verlichting N.B.: Wanneer de automatische verlichting is ingeschakeld, kunnen de mistachterlichten niet worden ingeschakeld. KOPLAMPHOOGTE AFSTELLEN Alle uitvoeringen WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN N.B.: Afhankelijk van de verkeerswetgeving van het land waarin uw wagen oorspronkelijk is gebouwd, knipperen de waarschuwingsknipperlichten wanneer u krachtig remt. E71943 E65990 Positie van onderdeel: Zie In één oogopslag (bladzijde 9).
Verlichting Tourneo Connect Belading Aantal personen 1 Regelknopstand LWB SWB (lange (korte wielwielbasis) basis) 5 5 stoelen stoelen Gewicht in bagage1 Voor Achter ruimte 1-2 - - 2 3-6 2 3-6 max. 1 - max. 0 LWB (lange wielbasis) 8 stoelen 0 0 1 1 1 1 1,5 1,5 1,5 1 2,5 2 1,5 Zie Voertuigidentificatie (bladzijde 131). INTERIEURVERLICHTING RICHTINGAANWIJZERS C A B E72170 E71098 N.B.
Verlichting N.B.: De volgende instructies beschrijven hoe de gloeilampen moeten worden verwijderd. Breng de nieuwe gloeilampen in omgekeerde volgorde van verwijderen aan, tenzij anders is voorgeschreven. De interieurverlichting gaat ook branden wanneer u het contact afzet. De verlichting gaat korte tijd later automatisch uit of wanneer u de motor start of opnieuw start. Wanneer u bij afgezet contact de schakelaar in stand C zet, gaat de interieurverlichting branden.
Verlichting Stadslicht Grootlicht en dimlicht 1 1 E76060 E76060 N.B.: Wanneer u de kap aanbrengt, zorg er dan voor dat de pijl naar boven wijst. N.B.: Wanneer u de kap aanbrengt, zorg er dan voor dat de pijl naar boven wijst. 1. 1. Draai de kap linksom en verwijder deze. Draai de kap linksom en verwijder deze. 3 2 2 E76062 2. Trek de stekker los. 3. Maak de klemveer los en verwijder de gloeilamp. 3 E76061 2. Verwijder de gloeilamp en de lamphouder.
Verlichting Mistlampen, vóór 3. Verwijder de gloeilamp. Zijknipperlichten 2 1 3 1 2 E76063 1. Verwijder voorzichtig het zijknipperlicht. 2. Pak de lamphouder beet, draai het huis linksom en verwijder het. 3. Verwijder de gloeilamp. E76064 N.B.: De gloeilamp van de mistlamp kan niet uit de lamphouder worden verwijderd. N.B.: De lamp is vanaf de achterzijde van de voorbumper bereikbaar. 1. Trek de stekker los. 2. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze.
Verlichting Achterlichtunits 2. Verwijder de achterlichtunit en maak de lamphouder los. 3. Druk voorzichtig de gloeilamp in de lamphouder en draai de gloeilamp linksom. Verwijder de gloeilamp. 2 2 Derde remlicht 1 3 E76065 A 2 1 B C E76067 1. Verwijder de schroeven. 2. Verwijder het lamphuis. 3. Verwijder de gloeilamp. D E76066 1. A Achterlicht en remlicht B Richtingaanwijzer C Achteruitrijlamp D Mistachterlicht Verwijder de vleugelmoeren.
Verlichting Kentekenplaatverlichting Interieurverlichting Uitvoeringen met dubbele achterdeuren Voor 1 2 E71074 1 2 E76068 1. Verwijder het glas. 2. Verwijder de gloeilamp. Achter Uitvoeringen met een achterklep 2 2 2 1 E76070 1 1. Werk de lamp voorzichtig los. 2. Verwijder de gloeilamp. 1 Leeslampen E71075 1. Verwijder het lampglas. 2. Druk voorzichtig de gloeilamp in de lamphouder en draai de gloeilamp linksom. Verwijder de gloeilamp.
Verlichting 1. Werk de lamp voorzichtig los. 2. Verwijder de gloeilamp.
Ruiten en spiegels ELEKTRISCH BEDIENBARE RUITEN BUITENSPIEGELS WAARSCHUWING WAARSCHUWING Vergis u niet in de afstand van voorwerpen die u in deze groothoekspiegel ziet. Voorwerpen die u in deze spiegels ziet, zien er kleiner uit en lijken verder weg te zijn dan in werkelijkheid het geval is. Schakel de elektrisch bedienbare ruiten niet in tenzij deze vrij zijn van obstructies. N.B.
Ruiten en spiegels Trek de hendel naar buiten om de ruit te openen. Druk in het midden van de hendel om deze te vergrendelen. Trek in het midden van de hendel om de ruit te sluiten. Druk hem naar achteren tot hij wordt vergrendeld. AUTOMATISCH DIMMENDE SPIEGEL E71281 De elektrisch bedienbare buitenspiegels zijn voorzien van een verwarmingselement dat het spiegelglas ontdooit en ontwasemt. Zie Klimaatregeling (bladzijde 67).
Instrumentenpaneel METERS Type 1 A C B G F E74268 A Toerenteller B Koelvloeistoftemperatuurmeter C Brandstofpeilmeter D Snelheidsmeter E Insteltoets klok F Informatiedisplay G Terugsteltoets dagteller 54 D E
Instrumentenpaneel Type 2 A C B F D E E115885 A Toerenteller B Koelvloeistoftemperatuurmeter C Brandstofpeilmeter D Snelheidsmeter E Informatiedisplay F Berichtenindicator LET OP Koelvloeistoftemperatuurmeter Start de motor niet voordat de oorzaak voor de oververhitting is verholpen. Alle modelvarianten Geeft de temperatuur van de koelvloeistof aan. Bij normale bedrijfstemperatuur blijft de naald in het centrale gedeelte.
Instrumentenpaneel Controlelamp ABS Wanneer de wijzer in het rode gebied komt, is de motor oververhit. Zet de motor af, zet het contact af en stel de oorzaak vast zodra de motor is afgekoeld. Indien één van deze waarschuwings- of controlelampen niet brandt nadat het contact is aangezet, duidt dit op een storing. Laat het systeem onmiddellijk door een goed opgeleide en vakkundige monteur controleren. Uitvoeringen met een informatiedisplay Bovendien verschijnt een waarschuwingsbericht op het display.
Instrumentenpaneel Controlelamp portier niet goed gesloten Als beide lampen samen gaan branden, breng de auto dan zo snel mogelijk tot stilstand wanneer dit veilig kan. Doet u dit niet, dan kan dit leiden tot verminderd vermogen en afslaan van de motor. Zet de auto van het contact en probeer de motor te starten. Laat het systeem onmiddellijk door een goed opgeleide monteur controleren als de motor kan worden gestart.
Instrumentenpaneel Indicator van onderhoudsinterval Controlelamp laag brandstofniveau De controlelamp gaat branden als onderhoud nodig is of er een overmatige hoeveelheid roetdeeltjes of drab in de olie aanwezig is. Laat de motorolie zo spoedig mogelijk verversen. Wanneer deze lamp brandt, ga dan zo spoedig mogelijk tanken. De pijl naast het symbool van de pomp duidt aan aan welke zijde zich de klep van de brandstofvulopening bevindt.
Instrumentenpaneel Verlichting ingeschakeld Wanneer u het ESP uitschakelt, gaat de controlelamp branden. De lamp gaat uit wanneer u het systeem weer inschakelt of wanneer u het contact afzet. Controlelamp water in brandstof Wanneer bij afgezet contact het bestuurdersportier wordt geopend terwijl de buitenverlichting niet is uitgeschakeld, klinkt een gong. Uitvoeringen met een dieselmotor Laag brandstofpeil De controlelamp gaat branden ingeval van overmatige hoeveelheden water in het brandstoffilter.
Infodisplays • ALGEMENE INFORMATIE • WAARSCHUWING Bedien de toetsen van het informatiedisplay niet wanneer de auto in beweging is. om door de displays van de boordcomputer te scrollen om door de opties van een menu te scrollen en deze te selecteren. N.B.: Het informatiedisplay blijft nadat u het contact hebt afgezet gedurende enkele minuten aan. Verschillende systemen van uw auto kunnen worden aangestuurd met behulp van de multifunctionele hendel op de stuurkolom.
