Operation Manual

64
Scherpstelling
AF-hulpverlichting
De ingebouwde AF-hulpverlichting maakt het mogelijk dat
de camera zelfs als het onderwerp slecht verlicht is, kan
scherpstellen. De camera dient in de scherpstelstand S
(enkelvoudige-servo autofocus) ingesteld te staan, een
AF-Nikkor-objectief dient bevestigd te zijn en het midden
van het scherpstelgebied of groep-scherpstelgebied dient
ingesteld te zijn of de prioriteit voor het meest
dichtstbijzijnde onderwerp dient geactiveerd te zijn. Als
aan deze voorwaarden is voldaan en het onderwerp zelf
slecht verlicht is, zal de hulpverlichting automatisch
worden geactiveerd om de werking van de autofocus te
ondersteunen als de ontspanknop half is ingedrukt.
OPGEPAST
Nadat de AF-hulpverlichting voor een aantal
achtereenvolgende opnamen is gebruikt, kan de
verlichting ter bescherming van de lamp even
uitschakelen. De verlichting kan na een korte pauze weer
worden gebruikt. Merk op dat de verlichting bij
voortdurend gebruik heet kan worden.
MEMO
Om de AF-hulpverlichting op de juiste wijze te laten
werken dient het objectief op een brandpuntsafstand
van 24-200 mm ingesteld te staan en dient het
onderwerp binnen het bereik van de verlichting
aanwezig te zijn. Zonnekappen dienen verwijderd te
worden. Met de meeste lenzen heeft de verlichting een
bereik van ca. 0,5-3 m (1 ft. 8 in.-9 ft. 10 in.).
AF-hulpverlichting is niet beschikbaar in combinatie met
de AF-S VR ED 200-400 mm f/4G.
Z Lenzen waarbij "vignetting" kan optreden
De functie Autofocus, waarbij de AF-hulpverlichting van
de camera wordt gebruikt, kan als gevolg van
"vignetting" niet met de volgende lenzen op een
opnameafstand binnen 0,7 m (2 ft. 4 in.) worden
uitgevoerd:
- AF Micro ED 200 mm f/4D
- AF-S ED 28-70 mm f/2.8D
- AF-S VR ED 24-120 mm f/3.5-5.6G
- AF Micro ED 70-180 mm f/4.5-5.6D
De functie Autofocus, waarbij de AF-hulpverlichting van
de camera wordt gebruikt, kan als gevolg van
"vignetting" niet met de volgende lenzen op een
opnameafstand binnen 1 m (3 ft. 3 in.) worden
uitgevoerd:
- AF-S DX ED 55-200 mm f/4-5.6G
De functie Autofocus, waarbij de AF-hulpverlichting van
de camera wordt gebruikt, kan als gevolg van
"vignetting" niet met de volgende lenzen op een
opnameafstand binnen 1,5 m (4 ft. 11 in.) worden
uitgevoerd:
- AF-S VR ED 70-200 mm f/2.8G
- AF ED 80-200 mm f/2.8D
- AF-S ED 80-200 mm f/2.8D