Operation Manual

8. Instellen luchtuitblaasrichting
Gebruik de afstandsbediening voor het verstellen van de horizontale en verticale uitblaasrichting.
Gebruik hiervoor de AIR DIRECTION- toetsen nà het starten van de airconditioner en wacht tot
de luchtrichtinglamellen stilstaan.
Verticale verstelling luchtuitblaasrichting
Druk op de verticale SET-toets. Iedere keer als de toets
wordt ingedrukt, verandert de richting als volgt:
Luchtrichting en functie:
1, 2, 3, 4, 5, 6 bij verwarmen, koelen en ontvochtigen.
De functie weergave op de display van de afstandsbediening
verandert niet.
Gebruik de aangegeven luchtuitblaasrichtingen die in de afbeelding zijn aangegeven.
De verticale luchtuitblaasrichting wordt automatisch ingesteld, afhankelijk van de ingestelde functie:
Tijdens koelen en ontvochtigen: Horizontale richting 1
Tijdens verwarmen: Neerwaartse richting 5.
De auto-functie kan tijdens de eerste minuut van de werking niet versteld worden, de stand in de
eerste minuut is horizontaal 1. De luchtrichting kan nu niet worden ingesteld.
Richting 1 en 2: alleen de richting van de uitblaaslamellen verandert; de richting van de
Power Diffuser blijft gelijk. De luchtrichting wordt tijdelijk 1 als de temperatuur van de luchtstroom
te laag is voor de verwarmingsfunctie.
Aan het begin van de AUTO/HEAT-functie en tijdens het automatisch ontdooien is de luchtstroom
horizontaal 1. De luchtrichting kan aan het begin van de Automatische functie dan ook niet worden
ingesteld.
Horizontale verstelling luchtuitblaasrichting
Druk op de horizontale SET-toets. Iedere keer als de toets
wordt ingedrukt, verandert de richting als volgt:
De functie weergave op de display van de afstandsbediening
verandert niet.
GEVAAR!
Steek geen voorwerpen of vingers tussen de lamellen. De ventilator kan op hoge snelheid draaien
en lichamelijk letsel veroorzaken.
Zet de airconditioner niet aan wanneer de verticale of horizontale lamellen geblokkeerd zijn.
Gebruik altijd de afstandsbediening om de luchtrichting te verstellen voor de op- en neerwaartse
beweging. Handmatig verstellen van de lamellen kan problemen opleveren. Als dit gebeurt, herstart
dan de airconditioner zodat de lamellen hun oorspronkelijke stand weer innemen.
Tijdens de koel- en ontvochtigingsfunctie mogen de verticale lamellen niet in de verwarmingsstand
(4-6) worden gezet. Dit kan resulteren in condens dat via de lamellen uit de airconditioner zal
druppelen. Als de lamellen tijdens de koel- en ontvochtigingsfunctie voor meer dan 20 minuten
in de verwarmingsstand staan staan, dan gaan deze automatisch terug naar stand 3.
Als in de gekoelde ruimte kinderen, ouderen of zieke personen aanwezig zijn, dienen de ruimte-
temperatuur en de uitblaasrichting zorgvuldig te worden afgesteld.
14
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
6