Infodisplays Menustructuur ESP TIJD INSTELLEN VOERTGINSTELL. ONTGRENDELEN MET AFST.BED. BEGROETINGS-VERLICHTING RICHTING-AANWIJZERS RADIODISPLAY KRACHT. REMMEN W.KNIPPERL.
Infodisplays 1. Druk op de insteltoets van de klok tot de tijd op het display knippert. 2. Druk op de insteltoets van de klok om de tijd in te stellen.
Infodisplays Actieradius tot de brandstoftank leeg is Gebruik de draaiknop om langs de displays van de tripcomputer te bladeren. Duidt bij benadering de afstand aan die nog kan worden afgelegd voordat de tank leeg is. De waarde zal variëren naarmate de rijomstandigheden veranderen. N.B.: De positie van het display van de boordcomputer kan variëren afhankelijk van de getoonde informatie.
Infodisplays 6. Ga voor de minutenaanduiding en de datum op dezelfde wijze te werk. 7. Druk op de toets SET/RESET om de instelling te bevestigen. 8. Druk op de toets SET/RESET om het menu te verlaten. INFOBERICHTEN Voertuiginstellingen Taalinstellingen, geluiden, naderingslichten, indicatoren veranderen van rijstrook, radiodisplay, gevaren bij hard remmen, ontgrendelen op afstand, hellingstart. 1. 2. 3. 4. 5. 6. E73265 Gebruik de draaiknop voor toegang tot het hoofdmenu. Selecteer Voertginstell.
Infodisplays Mededeling Controlelamp Systeem Deur passagier open Rood Sloten. Auto is in beweging. Stop de auto zo snel en veilig mogelijk en sluit de motorkap. Motorkap open Rood Sloten. Auto is in beweging. Stop de auto zo snel en veilig mogelijk en sluit de motorkap. Schuifdeuren open Rood Sloten. Auto is in beweging. Stop de auto zo snel en veilig mogelijk en sluit de motorkap. Achterdeur open Rood Sloten. Auto is in beweging. Stop de auto zo snel en veilig mogelijk en sluit de motorkap.
Infodisplays Verlichting Mededeling Controlelamp Systeem RA links lamp defect oranje Een gloeilamp van de richtingaanwijzers, links, is defect. Zie Gloeilampen vervangen (bladzijde 46). RA rechts lamp defect oranje Een gloeilamp van de richtingaanwijzers, rechts, is defect. Zie Gloeilampen vervangen (bladzijde 46). oranje De automatische verlichting of ruitenwissers hebben niet correct gefunctioneerd. Laat het systeem zo snel mogelijk door een goed opgeleide en vakkundige monteur controleren.
Klimaatregeling Het pollenfilter verwijdert de meeste potentieel schadelijke stoffen als pollen, industriële luchtverontreiniging en straatvuil uit de lucht voordat deze het interieur binnenstroomt. WERKING Buitenlucht Houd de luchtinlaten voor de voorruit vrij van belemmeringen (sneeuw, bladeren, enz.) zodat de airconditioning effectief kan werken. VENTILATIEROOSTERS Gerecirculeerde lucht LET OP Wanneer de luchtrecirculatiestand langdurig wordt ingeschakeld, kunnen de ruiten beslaan.
Klimaatregeling Verwarmbare buitenspiegels Temperatuurregelknop In de elektrisch bedienbare buitenspiegels is een verwarmingselement gemonteerd dat het spiegelglas ontdooit of ontwasemt. Wanneer u de achterruitverwarming inschakelt, worden deze elementen automatisch ingeschakeld. HANDMATIGE KLIMAATREGELING Ventilator N.B.: Wanneer u de aanjager uitschakelt kan de voorruit beslaan. E74658 Toetsen voor luchtverdeling N.B.: Een kleine hoeveelheid lucht stroomt altijd naar de voorruit.
Klimaatregeling B C Snel verwarmen van het interieur D E74662 Ventilatie E74663 E A Zet de luchtverdeelknop in stand A of B. Zet de aanjagerschakelaar in een willekeurige stand. Open de luchtroosters naar gelang uw persoonlijke wensen. E74660 A Hoofdniveau B Hoofdniveau en beenruimte C Beenruimte D Beenruimte en voorruit E Voorruit Voorruit ontdooien en ontwasemen N.B.: De recirculatiestand wordt automatisch uitgeschakeld.
Klimaatregeling Zet de luchtverdeelknop in stand E en kies toevoer van buitenlucht. Wanneer de temperatuur hoger is dan 4 °C, schakelt de airconditioning automatisch in. Let erop dat de aanjager is ingeschakeld. Druk op de A/C schakelaar om de airconditioning in of uit te schakelen. Het lampje in de schakelaar brandt wanneer de airconditioning is ingeschakeld. Wanneer u de luchtverdeelknop in een andere stand dan stand E zet, keert de A/C terug naar de vorige instelling.
Klimaatregeling De programmeerbare standverwarming werkt onafhankelijk van de verwarming van de auto door het koelvloeistofcircuit van de motor te verwarmen. Hij wordt door de brandstoftank van energie voorzien. U kunt het systeem ook tijdens het rijden gebruiken om het interieur sneller te laten opwarmen. N.B.: De programmeerbare standverwarming schakelt automatisch uit wanneer de accuspanning laag wordt. N.B.
Klimaatregeling Instellen van de tijd A N.B.: De verwarmingsduur voor van te voren ingestelde tijden en de verwarmingsmodi kunnen voor 10 tot 120 minuten worden ingesteld. B Druk de toets A langer dan drie seconden ingedrukt en houd hem ingedrukt tot de tijdsaanduiding op het display knippert. Wacht vijf seconden tot het verwarmingssymbool verschijnt en de verwarmingsduur knippert. Druk de toetsen B en D in om de verwarmingsduur in te stellen. Druk na het instellen van de verwarmingsduur op toets A.
Klimaatregeling Inschakeltijden programmeren De verwarming kan op elk gewenst moment voor de geprogrammeerde tijdsduur worden ingeschakeld. Druk op toets C. Het display wordt verlicht en toont de resterende verwarmingstijd en het verwarmingssymbool. A B Verwarming continu inschakelen B C E71351 D Druk toets A meerdere keren in tot het symbool 1, 2 of 3) voor de gewenste inschakeltijd wordt weergegeven. Druk op toetsen B en D om de tijd in te stellen.
Klimaatregeling Druk toets A meerdere keren in tot het symbool 1, 2 of 3) voor de gewenste inschakeltijd wordt weergegeven. Druk op toets C. Het ON symbool verschijnt op het display. Druk opnieuw op toets C om de inschakeltijd weer te deactiveren.
Stoelen • DE JUISTE ZITPOSITIE INNEMEN • • het stuurwiel met licht gebogen armen vasthoudt. uw benen licht buigt zodat u de pedalen volledig kunt indrukken. de schoudergordel over het midden van uw schouder en de heupgordel strak over uw heupen legt. Zorg ervoor dat uw zitpositie comfortabel is en dat u de volledige controle over de auto hebt. VOORSTOELEN WAARSCHUWING Verstel de stoelen niet terwijl de wagen in beweging is. E68595 WAARSCHUWINGEN Verstel de stoelen nooit tijdens het rijden.
Stoelen Lendensteun instellen E80778 Hellingshoek van de rugleuning instellen E74817 Stoelhoogte instellen E74819 E74818 76
Stoelen Armsteun instellen Transit Connect 1 E74820 Passagiersstoel, voor, neerklappen WAARSCHUWINGEN Zorg ervoor dat de stoelen en de rugleuningen goed vastzitten en volledig zijn vergrendeld. E74821 2 Leg geen voorwerpen op de rugleuning wanneer de wagen in beweging is.
Stoelen 6 5 E74823 1. 2. 3. 4. 5. 6. Trek aan de lus en kantel de zitting naar voren. Kantel de hoofdsteun naar voren. Trek de hendel omhoog. Klap de rugleuning naar voren. Trek de hendel omhoog. Druk de rugleuning naar beneden. E81584 Hoofdsteun instellen WAARSCHUWING HOOFDSTEUNEN Trek de hoofdsteun omhoog wanneer de achterbank door een passagier of voor een kinderzitje wordt gebruikt. Stel de hoofdsteun zo in, dat de bovenzijde ervan gelijkligt met de bovenzijde van uw hoofd.
