Operation Manual
6
Delen van de camera
Cameraschermen
Cameraschermen
Tijdens het maken en afspelen van foto’s kunnen de volgende indicators verschijnen. In de volgende
beschrijving worden alle beschikbare keuzeknoppen getoond ter illustratie; de keuzeknoppen die
daadwerkelijk worden getoond variëren afhankelijk van de camera-instellingen.
■ Fotograferen: De optische zoeker
2000 F5.6
100
P
200
100
1 Handmatige scherpstelindicator ..................... 46
2 Flitserfunc tie ................................................... 29
3 Lichtmeting .................................................... 52
4 Witbalans ........................................................ 42
5 Filmsimulatie .................................................. 55
6 Dynamisch bereik ............................................ 73
7 ND (Neutral Density)- lterindicator ................ 65
8 Indicator intern geheugen *
9 Aantal beschikbare frames ............................ 119
10 Beeldkwaliteit en -formaat ........................72, 73
11 Batterijniveau ................................................. 16
12 Scherpstelframe ......................................49, 111
13 Virtuele horizon .............................................. 75
14 Temperatuurwaarschuwing .......................... 117
15 Helder beeld
16 Afstandsindicator ............................................ 46
17 Gevoeligheid ................................................... 44
18 Diafragma ......................................36, 38, 39, 71
19 Sluitertijd .............................................36, 37, 39
20 Opnamestand ................................................. 36
21 Histogram ....................................................... 22
22 Belichtingscorrectie/belichtingsindicator ...39, 51
*
a: geeft aan dat er geen geheugenkaart is geplaatst
en dat de foto’s in het interne geheugen van de camera
worden opgeslagen (P 13).










