Operation Manual

151
Instellingen
Foto's die worden genomen als [ON] (de standaard
ingestelde optie) werd geselecteerd, bevatten informatie
over de oriëntatie van de camera, waardoor de foto's
tijdens de weergave (p.50) automatisch gedraaid
kunnen worden of met de meegeleverde software kunnen
worden bekeken. De volgende oriëntaties werden
opgenomen:
MEMO
De oriëntatie van de camera wordt niet opgenomen als
[OFF] is geselecteerd. Kies deze optie als foto's worden
gemaakt waarbij het objectief omhoog of omlaag is
gericht.
In de stand Continu (
p.66) zal de oriëntatie van de
eerste foto op alle foto's in dezelfde serie van
toepassing zijn, zelfs als de oriëntatie van de camera
tijdens de opname wordt gewijzigd.
HAF (SCHERPSTELLING)
Deze optie bepaalt of opnamen altijd gemaakt kunnen
worden wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt
(ontspanvoorkeur) of alleen bij correcte scherpstelling als
wanneer de camera in continu-servo AF
(scherpevoorkeur) als scherpstelling is ingesteld.
[FPS RATE]
Opnamen kunnen gemaakt worden zodra de
ontspanknop wordt ingedrukt.
[FPS RATE+AF]
Opnamen kunnen gemaakt worden, zelfs als de
camera niet scherpgesteld heeft. In de stand Continu
vertraagt de beeldfrequentie voor een verbeterde
scherpstelling als het onderwerp donker is of weinig
contrast heeft.
[FOCUS]
Opnamen kunnen alleen worden gemaakt als de
indicator In-scherpstelling (l) wordt weergegeven.
Merk op dat de scherpstelling niet wordt vergrendeld
als de indicator In-scherpstelling wordt weergegeven.
AUTO IMAGE ROTATION
(AUTOMATISCH DRAAIEN VAN DE
FOTO)
Liggend (in de
breedte)
Camera 90°
naar rechts
gedraaid
Camera 90°
naar links
gedraaid
AF-C MODE PRIORITY (AF-C
VOORKEUR)
Het menu INSTELLINGEN gebruiken (p.138)