Operation Manual

13
Waterhardheid instellen
In de display verschijnt "Waterhardheid".
1 Controleer met de bijgevoegde
carbonaathardheidstest het leidingwater: Vul het
meetbuisje tot de 5 ml markering met
leidingwater.
2 Voeg er de indicatorvloeistof druppelsgewijs bij,
totdat de kleur van paars naar geel verandert.
Belangrijk:Tel de druppels. Schud het meetbuisje
na iedere druppel zachtjes, totdat de druppel
volledig met het water vermengd is. Het aantal
druppels komt overeen met de hardheid van het
water.
3 Stel met de draaiknop de gemeten waterhardheid
in. Fabrieksmatig staat deze ingesteld op 12.
4 Met bevestigen.
Eerste gebruik beëindigen
Op het display verschijnt "Eerste gebruik beëindigd".
Met bevestigen.
Het apparaat gaat in standby en de standby-indicatie
verschijnt. Het apparaat is nu klaar voor gebruik.
Voor een calibratie door voordat u voor de eerste keer
stoomt. Hierbij stelt het apparaat het kookpunt in.
Calibratie
Het kookpunt van water is afhankelijk van de
luchtdruk. Aangezien de luchtdruk met toenemende
hoogte daalt, daalt hierbij ook het kookpunt. Tijdens
de calibratie wordt het kookpunt van het apparaat
aangepast aan de plaatselijke luchtdruk.
Het is van belang dat het apparaat gedurende 20
minuten op 100°C zonder onderbreking stoomt. Open
gedurende deze tijd niet de deur van het apparaat.
Aanwijzingen
Voor de calibratie dient het apparaat koud te zijn.
Tijdens de calibratie wekt het apparaat meer
stoom op dan normaal.
1 Draai de functieschakelaar op S.
2 Kies met de draaiknop "Basisinstellingen".
3 Raak het symbool aan.
4 Kies met de draaiknop "Calibratie".
5 Raak het symbool % aan.
6 Verwijder alle toebehoren uit de ovenruimte en
raak aan.
7 Er verschijnt een duur van 20 minuten. Start de
calibratie met I.
Het calibratieproces wordt gestart. De aflopende tijd
wordt in de display weergegeven.
Aanwijzing: De calibratie mag niet worden
onderbroken. Niet aan de functieschakelaar draaien.
Niet de deur van het apparaat openen.
Na afloop van de calibratie verschijnt er een melding
in de display. Met bevestigen en de
functieschakelaar op 0 zetten.
Na een verhuizing
Herhaal de calibratie zodat het apparaat weer
automatisch wordt aangepast aan de nieuwe plaats
van opstelling.
Na een stroomstoring
Het apparaat slaat de instellingen van de calibratie op,
ook bij een stroomstoring of wanneer de spanning van
het apparaat wordt gehaald. Er hoeft geen nieuwe
calibratie te worden doorgevoerd.
:DWHUKDUGKHLG

(HUVWHJHEUXLN
EHsLQGLJG
&DOLEUDWLH

&$/

&$/