Operation Manual

89
Geavanceerde functies — Fotografie
Contouren (hard/zacht) van
opname bepalen
(G SCHERPTE)
Beschikbare instellingen: N, <, M, >
Gebruik deze instelling om de contouren en de kwaliteit
van een foto te verzachten of te benadrukken.
Aanpassen van de hoeveelheid
licht uit de flitser
( FLITSER (Aanpassen
helderheid))
Beschikbare instellingen: N, <, M, >
Gebruik deze instelling om de hoeveelheid licht die door
de flitser wordt uitgegeven te wijzigen, om aan de
omstandigheden van de opname te voldoen of om het
gewenste effect te bereiken.
CONTROLEER:
Compensatiegebied:
2/3 EV tot +2/3 EV in stappen van ca. 1/3 EV (totaal:
5 niveaus selecteerbaar)
Verklaring van de term “EV” (p.167)
OPGEPAST
Afhankelijk van het soort onderwerp en de
opnameafstand, kan het aanpassen van de helderheid
mogelijk geen effect hebben.
De opname kan donker lijken als de sluitertijd hoger
dan 1/1000 sec. staat ingesteld
HARD:
Benadruk de contouren.
Meest geschikt voor opnamen
van onderwerpen waarbij een
grote scherpte wenselijk is,
zoals gebouwen of tekst.
STANDAARD:
Het beste voor gewone
opnamen. Biedt scherpte aan
de randen die voor de meeste
opnamesituaties ideaal is.
ZACHT:
Verzacht de contouren. Meest
geschikt voor opnamen
waarbij een wat zachter beeld
wenselijk is, zoals foto's van
mensen.
SHOOTING MENU
SHOOTING MENU
SHARPNESS
SHARPNESS
HIGH
HIGH
-
SPEED SHOOTING
SPEED SHOOTING
WHITE BALANCE
WHITE BALANCE
PHOTOMETRY
PHOTOMETRY
AUTO
AUTO
OFF
OFF
HARD
HARD
STANDARD
STANDARD
SOFT
SOFT
FOCUSING
FOCUSING
AF MODE
AF MODE
SHOOTING MENU
SHOOTING MENU
FLASH
FLASH
0
AUTO
AUTO
-
1
/
3
-
2
/
3
+
1
/
3
+
2
/
3
+
0
-
SET
SET
-
-
UP
UP
BRACKETING
BRACKETING
Instellen van het menu (p.75)