Stoelen Derde zitrij WAARSCHUWINGEN Controleer of de rode indicator niet te zien is wanneer u de armen van de rugleuningen van de tweede zitrij en de sloten van de derde zitrij in aangrijping brengt. 2 Plaats geen voorwerpen op een neergeklapte stoel. 1 Trek niet aan de achterbank van de tweede zitrij wanneer de complete bank naar voren is gekanteld.
Stoelen 5 6 4 4 E74846 5 1. E74833 2. 1. Verwijder de middelste hoofdsteun. 2. Schuif de buitenste hoofdsteunen geheel naar beneden. 3. Trek de hendels aan de zijkant van de rugleuning omhoog. 4. Klap de rugleuning naar voren. 5. Trek de ontgrendelingslussen naar beneden. 6. Kantel de achterbank naar voren. 3. 4. 5. Schuif de hoofdsteunen geheel naar beneden. Trek de hendels aan de zijkant van de rugleuning omhoog. Klap de rugleuning naar voren. Trek de vergrendelingshendels omhoog.
Stoelen 1. 2. 3. 4. Trek de vergrendelingshendels omlaag. Kantel de zitting naar beneden. Kantel de rugleuning omhoog. Breng de middelste hoofdsteun aan. Derde zitrij 2 1 E75768 E74849 De stoelverwarming werk alleen met ingeschakeld contact. 1. Druk de ontgrendelingshendels omlaag. 2. Kantel de zitting naar beneden. 3. Kantel de rugleuning omhoog. De maximum temperatuur wordt bereikt na vijf tot zes minuten. De temperatuur wordt door een thermostaat geregeld.
Gemaksfuncties Gebruik voor het aansluiten van stroomverbruikers alleen de speciale stekkers uit het Ford Accessoires Programma of stekkers voor standaard SAE-aansluitpunten. DIMMER INSTRUMENTENPANEELVERLICHTING EXTRA VOEDINGSAANSLUITINGEN LET OP Wanneer u het aansluitpunt gebruikt terwijl de motor niet draait, wordt hierdoor de accu ontladen. E70454 N.B.: U kunt het elektrische aansluitpunt gebruiken voor 12 volt accessoires met een maximum vermogen van 10 ampère.
Gemaksfuncties OPBERGRUIMTES Opbergruimte boven de voorruit WAARSCHUWING Plaats geen zware voorwerpen in de opbergruimte boven de voorruit. E74677 BEKERHOUDERS WAARSCHUWING Plaats tijdens het rijden geen hete dranken in de bekerhouders. Tafeltjes op de rugleuningen WAARSCHUWING E74681 Gebruik de tafeltjes niet tijdens het rijden. Controleer voordat u wegrijdt of de tafeltjes in de onderste stand zijn vergrendeld.
Gemaksfuncties WEGENKAARTOPBERGVAKKEN AANSLUITING AUXILIARY INGANG (AUX IN) E74686 E115675 Zie de afzonderlijke audiohandleiding. VLOERMATTEN WAARSCHUWING Wanneer de vloermatten worden gebruikt, zorg dan dat de vloermatten correct worden vastgemaakt met de correcte bevestigingselementen, zodat de matten geen invleod hebben op de bediening van de pedalen.
Motor starten en stoppen N.B.: Laat, om te voorkomen dat de accu leegraakt, de contactsleutel niet te lang in deze stand staan. ALGEMENE INFORMATIE Algemene opmerkingen over het starten II Het contact staat aan. Alle elektrische circuits zijn ingeschakeld. Waarschuwingsen controlelampen branden. Dit is de stand waarin de sleutel moet staan tijdens het rijden. U moet deze stand ook kiezen wanneer de auto wordt gesleept.
Motor starten en stoppen In tegenstelling tot een gewoon filter, dat regelmatig vervangen moet worden, is het DPF zodanig ontworpen dat het regenereert (zichzelf reinigt) om doeltreffend te blijven. Het regeneratieproces vindt automatisch plaats. Onder sommige rijomstandigheden moet u echter het regeneratieproces ondersteunen. MOTOR UITSCHAKELEN Auto's met turbocompressor LET OP Zet de motor niet af wanneer deze met een hoog toerental draait.
Brandstof en tanken N.B.: Wij raden het langdurig gebruik van additieven af die vlokvorming moeten voorkomen. VEILIGHEIDSMAATREGELEN WAARSCHUWINGEN Stop met tanken nadat het vulpistool voor de tweede keer is afgeslagen. Alle brandstof die u dan nog toevoegt vult de expansieruimte in de brandstoftank, hetgeen er toe kan leiden dat de brandstof overstroomt. Het morsen van brandstof kan gevaarlijk zijn voor andere weggebruikers.
Brandstof en tanken TANKKLEP Tourneo Connect Alle uitvoeringen N.B.: De schuifdeur kan niet volledig worden geopend wanneer de brandstofvulklep is ontgrendeld en geopend. WAARSCHUWINGEN Voorkom dat tijdens het tanken brandstof wordt gemorst, die zich in het vulpistool bevindt. TANKEN LET OP Wij raden aan minimaal 10 seconden te wachten alvorens het vulpistool uit de vulbuis te halen, zodat alle achtergebleven brandstof in de brandstoftank kan stromen.
Brandstof en tanken Tourneo en Kombi Connect Brandstofverbruikscijfers Stadsverkeer Buitenweg Gecombineerd CO2-emissie l/100 km (mpg) l/100 km (mpg) l/100 km (mpg) g/km 1.8L Duratorq-TDCi Turbo diesel (75 pk), fase IV, asoverbrenging: 4,06 7,8 (36,2) 5,5 (51,4) 6,3 (44,8) 167 1.8L Duratorq-TDCi Turbo diesel (90 pk), fase IV, asoverbrenging: 4,06 7,9 (35,8) 5,5 (51,4) 6,4 (44,1) 168 1.
Versnellingsbak/transmissie HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK LET OP Schakel de achteruit niet in wanneer de wagen in beweging is. Dit kan inwendige schade aan de versnellingsbak veroorzaken. N.B.: Druk het koppelingspedaal volledig en en wacht drie seconden voordat u de eerste versnelling inschakelt.
Remmen WERKING PARKEERREM Schijfremmen Handrem aantrekken Natte remschijven hebben een lagere wrijvingscoëfficiënt. Druk na het verlaten van een wasstraat het rempedaal even voorzichtig in om de waterfilm op de remschijven te laten verdampen. ABS WAARSCHUWING E66567 ABS is niet bedoeld om de bestuurder te ontheffen van zijn plicht om tijdens het rijden voorzichtig en oplettend te zijn. WAARSCHUWING Controleer of de handrem is aangetrokken voordat u de hefboom vrijzet.
Stabiliteitsregeling WERKING Waarschuwingslamp stabiliteitsregeling (ESP) Elektronisch Stabiliteitsprogramma (ESP) Wanneer het systeem tijdens het rijden wordt geactiveerd, knippert de lamp. Zie Waarschuwings- en indicatielampen (bladzijde 56). WAARSCHUWING Het systeem is niet bedoeld om de bestuurder te ontheffen van zijn plicht om tijdens het rijden voorzichtig en oplettend te zijn.
Aandrijfregeling WERKING Het tractieregelsysteem verbetert de tractie wanneer een wiel doorspint bij snelheden tot 40 km/h (25 mph). Wanneer een wiel begint door te spinnen wijzigt het tractieregelsysteem de druk naar de remklauw van dat wiel tot het stopt met doorspinnen. GEBRUIK MAKEN VAN AANDRIJFREGELING Het traction control systeem is operationeel wanneer u het contact aanzet. De controlelamp van het traction control systeem knippert wanneer het systeem in werking is.
Regeling voor bergop rijden WERKING WAARSCHUWINGEN Het systeem is alleen actief als de groene lamp in het instrumentenpaneel brandt. U blijft te allen tijde verantwoordelijk voor het besturen van de auto en het zo nodig in en uitschakelen van het systeem. Het systeem maakt het eenvoudiger op te trekken wanneer de auto op een helling staat zonder dat het noodzakelijk is gebruik te maken van de parkeerrem.
