Operation Manual

13
ONDERHOUD
Neem v——r u met schoonmaken begint de steker uit
het stopcontact of schakel de installatieschakelaar op
UIT.
Buitenkant van de machine
De buitenkant van de machine kunt u zemen met
water en een neutraal huishoudschoonmaakmiddel.
Moderne huishoudschoonmaakmiddelen drogen
doorgaans streeploos op.
Gebruik geen agressieve, bijtende of schurende
schoonmaakmiddelen.
Wasmiddelhouder
Wasmiddelen en wasverzachter koeken aan. Dat
veroorzaakt lekkage en storingen bij het inspoelen
van het wasmiddel.
Trek de houder naar voren tot hij stuit en trek hem
dan met een korte ruk door de stuit uit het
bedieningspaneel.
Maak hem onder de stromende kraan schoon.
Maak de behuizing, ook het plafond daarvan, schoon
met een oude tandenborstel.
Plaats de houder terug en druk hem door de stuit
weer in het paneel.
Pluizenfilter
Om beschadigen van de afvoerpomp te voorkomen,
vangt het pluizenfilter
tijdens het afpompen
grove pluis en kleine
voorwerpen op. Wij
adviseren u het filter
regelmatig te
controleren, zeker na
het wassen van goed
dat vaak rafelt of pluist,
zoals molton.
Zet een opvangschaaltje onder het klepje.
Draai het filter linksom los, neem het uit de machine
en maak het onder de stromende kraan schoon.
Plaats het terug en draai het rechtsom stevig vast.
Toevoerfiltertje
Als de machine lang over
het water opnemen doet
of in het geheel geen
water opneemt, kan het
toevoerfiltertje verstopt
zijn.
Draai de kraan dicht.
Draai de slangwartel aan
de machinekant los.
Neem, met een
platbektang, het filtertje
uit zÕn behuizing en maak
met een borsteltje schoon.
Plaats het terug en draai de slangwartel weer stevig
op de machine.
Bevriezingsgevaar
Staat de machine in een ruimte waar het kan vriezen,
dan moet u na het wassen de volgende maatregelen
nemen:
¥ Draai de kraan dicht en schroef de slangwartel van
de kraan.
¥ Kies het wasverzachterprogramma (of een
willekeurig wasprogramma) en laat dat circa een
minuut werken. Daarmee leegt u slangen aan de
toevoerkant.
¥ Leg de afvoerslang over de vloer met het
uitstroomeind in een schaal of in een afvoerputje.
¥ Kies het afpompprogramma en laat het werken tot
de machine normaal stopt.
¥ Sluit de toevoerslang weer op de kraan aan en laat
de kraan dicht. Plaats de afvoerslang in de afvoer
terug.
Fig. 20
Fig. 19Fig. 18
P0185
P0090
P0343
P0341
P0342
Fig. 21 Fig. 22
Fig. 23