Operation Manual

75
Menu’s
De menu’s gebruiken: Opnamestanden
De opties van het menu
De opties van het menu
F
F
-standen
-standen
Menu-item
Menu-item
Beschrijving
Beschrijving
Opties
Opties
Standaard
Standaard
N
N
ISO
ISO
Om de ISO-gevoeligheid in te stellen. Kies een hogere
waarde als het onderwerp slecht belicht is.
AUTO / AUTO (800) / AUTO (400) /
6400 Q/ 3200 Q / 1600 / 800 /
400 / 200 / 100 / 64
AUTO
O
O
BEELDGROOTTE
BEELDGROOTTE
Kies beeldformaat en beeldverhouding (pag. 76).
O 4 : 3 / O 3 : 2 / O 16 : 9 /
P 4 : 3 / P 3 : 2 / P 16 : 9 /
Q 4 : 3 / Q 3 : 2 / Q 16 : 9
O 4 : 3
P
P
FINEPIX KLEUR
FINEPIX KLEUR
Om foto’s te maken in standaardkleuren, verzadigde kleu-
ren of zwart-wit (pag. 77).
c/a/b
c
N
N
ISO
ISO
Bepaal de gevoeligheid van de camera ten opzichte van het licht. Om bewegingsonscherpte bij omstan-
digheden met weinig licht te voorkomen, kan een hogere waarde worden gebruikt; let er echter wel op
dat er spikkels voor kunnen komen op foto’s die met hoge gevoeligheid zijn gemaakt. Als de instelling
AUTO, AUTO (800) of AUTO (400) is geselecteerd, past de camera de gevoeligheid automatisch aan de
opnameomstandigheden aan. De maximumwaarden die door de camera kunnen worden geselecteerd bij
de instellingen AUTO (800) en AUTO (400) zijn respectievelijk 800 en 400. Andere instellingen dan AUTO
worden met een pictogram op het LCD-scherm weergegeven.
1 Opmerking
De gevoeligheid verandert niet als de camera wordt uitgeschakeld of een andere opnamestand wordt geselecteerd.