Regeling voor bergop rijden Het systeem deactiveren Voer voor het activeren van het systeem één van de volgende stappen uit: • • • • • • Schakel de parkeerrem in. Rij weg de helling op zonder de handrem aan te trekken. Wacht twee tot drie seconden tot het systeem automatisch wordt gedeactiveerd. Als het systeem is geactiveerd in een vooruitversnelling, selecteer dan de achteruitversnelling. Als het systeem is geactiveerd in de neutrale versnelling, laat dan het koppelingspedaal los.
Parkeerhulp N.B.: Houd de sensoren vrij van vuil, ijs en sneeuw. Reinig de sensoren niet met scherpe voorwerpen. WERKING WAARSCHUWING N.B.: Wanneer de parkeerhulp een signaal registreert dat op dezelfde frequentie wordt uitgezonden als de sensoren gebruiken, of wanneer de auto maximaal is beladen, kan een vals signaal worden gegeven. Ondanks de parkeerhulp bent u verplicht voorzichtig en aandachtig te rijden.
Parkeerhulp U hoort een onderbroken signaal wanneer de afstand tussen de achterbumper en een obstakel ca. 150 cm bedraagt of ca. 50 cm aan de zijkanten. Wanneer de afstand kleiner wordt, volgen de signalen elkaar sneller op. Een voortdurend signaal weerklinkt op een afstand van minder dan 30 centimeter tot de achterbumper. N.B.: Wanneer u drie seconden lang een hoge pieptoon hoort, duidt dit op een storing. Het systeem wordt uitgeschakeld.
Transport ALGEMENE INFORMATIE LET OP Overschrijd de maximum toelaatbare dakbelasting van 100 kg (inclusief de imperiaal) niet. WAARSCHUWINGEN Gebruik bevestigingsriemen die voldoen aan een norm, bijv. DIN. Zorg ervoor dat alle losse voorwerpen goed zijn vastgezet. 1 Plaats bagage en ander voorwerpen zo laag mogelijk en zo ver mogelijk naar voren in de bagageruimte of de laadruimte. Rijd niet met geopende achterklep of achterdeur. Uitlaatgassen kunnen de auto worden binnengezogen.
Transport E81954 De drie telescopische stangen kunnen worden verplaatst, zodat het bagagenet in vijf verschillende standen kan worden aangebracht.
Aanhangers trekken Schakel terug voordat u een steile afdaling bereikt. TREKKEN VAN EEN AANHANGER WAARSCHUWING Overschrijd het maximaal toelaatbaar treingewicht dat op het identificatieplaatje van de auto staat niet. Zie Voertuigidentificatie (bladzijde 131). LET OP Overschrijd nooit de maximale toegestane kogeldruk, d.w.z. het verticale gewicht op de trekhaakkogel, van 75 kilogram. N.B.: Niet alle auto's zijn geschikt of goedgekeurd voor het aanbrengen van een trekhaak. Vraag dit eerst bij uw dealer na.
Tips voor het rijden INRIJDEN Banden WAARSCHUWING Nieuwe banden hebben een inlooptijd van ongeveer 500 kilometer. Gedurende deze periode kan de auto een andere rijkarakteristiek vertonen. Remmen en koppeling WAARSCHUWING Vermijd indien mogelijk intensief gebruik van de remmen en de koppeling gedurende de eerste 150 kilometer in de stad en gedurende de eerste 1500 kilometer op snelwegen. Motor LET OP Rijd niet te snel gedurende de eerste 1500 kilometer. Varieer uw snelheid regelmatig en schakel tijdig op.
Wat te doen bij pech EERSTEHULPSET Er is ruimte vrijgemaakt onder de bestuurdersstoel. GEVARENDRIEHOEK Er is ruimte vrijgemaakt in het linker zijpaneel van de laadruimte.
Zekeringen Maak de klem los en het scharnier aan de zijkanten en trek het deksel omhoog. Wanneer het deksel weer wordt aangebracht, druk dan op de zijden met de scharnieren (plaatsen 1 en 2) om ervoor te zorgen dat het deksel goed wordt gesloten.
Zekeringen Rechts stuur WAARSCHUWINGEN Zet het contact af en schakel alle stroomverbruikers uit voordat u een zekering aanraakt of probeert te vervangen. LET OP Breng een vervangingszekering met hetzelfde vermogen aan als van de verwijderde zekering. E75786 1. Druk de zijwanden naar binnen en laat het handschoenenkastje naar beneden kantelen. N.B.: U kunt een doorgeslagen zekering herkennen aan de gebroken smeltdraad. N.B.
Zekeringen 1 2 3 E75788 105 1 Nummer van de zekering 2 Symbool van de functie 3 Vermogen (ampère) van de zekering
Zekeringen SPECIFICATIE-OVERZICHT ZEKERINGEN Zekeringenkast in de motorcompartiment Zekering Ampère Beveiligde circuits 1 40 Centrale zekeringenkast 2 30 Dubbele koelventilator - secondaire zekering 3 30 Centrale zekeringenkast 4 60 Verwarmde voorruit 5 40 Enkele koelventilator - primaire zekering 5_A 50 Dubbele koelventilator - primaire zekering 6 60 Gloeibougies 7 40 Centrale zekeringenkast 8 20 Contactslot 9 20 Regeleenheid motor 10 10 Accuspanningregistratie, diagnoses
Zekeringen Zekering Ampère Beveiligde circuits 24 10 Regeleenheid voorgloeien (dieselmotoren) 25 10 Grootlicht, rechts 26 10 Solenoïde aircokoppeling 27 10 Sensoren, actuatoren, relaisspoelen 28 20 Mistlampen 29 20 Dmilicht (via grootlichtrelais) 64 30 Aanjagermotor 65 7,5 Verwarmde voorruit Centrale zekeringenkast Zekering Ampère Beveiligde circuits 130 15 Accuspanning vanaf GEM voor grootlicht 131 5 Elektrisch verstelbare spiegel 132 10 Lichtschakelaar (30), accuspann
Zekeringen Zekering Ampère Beveiligde circuits 145 - 146 20 Ruitenwissermotor, voor 147 10 Verwarmbare voorstoelen 148 7,5 Accuspanning vanaf GEM, Recirc / ICL (30-) 149 - Niet in gebruik 150 - Niet in gebruik 151 15 Radio (geheugen en spanning), BTVC-module Niet in gebruik 152 7,5 A/C, parkeerhulp 153 7,5 Binnenverlichting en accuspaarfunctie 154 - Niet in gebruik 155 - Niet in gebruik 156 7,5 Stadslicht, rechts 157 7,5 Kentekenplaatverlichting 158 7,5 Lichtschak
Zekeringen Zekering Ampère Beveiligde circuits 172 - Niet in gebruik 173 - Niet in gebruik 174 20 Achterste voedingspunt, Transco (voorziening wassen van handen) Stadslicht, links 175 7,5 176 - Niet in gebruik 177 - Niet in gebruik 178 25 Verwarmde achterruit 179 7,5 Instrumentengroep, PATS, gaspedaal 180 20 Ruitenwisser voor en achter 181 - Niet in gebruik 182 - Niet in gebruik 109
Bergen van de auto Sleepoog, achter SLEEPPUNTEN LET OP Het afneembare sleepoog heeft linkse schroefdraad. Draai het linksom om het vast te zetten. Zorg ervoor dat het sleepoog volledig wordt vastgezet. Het sleepoog moet altijd in de auto worden meegenomen. Steek uw vinger in het gat aan de onderzijde van het paneel en trek het paneel los. Breng het sleepoog aan. E93106 Sleepoog, voor Transit Connect Uw sleepoog bevindt zich in een tas achter de bestuurdersstoel.
Bergen van de auto LET OP Te veel spanning op de sleepkabel kan schade toebrengen aan uw en aan de trekkende wagen. Bevestig aan het sleepoog aan de voorzijde geen trekstang. Trek rustig en soepel zonder rukken op.
Onderhoud Dagelijkse controles ALGEMENE INFORMATIE • • • Wanneer u uw auto regelmatig laat onderhouden zal dit de betrouwbaarheid en de inruilwaarde ten goede komen. Er staat een groot netwerk van Ford Erkende Reparateurs ter beschikking die u met hun professionele expertise ter zijde kunnen staan. De speciaal opgeleide monteurs zijn het best gekwalificeerd om het onderhoud aan uw auto snel en vakkundig uit te voeren.
