Operation Manual

9
Voordat u begint
Lenzen
Lenzen met diafragmaringen
Lenzen met diafragmaringen
Bij instellingen die anders zijn
dan A kunt u diafragma aanpas-
sen door aan de lensdiafragma-
ring te draaien (belichtingsstan-
den A en M).
Diafragmaring
A161185.64
A161185.
Diafragmastandenschakelaar
Diafragmastandenschakelaar
Als de lens over een diafragma-
standenschakelaar beschikt, kan
diafragma handmatig worden
aangepast door de schakelaar
naar Z te schuiven en aan de
diafragmaring te draaien.
Diafragmaring
Diafragmastanden-
schakelaar
Q Wanneer de diafragmaring op A is ingesteld, gebruikt
u de secundaire instelschijf om diafragma aan te
passen.
R Voor informatie over de functies van de hoofd- en
secundaire instelschijf, zie pagina 122.
Lenzen met O.I.S. Schakelaars
Lenzen met O.I.S. Schakelaars
Schuif de schakelaar naar ON
om beeldstabilisatie te activeren.
O.I.S.-schakelaar
Handmatige scherpstellenzen
Handmatige scherpstellenzen
Schuif de scherpstelring naar voren
voor autofocus.
Schuif voor handmatige scherpstel-
ling de scherpstelring naar achteren
en draai eraan terwijl u de resultaten
in het camerascherm controleert. De
scherpstelafstand- en scherptediepte-
indicatoren kunnen worden gebruikt
ter ondersteuning van het handmatig
scherpstellen. Handmatige scherpstel-
ling is mogelijk niet beschikbaar in alle
opnamestanden.
De scherptediepte-indicator
De scherptediepte-indicator
De scherptediepte-indicator toont de geschatte
scherptediepte (de afstand voor en achter het scherp-
stelpunt dat lijkt te worden scherpgesteld).
Afstandsin-
dicator
Q De camera geeft de scherpstelafstand niet weer wanneer
de lens in de handmatige scherpstelstand staat.