Operation Manual

NL
20
De bovenste hendel aansluiten [ afb. A3 ]:
1. Plaats de bovenste hendel
4
op de onderste hendel
1
. Controleer
of de hendels volledig op hun plaats zitten en de openingen van de
hendels op één lijn liggen.
2. Druk de schroeven
2
door de openingen.
3. Plaats de kunststof sluitringen
N
en de vleugelmoeren
3
op
de schroeven
2
.
4. Draai de vleugelmoeren
3
vast.
De kabel aan de hendel bevestigen [ afb. A4 ]:
1. Bevestig de kabel
5
aan de hendel met de klem
6
.
2. Controleer of de kabel
5
niet vastgekneld is tussen de onderste
en de bovenste hendel.
3. BEDIENING
GEVAAR! Lichamelijk letsel!
Snijwonden wanneer het blad onverwacht draait of het
product onverwacht start.
v Wacht tot het blad stopt, verwijder de veiligheidssleutel en doe
handschoenen aan voordat u de accu bevestigt of het product
vervoert.
Accu opladen [ afb. O1 ]:
LET OP!
Overspanning beschadigt de accu en het oplaadapparaat.
v Zorg ervoor dat u de juiste netspanning gebruikt.
Vóór het eerste gebruik moet de accu volledig worden opgeladen.
De lithium-ionaccu kan in elke laadtoestand worden opgeladen en het
oplaadproces kan op elk moment worden onderbroken zonder de accu
te beschadigen (geen memory-effect).
1. Sluit het netsnoer
B
aan op het oplaadapparaat
X
.
2. Sluit het netsnoer
B
aan op een 230V-stopcontact.
3. Sluit het netsnoer van de accu
V
aan op de accu
Y
.
Wanneer het laadcontrolelampje
å
op de acculader één keer per
seconde groen knippert, wordt de accu opgeladen.
Wanneer het laadcontrolelampje
å
op de accu ladergroen brandt,
is de accu volledig opgeladen
(oplaadduur, zie 7. TECHNISCHE GEGEVENS).
4. Controleer de oplaadtoestand tijdens het opladen regelmatig.
5. Wanneer de accu
Y
volledig is opgeladen, dient u de accu
Y
van de
acculader
X
weg te nemen.
6. Trek de stekker van de acculader
X
uit het stop-contact.
Accu-oplaadaanduiding [ afb. O2 ]:
Accu-oplaadaanduiding tijdens het opladen:
100 % opgeladen
«,
en
branden
66 – 99 % opgeladen
«
en
branden,
knippert
33 – 65 % opgeladen
«
brandt,
knippert
0 – 32 % opgeladen
«
knippert
Accu-oplaadaanduiding tijdens het gebruik:
v Druk op de toets
y
op de accu.
66 – 99 % opgeladen
«,
en
branden
33 – 65 % opgeladen
«
en
branden
11 – 32 % opgeladen
«
brandt
0 – 10 % opgeladen
«
knippert
Bedieningspaneel [ afb. O3 ]:
Startknop:
Druk op de knop
m
op het paneel.
ingeschakeld
brandt groen
automatische uitschakeling na 10 minuten inactiviteit
Eco-knop:
Druk op de Eco-knop
v
op het paneel.
ingeschakeld
brandt groen
normale modus 3100 tpm zonder belasting
Eco-modus 2700 tpm zonder belasting
normale werking of Eco-modus 3700 tpm hoge belasting over 12 A
Bij hoge belastingen neemt het motortoerental automatisch toe,
om altijd de best mogelijke maairesultaten te verkrijgen.
Accu-oplaadindicator tijdens gebruik:
Druk op de knop
ß
b2
op het paneel (de LED’s gaan 5 seconden later
branden).
76 – 100 % opgeladen
ß
La
,
ß
Lb
,
ß
Lc
en
ß
Ld
branden
51 – 75 % opgeladen
ß
La
,
ß
Lb
en
ß
Lc
branden
26 – 50 % opgeladen
ß
La
en
ß
Lb
branden
6 – 25 % opgeladen
ß
La
brandt
0 – 5 % opgeladen
ß
La
knippert
De maaier starten [ afb. O4 / O5 / O6 ]:
GEVAAR! Lichamelijk letsel!
Er bestaat verwondingsgevaar wanneer het product bij
het loslaten van de start-hendel niet stopt.
v De veiligheidsvoorzieningen of schakelaars mogen nooit
overbrugd worden. De starthendel
w
mag bijvoorbeeld niet
aan de hendel bevestigd worden.
Starten:
Het product is uitgerust met een tweehandige veiligheidsvoorzie-
ning (starthendel
w
met veiligheidsvergrendeling
e
) om
te voorkomen dat het product ongewild wordt ingeschakeld.
1. Open het deksel
r
.
2. Plaats de accu
Y
in het product.
3. Plaats de veiligheidssleutel
t
in het product en draai deze in stand 1.
4. Druk op de knop
m
op het paneel.
De start-LED brandt groen.
5. Druk met één hand op de veiligheidsvergrendeling
e
en met de andere
hand op de starthendel
w
.
6. Laat de veiligheidsvergrendeling
e
los.
Het product wordt gestart.
Stoppen:
1. Laat de starthendel
w
los.
2. Druk op de knop
m
op het paneel.
De start-LED brandt niet.
3. Draai de veiligheidssleutel
t
in stand 0 en verwijder deze.
De maaihoogte aanpassen [ afb. O7 ]:
De maaihoogte kan worden aangepast van 25 tot 75 mm in 10 standen.
1. Beweeg de verstelhendel
u
naar het wiel.
2. Draai en verstel de afstelhendel
u
om de maaihoogte aan te passen.
3. Laat de afstelhendel
u
los in de nieuwe stand.
De maaier gebruiken met de grasopvangbak [ afb. 8 ]:
GEVAAR! Lichamelijk letsel!
Snijwonden wanneer het blad onverwacht draait of het
product onverwacht start.
v Wacht tot het blad tot stilstand komt, verwijder de veiligheids-
sleutel en doe handschoenen aan voordat u de beschermende
klep
i
opent.
v Steek uw handen niet in de afvoeropening.
1. Til de beschermende klep
i
op.
2. Plaats de grasopvangbak in het product met de hendel
7
.
3. Controleer of de grasopvangbak stevig is aangesloten.
4. Start het product.
5. Stop het product wanneer de grasopvangbak vol is.
6. Til de beschermende klep
i
op.
7. Verwijder grasopvangbak van het product met de hendel
7
.
8. Maak de grasopvangbak leeg.
De maaier gebruiken zonder de grasopvangbak [ afb. 8 ]:
Voor grotere grasoppervlakken waarbij het gras niet hoeft te worden
opgevangen, kan het product zonder de grasopvangbak worden gebruikt.
Wanneer de beschermende klep
i
wordt gesloten, valt het maaisel op
het gazon.
1. Til de beschermende klep
i
op.
2. Verwijder grasopvangbak van het product met de hendel
7
.
3. Maak de beschermende klep
i
los.