Onderhoud DE MOTORKAP OPENEN EN SLUITEN De motorkap openen 5 WAARSCHUWING Verwijder, om schade of verlies van de sleutel te voorkomen, de sleutel onmiddellijk na het openen van de motorkap en draai het Ford logo terug. 4 1 E78141 E78143 2 De motorkap sluiten 3 N.B.: Zorg dat de motorkap goed wordt gesloten. Laat de motorkap zakken en vanaf een hoogte van 20 – 30 cm dichtvallen.
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 1,8 L DURATORQ-TDCI (LYNX) DIESEL /1,8 L DURATORQ-TDDI (LYNX) DIESEL A B C D E F I H G E75516 1 A Vloeistofreservoir stuurbekrachtiging : Zie Stuurbekrachtigingsvloeistof controleren (bladzijde 117). B Motorolievuldop : Zie Motorolie controleren (bladzijde 115). C Reservoir remsysteem en koppeling : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 116). D Zekeringenkast in motorcompartiment: Zie Zekeringen (bladzijde 103). E Luchtfilter.
Onderhoud H I 1 Motoroliepeilstaaf : Zie Motorolie controleren (bladzijde 115). 1 Expansiereservoir : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 116). 1 De vuldoppen en de motoroliepeilstaaf zijn voor een makkelijke herkenning fel gekleurd. Het oliepeil controleren OLIEPEILSTAAF - 1,8 L DURATORQ-TDCI (LYNX) DIESEL /1,8 L DURATORQTDDI (LYNX) DIESEL LET OP Controleer of het peil tussen de MIN en de MAX merktekens staat. N.B.: Controleer het peil voordat de motor wordt gestart. N.B.
Onderhoud Vul vloeistof bij die voldoet aan de Ford specificatie. Zie Technische specificatie (bladzijde 118). WAARSCHUWINGEN Onverdunde koelvloeistof is brandbaar en kan ontbranden wanneer deze wordt gemorst op een hete uitlaat. Draai de vuldop er weer op. Draai hem tot u sterke weerstand voelt. MOTORKOELVLOEISTOF CONTROLEREN LET OP In een noodgeval kan water in het koelsysteem worden bijgevuld om een tankstation te bereiken.
Onderhoud Wanneer het peil bij het MIN merkteken staat, vul dan direct bij. WAARSCHUWINGEN Als het vloeistofpeil is gezakt tot de markering MIN, laat het systeem dan zo snel mogelijk controleren door een goed opgeleide monteur. Bijvullen Verwijder de brandstofdop. LET OP N.B.: Vervuiling door vuil, water, petroleumproducten of andere materialen kunnen leiden tot een defect remsysteem of dure reparaties. Het oliepeil mag niet boven het MAX merkteken komen te staan. N.B.
Onderhoud TECHNISCHE SPECIFICATIE Vloeistoffen Punt Specificatie Aanbevolen vloeistof * Motorolie WSS-M2C913-C Castrol Engine Oil Stuurbekrachtiging WSA-M2C-195-A Ford of Motorcraft Power Steering Fluid Koelvloeistof WSS-M97B44-D Motorcraft SuperPlus antivries Remvloeistof WSS-M6C57-A2 Ford of Motorcraft Super DOT 4 remvloeistof * U kunt tevens Ford Engine Oil motorolie of een andere motorolie gebruiken wanneer deze voldoet aan de specificatie WSS-M2C913-C.
Verzorging van de auto Achterruit reinigen REINIGEN VAN BUITENZIJDE AUTO LET OP Gebruik geen scherpe voorwerpen, schurende reinigingsmiddelen of chemische oplossingen op de binnenzijde van de achterruit te reinigen. WAARSCHUWING Wanneer de auto tijdens het wassen in een autowasserette in de was wordt gezet, verwijder dan de was van de voorruit. Gebruik een schone, niet pluizende doek of een vochtige zeem om de binnenzijde van de achterruit te reinigen.
Verzorging van de auto REINIGEN VAN BINNENZIJDE AUTO KLEINE LAKSCHADE REPAREREN Veiligheidsgordels LET OP Verwijder onmiddellijk ogenschijnlijk onschadelijke substanties van het lakwerk (bijvoorbeeld uitwerpselen van vogels, boomsappen, dode insecten, teervlekken, wegenzout en industriële neerslag). WAARSCHUWINGEN Gebruik voor het reinigen geen schurende middelen of chemische oplosmiddelen. Let er op dat geen vocht in het oprolmechanisme komt.
Accu van de auto 3. Verbind de pluspool (+) van auto A met de pluspool (+) van auto B (kabel 1). 4. Verbind de min (-) pool van auto B met het motorblok of de motorsteun van auto A (kabel 2). STARTEN MET HULPSTARTKABELS LET OP Verbind alleen accu's met dezelfde nominale spanning met elkaar. LET OP Sluit de kabel niet aan op de minpool (–) van de ontladen accu. Gebruik altijd hulpstartkabels met geïsoleerde klemmen en een voldoende dikke kern.
Velgen en banden Boordkrik ALGEMENE INFORMATIE WAARSCHUWINGEN Controleer, voordat u de boordkrik gebruikt, of deze niet is beschadigd of vervormd en dat de schroefdraad is gesmeerd en vrij is van verontreinigingen. LET OP Gebruik uitsluitend banden en velgen met de goedgekeurde maat. Het gebruik van andere maten kan schade aan de auto tot gevolg hebben en kan de typegoedkeuring ongeldig maken. U mag nooit iets tussen de krik en de grond of de krik en de auto plaatsen.
Velgen en banden 6. Breng de eerder verwijderde onderdelen in omgekeerde volgorde aan. Kriksteunpunten Tourneo Connect Gebruik uitsluitend de aangegeven kriksteunpunten. Wanneer u andere punten gebruikt kan dit de carrosserie, de stuurinrichting, de wielophanging, de motor, het remsysteem of de brandstofleidingen beschadigen. LET OP Uw boordkrik en wielmoersleutel bevinden zich in het linker zijpaneel in de laadruimte.
Velgen en banden A E93302 Kleine pijlvormige markeringen op de dorpels A duiden de kriksteunpunten aan. Reservewiel E76072 Maak de eerste kabel los door de dop los te draaien en terug te schuiven. Draai de nippel aan het uiteinde van de kabel 90 graden. Maak de tweede kabel los door de moer los te draaien. Wiel verwijderen WAARSCHUWINGEN Parkeer uw auto dusdanig dat u, noch het verkeer hinder ondervindt of gevaar loopt.
Velgen en banden WAARSCHUWINGEN Schakel de eerste versnelling of de achteruit in wanneer uw auto is uitgerust met een handgeschakelde versnellingsbak. Selecteer stand 'P' wanneer deze met een automatische transmissie is uitgerust. Laat de inzittenden uitstappen. Blokkeer het diagonaal tegenoverliggende wiel met een geschikt blok hout of een wielkeg. Let erop dat bij richting gebonden banden de pijlen in de draairichting wijzen wanneer de auto vooruit rijdt.
Velgen en banden 4. Krik de auto op tot de band vrij is van de grond. 5. Verwijder de wielmoeren en het wiel. 1 Wiel aanbrengen 4 3 WAARSCHUWINGEN Gebruik uitsluitend banden en velgen met de goedgekeurde maat. Het gebruik van andere maten kan schade aan de auto tot gevolg hebben en kan de typegoedkeuring ongeldig maken. Zie Technische specificatie (bladzijde 128). 2 5 E75442 Laat geen run flat banden monteren als de auto hiermee oorspronkelijk niet was uitgerust.
Velgen en banden VERZORGING VAN BANDEN GEBRUIK VAN WINTERBANDEN LET OP Controleer of u de velgen met de winterbanden met het correcte type wielmoeren hebt bevestigd. Indien winterbanden zijn gemonteerd, controleer dan of de bandenspanning correct is. Zie Technische specificatie (bladzijde 128).
Velgen en banden TECHNISCHE SPECIFICATIE Transit Connect Aanhaalmoment wielmoeren Wieltype Nm (Ib-ft) Staal - type 1 90 (66,4) Staal - type 2 135 (99,6) Lichtmetaal 120 (88,5) Type 2 - open einde, eendelige wielmoer Type 1 - gesloten einde, tweedelige wielmoer E131504 E131503 Korte wielbasis Bandenspanning Normaal beladen Variant Bandenmaat Maximaal beladen Voor Achter Voor Achter bar (lbf/in²) bar (lbf/in²) bar (lbf/in²) bar (lbf/in²) T200 195/65 R 15 2,2 (32) 2,5 (36) 2,3 (33) 3
Velgen en banden Lange wielbasis Bandenspanning Normaal beladen Variant Bandenmaat Maximaal beladen Voor Achter Voor Achter bar (lbf/in²) bar (lbf/in²) bar (lbf/in²) bar (lbf/in²) T210 195/65 R 15 2,3 (33) 2,7 (39) 2,3 (33) 3,4 (49) T220 195/65 R 15 2,3 (33) 2,7 (39) 2,5 (36) 3,4 (49) T230 195/65 R 15 2,3 (33) 2,7 (39) 2,5 (36) 3,4 (49) Tourneo Connect Korte wielbasis Bandenspanning Normaal beladen Variant Bandenmaat Maximaal beladen Voor Achter Voor Achter bar (lbf/in²)
Velgen en banden Lange wielbasis Bandenspanning Normaal beladen Variant Bandenmaat Maximaal beladen Voor Achter Voor Achter bar (lbf/in²) bar (lbf/in²) bar (lbf/in²) bar (lbf/in²) K220 195/65 R 15 2,3 (33) 2,7 (39) 2,3 (33) 3,4 (49) K230 195/65 R 15 2,3 (33) 2,7 (39) 2,3 (33) 3,4 (49) 130
Voertuigidentificatie VOERTUIGIDENTIFICATIENUMMER VOERTUIGIDENTIFICATIEPLAATJE N.B.: Het ontwerp van het identificatieplaatje kan afwijken van het getoonde plaatje. N.B.: De informatie op het identificatieplaatje is afhankelijk van de vereisten per land. B A E93897 E D Het voertuigidentificatienummer is ingeslagen in het vloerpaneel vóór de passagiersstoel voorin. Het is ook op de linkerzijde van het instrumentenpaneel vermeld.
Inhouden en specificaties TECHNISCHE SPECIFICATIE Afmetingen van de auto Korte wielbasis D A D A C E B E76188 132
Inhouden en specificaties Nr.
Inhouden en specificaties Lange wielbasis D A D A C E B E76189 134
Inhouden en specificaties Nr.
Inhouden en specificaties Afstanden trekhaak A B C E D F G E76190 Nr.
Inhouden en specificaties Nr. Afmetingen Afmetingen in mm (inches) C Hart wiel – hart trekhaakkogel 834 (32,8) D Hart trekhaakkogel – langsbalk 460 (18,1) E Buitenzijde langsbalk 920 (36,2) F Hart trekhaakkogel – hart 1e bevestigingspunt 413,3 (16,3) G Hart trekhaakkogel – hart 2e bevestigingspunt 566,3 (22,3) Alle maten hebben betrekking op officieel door Ford goedgekeurde trekhaken en bevestigingsmaterialen.
Inleiding audio-installatie Labels op het audiotoestel BELANGRIJKE AUDIOINFORMATIE WAARSCHUWINGEN Door technische verschillen kunnen opneembare CD’s (CD-R's) en opnieuw beschrijfbare CD’s (CD-RW's) mogelijk niet correct functioneren. E66256 Op deze toestellen kunnen CD's worden afgespeeld die aan de International Red Book standaard audiospecificatie voldoen.
Overzicht audio-installatie OVERZICHT AUDIO-INSTALLATIE A C B P D O E N F M G H L I K J I E138368 A CD-sleuf. Zie CD's aanbrengen (bladzijde 150). B Aan, uit en volumeregeling. Zie Aan/uit toets (bladzijde 143). C CD uitwerpen. Zie CD's uitwerpen (bladzijde 151). D Klok. Zie Tijd en datum van de audio-installatie instellen (bladzijde 142). A Balans- en fade-regeling. Zie Balance/fade (balans links/rechts, voor/achter) regeling (bladzijde 143). F Lage- en hoge-tonenregeling.
Overzicht audio-installatie O Extra ingang selecteren. Zie Ingangsaansluiting (AUX IN) (bladzijde 152). P CD selecteren. Zie CD-speler (bladzijde 150).
Beveiliging van uw audio-installatie BEVEILIGINGSCODE ONJUISTE BEVEILIGINGSCODE Elk toestel bevat een unieke code die moet worden ingevoerd voordat het toestel kan worden gebruikt. Maximaal zijn 10 invoerpogingen van de unieke code toegestaan, met verschillende consequenties indien u een fout maakt. Is de accu losgekoppeld of is het toestel uit de auto verwijderd geweest, dan moet de code opnieuw worden ingevoerd voordat het toestel kan worden gebruikt.
Audiodisplays met tijd- en datumaanduiding 12/24 uurs modus TIJD EN DATUM VAN DE AUDIO-INSTALLATIE INSTELLEN 1. Druk enkele malen op de MENU toets totdat het 12/24 symbool in het display verschijnt. 2. Gebruik de toets voor opwaarts zoeken of neerwaarts zoeken om de gewenste instelling te kiezen. 3. Druk enkele malen op de MENU toets of laat het menu de functie afbreken om uw selectie te bevestigen. Datum en tijd veranderen Druk op de CLOCK toets om de datum en tijd weer te geven. N.B.
Werking van de audio-installatie AAN/UIT TOETS BALANCE/FADE (BALANS LINKS/RECHTS, VOOR/ACHTER) REGELING Druk op de aan/uit knop. Hierdoor kan het toestel nog een uur nadat het contact is afgezet worden gebruikt. Na een uur schakelt het radiotoestel automatisch uit. De balansfunctie wordt gebruikt om de geluidsverdeling tussen de linker en rechter luidsprekers aan te passen.
Werking van de audio-installatie Menufuncties Eerste niveau Tijdens radioontvangst Tweede niveau Tijdens het afspelen Tijdens het afspelen Tijdens alle functies van een cassette van een CD - Klomp Nieuws Menu ADV - 12/24 uur CLIP - - AVC - - Menu ADV AVC * * VID Bluetooth aan/uit N.B.: De volgorde waarin functies verschijnen, kan verschillen afhankelijk van het audiotoestel of het voertuig. N.B.
Werking van de audio-installatie De geluidsweergave wordt onderbroken en AUTOSTORE wordt in het display weergegeven terwijl het toestel de frequenties afzoekt. VOORKEUZETOETSEN Met deze voorziening kunt u uw favoriete radiostations opslaan, zodat u later direct hierop kunt afstemmen door de juiste golfband te selecteren en op de betreffende voorkeuzetoets te drukken.
Werking van de audio-installatie Wanneer verkeersinformatie wordt uitgezonden, onderbreekt deze automatisch de normale radio-, cassette of CD-weergave; TRAFFIC of NEWS wordt dan in het display weergegeven. 3. Druk op de toets voor opwaarts zoeken of neerwaarts zoeken om lokale (TA LOCAL) dan wel algemene (TA DIST) verkeersinformatie te selecteren. 4. Druk enkele malen op de MENU toets of laat het menu de functie afbreken om uw selectie te bevestigen.
Werking van de audio-installatie Handmatig afstemmen 1. Kies een golfband en druk op de toets MENU totdat MAN in het display wordt weergegeven. 2. Druk op de toets voor opwaarts zoeken of neerwaarts zoeken om de golfband in kleine stappen omhoog of omlaag af te zoeken of houd de toets ingedrukt om de golfband in grotere stappen af te zoeken totdat u een radiostation vindt waarnaar u wilt luisteren. Scanfunctie Met de scanfunctie kunt u elk gevonden station 10 seconden lang beluisteren.
Menu's audio-installatie ALTERNATIEVE FREQUENTIES AUTOMATISCHE VOLUMEREGELING Veel programma's die op de FM golfband uitzenden, hebben een PI (programma-identificatie) code, die door het audiotoestel kan worden herkend. Met deze functie regelt u het geluidsvolume ter compensatie van motorgeluiden en bandengeruis.
Menu's audio-installatie 3. Gebruik de toets voor opwaarts zoeken of neerwaarts zoeken om de functie inof uit te schakelen. 4. Druk enkele malen op de MENU toets of laat het systeem de functie afbreken om uw selectie te bevestigen. 1. Druk op de MENU toets en houd deze ingedrukt totdat het display verandert. 2. Druk enkele malen op de MENU toets totdat AF in het display wordt weergegeven. 3. Gebruik de toets voor opwaarts zoeken of neerwaarts zoeken om de gewenste instelling te kiezen. 4.
CD-speler VERSNELD VOORUIT/ACHTERUIT CD'S AANBRENGEN Controleer altijd dat de CD-sleuf leeg is alvorens een CD in te brengen. Druk op de toets voor opwaarts zoeken of neerwaarts zoeken en houd deze ingedrukt om voorwaarts of achterwaarts binnen de nummers van de CD te zoeken. Breng een CD, met het label naar boven gekeerd, in het audiotoestel in.
CD-speler CD-NUMMERS COMPRIMEREN CD-NUMMERS HERHALEN 1. 1. Druk enkele malen op de MENU toets totdat COMP in het display wordt weergegeven. 2. Gebruik de toets voor opwaarts zoeken of neerwaarts zoeken om de functie inof uit te schakelen. 3. Druk op de MENU toets om uw keuze te bevestigen. Druk enkele malen op de MENU toets totdat REPEAT in het display wordt weergegeven. 2. Gebruik de toets voor opwaarts zoeken of neerwaarts zoeken om te kiezen tussen OFF en TRK.
Ingangsaansluiting (AUX IN) INGANGSAANSLUITING (AUX IN) N.B.: Stel voor optimale prestaties bij het afspelen van een extra apparaat het volume daarvan hoog. Hierdoor worden storingen gereduceerd wanneer het apparaat wordt aangesloten op de aansluiting voor de sigarenaansteker in de auto. Via de extra ingang (AUX IN), indien aanwezig, kan een extra apparaat zoals een MP3-speler op het audiotoestel van de auto worden aangesloten. Het geluid kan via de autoluidsprekers worden weergegeven.
Storingen verhelpen audio-installatie STORINGEN VERHELPEN AUDIO-INSTALLATIE Display van het audiotoestel Remedie CD ERROR PLEASE CHECK CD CDC ERROR Algemeen storingsbericht voor storingen tijdens het afspelen van een CD, bijv.: kan CD niet aflezen, data-CD aangebracht. Kan ook wijzen op een storing in het audiotoestel. Controleer of de CD correct geladen is, reinig de CD en laad deze opnieuw of vervang de CD door een voor u bekende muziek-CD. Zie CD's uitwerpen (bladzijde 151).
Storingen verhelpen audio-installatie Display van het audiotoestel KEYCODE.... ENTER KEYCODE.... INCORRECT Remedie Bericht dat u vraagt, de Keycode in te geven. Zie Beveiligingscode invoeren (bladzijde 141). Bericht dat u informeert dat de ingegeven Keycode onjuist is. Zie Onjuiste beveiligingscode (bladzijde 141).
Telefoon ALGEMENE INFORMATIE SETUP TELEFOON Telefoonboek LET OP Door gebruik van het systeem bij uitgeschakelde motor wordt de accu ontladen. Na het opstarten kan het al naar gelang de grootte enkele minuten duren voordat u toegang tot de telefoonboeklijst krijgt. Telefoonboekcategorieën In dit hoofdstuk worden de functies en eigenschappen van het handsfree systeem voor de Bluetooth mobiele telefoon beschreven.
Telefoon Van een telefoon een actieve telefoon maken Telefoons bedienen Er kunnen maximaal zes Bluetooth apparaten aan het systeem in de auto worden gekoppeld. Wanneer het systeem voor het eerst wordt gebruikt, zijn er nog geen telefoons gekoppeld met het systeem. N.B.: Wanneer met de telefoon die als de nieuwe actieve telefoon wordt geselecteerd een gesprek wordt gevoerd, wordt het gesprek doorgeschakeld naar het audiosysteem in de auto.
Telefoon Zelfs wanneer uw telefoon op de audio-unit is aangesloten, kan de telefoon op de gebruikelijke wijze worden gebruikt. N.B.: Als de audiounit wordt uitgeschakeld, wordt een telefoongesprek verbroken. Wanneer de contactsleutel in de stand '0' wordt gezet, blijft de telefoonverbinding behouden. N.B.: U kunt het telefoonmenu verlaten door op de CD, AM/FM of AUX toets te drukken. BEDIENINGSELEMENTEN TELEFOON Bellen Afstandsbediening Een nummer kiezen m.b.v.
Telefoon Een tweede inkomend gesprek beantwoorden Een nummer herhalen 1. Druk op de toets PHONE of de toets 'beantwoorden'. 2. Druk op de MENU toets. 3. Selecteer de lijst CALL OUT of de lijst CALL IN. Selecteer op bepaalde audiounits de lijst GEMISTE, INKOMENDE of UITGAANDE gesprekken. N.B.: Indien de actieve telefoon niet over een lijst met eerder gekozen nummers beschikt, kan het laatst gekozen nummer opnieuw worden gekozen.
Telefoon 1. Druk op de PHONE toets op de audio-unit. 2. Druk op de gewenste voorkeuzetoets (gebruik voorkeuzetoetsen 1 - 6). GEBRUIK MAKEN VAN DE TELEFOON - AUTO'S MET NAVIGATIESYSTEEM Met behulp van het menu op de audio-unit In dit hoofdstuk worden de telefoonfuncties van het navigatiesysteem beschreven. N.B.: Nadat een telefoon aan het systeem is gekoppeld, wordt deze de actieve telefoon. 1. 2. 3. 4. 5. N.B.: Raadpleeg de handleiding van het navigatiesysteem voor meer informatie over de bediening.
Telefoon Een inkomend gesprek weigeren CD-navigatiesystemen Inkomende gesprekken kunt u weigeren door op de toets 'weigeren' of de toetsen CD of AM/FM op het apparaat te drukken of door de optie WEIGEREN in het menu te gebruiken. Druk op de toets 'microfoon dempen'. Druk nogmaals op de toets om deze functie uit te schakelen. Een tweede oproep ontvangen N.B.: Voordat telefoons kunnen worden geactiveerd moeten ze bij het systeem worden aangemeld. Van actieve telefoon veranderen N.B.
Spraaksturing Reactie van het systeem WERKING Wanneer u een gesproken commando geeft, antwoordt het systeem telkens met een piep wanneer het gereed is om door te gaan. LET OP Door gebruik van het systeem bij uitgeschakelde motor wordt de accu ontladen. Probeer geen nieuwe commando's te geven voordat u de piep hebt gehoord. Het spraakbesturingssysteem herhaalt elk gesproken commando.
Spraaksturing Short cuts Spraaklabel Er zijn een aantal gesproken woorden (short cuts) mogelijk, waarmee u enkele functies van de auto kunt regelen zonder het complete commandomenu te hoeven volgen. Dit zijn: Het spraaklabel kan de telefoon, de audio-installatie en het navigatiesysteem ondersteunen door gebruik te maken van de "STORE NAME" functie (naam opslaan). U kunt spraaklabels toewijzen aan items zoals favoriete radiozenders en persoonlijke telefooncontacten.
Spraaksturing "CD PLAYER" "REPEAT FOLDER" ** "REPEAT TRACK" "REPEAT OFF" * Kan als short cut worden gebruikt. ** Alleen beschikbaar als de CD audiogegevensbestanden bevat, zoals MP3 of WMA. Muzieknummer U kunt direct een muzieknummer op de CD kiezen. Stappen Gebruiker zegt 1 "CD PLAYER" Systeem antwoordt "CD PLAYER" 2 "TRACK NUMBER PLEASE" "TRACK" 3 "" * ** "TRACK " * Kan als short cut worden gebruikt. ** Getallen kunnen ook als max.
Spraaksturing "RADIO" "HELP" "AM" "FM" "TUNE NAME" * "DELETE NAME" "DELETE DIRECTORY" "PLAY DIRECTORY" "STORE NAME" "PLAY" * Kan als short cut worden gebruikt. Afstemfrequentie Met deze functie kunt u met gesproken commando's afstemmen op radiostations. Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "RADIO" "RADIO" 2 "AM" "AM FREQUENCY PLEASE" "FM" "FM FREQUENCY PLEASE" 3 "TUNE " * "" * De frequentie kan op verschillende manieren worden ingevoerd.
Spraaksturing • • "Fifteen zero three" (1503) "Ten eighty" (1080) Naam opslaan Wanneer u op een radiostation hebt afgestemd, kunt u deze met een naam in het bestand opslaan. Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "RADIO" "RADIO" 2 "STORE NAME" "STORE NAME" "NAME PLEASE" 3 "" "REPEAT NAME PLEASE" 4 "" "STORING NAME" " STORED" Afstemmen op naam Met deze functie kunt u op een opgeslagen radiostation afstemmen.
Spraaksturing Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt "NO" "COMMAND CANCELLED" Bestand afspelen Met deze functie kunt u het systeem alle opgeslagen radiostations laten opnoemen. Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "RADIO" "RADIO" 2 "PLAY DIRECTORY" "PLAY " Bestand wissen Met deze functie kunt u alle opgeslagen radiostations wissen.
Spraaksturing Auxiliary ingang Met deze functie laat u de audiobron overschakelen op het aangesloten apparaat met auxiliary ingang. Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "EXTERNAL DEVICE" "EXTERNAL DEVICE" 2 "LINE IN" "LINE IN" Overzicht SD-kaart Het onderstaande overzicht toont de beschikbare gesproken commando's. De volgende lijsten bieden aanvullende informatie over het complete commandomenu aan de hand van gekozen voorbeelden.
Spraaksturing Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "SD CARD" "SD CARD" 2 "PLAY" Muzieknummer op SD-kaart U kunt direct een muzieknummer op de SD-kaart kiezen. Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "SD CARD" "SD CARD" 2 "TRACK" 3 "" "TRACK NUMBER PLEASE" * "TRACK " ** * Kan als short cut worden gebruikt. ** Getallen kunnen ook als max. vier losse cijfers worden uitgesproken (bijv. "2", "4", "5" voor muzieknummer 245).
Spraaksturing "TELEFOON" "DIAL NAME" * "DELETE NAME" "DELETE DIRECTORY" "PLAY DIRECTORY" "STORE NAME" "REDIAL" * "ACCEPT CALLS" "REJECT CALLS" * Kan als short cut worden gebruikt. Telefoonfuncties Nummer kiezen Nadat het spraaklabel is uitgesproken kunnen telefoonnummers worden gekozen.
Spraaksturing Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "TELEFOON" "TELEFOON" 2 "DIAL NAME" 3 "" 4 "YES" "DIALLING" "NO" "COMMAND CANCELLED" "NAME PLEASE" * "DIAL " "CONFIRM YES OR NO" * Kan als short cut worden gebruikt. Nummer herhalen Deze functie maakt het mogelijk het laatst gekozen nummer te herhalen.
Spraaksturing DTMF ('Tone' instelling) N.B.: DTMF kan alleen worden gebruikt tijdens een telefoongesprek. Druk op de toets VOICE en wacht op de systeemprompt. Met deze functie worden gesproken getallen in DTMF-tonen omgezet. Voor bijvoorbeeld het op afstand bedienen van het antwoordapparaat bij u thuis of voor het invoeren van PIN-nummer, enz. Stappen Kan alleen worden gebruikt op auto's met een aparte toets VOICE.
Spraaksturing Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "TELEFOON" "TELEFOON" 2 "DELETE NAME" "NAME PLEASE" 3 "" "DELETE " "CONFIRM YES OR NO" 4 "YES" " DELETED" "NO" "COMMAND CANCELLED" Bestand afspelen Gebruik deze functie om het systeem alle opgeslagen namen en nummers te laten opnoemen.
Spraaksturing Hoofdinstellingen Oproepen kunnen zo worden ingesteld dat ze met spraakbesturing automatisch worden geweigerd. Oproepen weigeren Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "TELEFOON" "TELEFOON" 2 "REJECT CALLS" "ACCEPT CALLS" "REJECT CALLS" "ACCEPT CALLS" * * schakel met dit commando de modus 'weigeren' uit COMMANDO’S NAVIGATIESYSTEEM Raadpleeg de afzonderlijke handleiding van het navigatiesysteem voor meer informatie over de commandomenu's.
Bijlagen TYPEGOEDKEURINGEN ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT FCC/INDUSTRY CANADA NOTICE WAARSCHUWINGEN Uw auto is getest en gecertificeerd volgens de wetgeving betreffende elektromagnetische comptabiliteit (72/245/EEC, UN ECE Regeling 10 of andere geldende lokale vereisten). U dient ervoor te zorgen dat apparatuur die u heeft gemonteerd voldoet aan de betreffende lokale wetgeving. Laat apparatuur door goed geschoolde monteurs monteren. Het apparaat voldoet aan Deel 15 van de FCC-regelgeving.
Bijlagen 1 2 3 E100566 Frequentieband MHz Maximum uitgangsvermogen in watt (piek RMS) Antenneplaatsen 1 – 30 50 W 1. 2. 3 30 – 54 50 W 1. 2. 3 68 – 87,5 50 W 1. 2. 3 142 – 176 50 W 1. 2. 3 380 – 512 50 W 1. 2. 3 806 – 940 10 W 1. 2. 3 1200 – 1400 10 W 1. 2. 3 1710 – 1885 10 W 1. 2. 3 1885 – 2025 10 W 1. 2. 3 N.B.: Controleer na het monteren van een RF zender of deze niet de overige elektrische uitrusting in de auto stoort, zowel in de standby- als in de zendmodus.
Bijlagen Controleer of de elektromagnetische velden die door de gemonteerde zender binnen het passagierscompartiment worden opgewekt niet de grenzen overschrijdt waaraan het menselijk lichaam mag worden blootgesteld.
Index A Audiobediening...............................................35 Modus.......................................................................36 Seek (zoekfunctie)..............................................36 Volume.....................................................................35 A/C Zie: Klimaatregeling.............................................67 Audiodisplays met tijd- en datumaanduiding......................................142 Automatisch dimmende spiegel..............
Index Dieselroetfilter................................................86 Brandstof en tanken......................................87 Technische specificatie.....................................88 Regeneratie............................................................86 Brandstofkwaliteit - Diesel.........................87 Dimmer instrumentenpaneelverlichting.............82 DPF Opslaan voor de lange termijn........................87 Brandstofverbruik..........................................
Index Hill launch assist (HLA) Gebruik maken van de telefoon - Auto's zonder Navigatiesysteem .......................157 Zie: Regeling voor bergop rijden gebruiken............................................................94 Actieve telefoon afmelden.............................159 Bellen.......................................................................157 Een inkomend gesprek ontvangen..............158 Een tweede oproep ontvangen.....................158 Microfoon dempen............................
Index Inrijden...............................................................101 Motorkoelvloeistof controleren................116 Banden....................................................................101 Motor........................................................................101 Remmen en koppeling......................................101 Bijvullen...................................................................116 Koelvloeistofpeil controleren..........................
Index Passagiersairbag uitschakelen..................23 Reinigen van buitenzijde auto...................119 Airbag aan passagierszijde inschakelen........................................................24 Airbag aan passagierszijde uitschakelen......................................................24 Achterruit reinigen...............................................119 Chromen onderdelen reinigen........................119 Koplampen reinigen...........................................
Index Spraakgestuurd regelsysteem gebruiken.......................................................161 Tijd en datum van de audio-installatie instellen.........................................................142 Spraaklabel...........................................................162 Werking van het systeem.................................161 12/24 uurs modus...............................................142 Datum en tijd veranderen................................
Index Voorruitsproeiers............................................39 Voorruitwissers...............................................38 Vergrendelen en ontgrendelen..................27 Achterklep vergrendelen en ontgrendelen.....................................................27 Automatisch opnieuw vergrendelen............29 Bevestiging van het vergrendelen en ontgrendelen.....................................................27 Centrale vergrendeling........................................
Index Wagen wassen Zie: Reinigen van buitenzijde auto................119 Wassen Zie: Reinigen van buitenzijde auto................119 Wat te doen bij pech ..................................102 Wegenkaartopbergvakken.........................84 Werking van de audio-installatie............143 Winterbanden Zie: Gebruik van winterbanden......................127 Z Zekeringen......................................................103 Zekeringlabels...............................................
CG3526nl