R160 GEBRUIKSAANWIJZING Gardena robotmaaier
INHOUDSOPGAVE 1 Introductie en veiligheid 1.1 Inleiding 1.2 Symbolen op de robotmaaier 1.3 Symbolen in de gebruikershandleiding 1.4 Veiligheidsinstructies 2 Presentatie 2.1 Wat is wat? 2.2 Werking 2.3 Meerdere robotmaaiers in één tuin 2.4 Eén robotmaaier in meerdere tuinen 5 5 6 7 8 11 12 13 17 17 3 Installatie 18 3.1 Voorbereidingen 18 3.2 Het laadstation installeren 19 3.3 De accu laden 24 3.4 De begrenzingsdraad installeren 25 3.5 De begrenzingsdraad aansluiten 31 3.
AANTEKENINGEN Serienummer: ___________________________ PIN-code: ___________________________ Productregistratiecode: ___________________________ De productregistratiecode is een waardevol document en moet op een veilige plaats worden bewaard. Deze code hebt u bijvoorbeeld nodig om het product te registreren op de website van GARDENA of om de maaier te ontgrendelen in het geval u uw pincode niet meer weet.
INTRODUCTIE EN VEILIGHEID 1 Introductie en veiligheid 1.1 Inleiding Gefeliciteerd met uw keuze voor een product van uitzonderlijk hoge kwaliteit. Om het beste uit uw GARDENA robotmaaier te halen, moet u weten hoe hij werkt. Deze gebruikershandleiding bevat belangrijke informatie over de robotmaaier, de installatie en het gebruik van het product. Naast deze gebruiksaanwijzing is er aanvullende informatie te vinden op de website van GARDENA, op www.gardena.com.
INTRODUCTIE EN VEILIGHEID 1.2 Symbolen op de robotmaaier Deze symbolen staan op de maaier. Bestudeer ze zorgvuldig. • • Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig door en gebruik de robotmaaier niet voordat u de instructies hebt begrepen. De waarschuwingen en veiligheidsvoorschriften in deze gebruikershandleiding moeten zorgvuldig worden opgevolgd om de maaier veilig en efficiënt te kunnen gebruiken.
INTRODUCTIE EN VEILIGHEID 1.3 Symbolen in de gebruikershandleiding De volgende symbolen worden in de gebruikershandleiding gebruikt. Bestudeer ze zorgvuldig. • Zet de hoofdschakelaar op 0 voordat u inspecties en/of onderhoud uitvoert. 3018-115 • Draag altijd handschoenen wanneer u aan het chassis van de maaier werkt. 3012-272 • Gebruik nooit een hogedrukreiniger en zelfs geen stromend water om de robotmaaier schoon te maken.
INTRODUCTIE EN VEILIGHEID 1.4 Veiligheidsinstructies Gebruik • De robotmaaier is bedoeld voor het maaien van gras op open en vlakke grondoppervlakken. Hij mag uitsluitend worden gebruikt in combinatie met door de fabrikant aanbevolen apparatuur. Elk ander gebruik is onjuist. De instructies van de fabrikant over bediening, onderhoud en reparaties moeten nauwkeurig worden gevolgd.
INTRODUCTIE EN VEILIGHEID Verplaatsen Plaats de robotmaaier in de originele verpakking wanneer hij over lange afstanden moet worden vervoerd. Ga als volgt te werk om het product naar een andere locatie binnen of buiten het werkgebied te verplaatsen: 1. Druk op de STOP-knop om de maaier te stoppen. Als de beveiliging is ingesteld op middelhoog of hoog niveau moet de PIN-code worden ingevoerd. Zie 6.6 Instellingen op pagina 57.
INTRODUCTIE EN VEILIGHEID Onderhoud Waarschuwing Als de robotmaaier ondersteboven ligt, moet de hoofdschakelaar altijd in stand 0 staan. De hoofdschakelaar moet in stand 0 staan tijdens alle werkzaamheden aan het chassis van de robotmaaier, zoals het reinigen of vervangen van de messen. 3018-115 Inspecteer de robotmaaier elke week en vervang beschadigde of versleten onderdelen.
PRESENTATIE 2 Presentatie Dit hoofdstuk bevat informatie waarvan u zich bewust moet zijn bij het plannen van de installatie. Een installatie met een robotmaaier bevat vier hoofdonderdelen: • De R160, een robotmaaier die het gazon maait door in principe te bewegen in een willekeurig patroon. De maaier wordt gevoed door een onderhoudsvrije accu. 3018-101 • Een laadstation waarnaar de robotmaaier automatisch terugkeert wanneer de accu bijna leeg is.
PRESENTATIE 2.1 Wat is wat? 2 3 4 8 6 1 7 5 9 13 GARDENA 10 A B C Man Auto Yes 1 2 3 4 5 6 7 8 9 11 12 0 18 19 21 17 14 22 20 15 16 24 23 25 26 27 3018-122 De nummers in de afbeelding geven het volgende aan: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
PRESENTATIE 2.2 Werking Capaciteit De R160 robotmaaier is geschikt voor gazons tot 1.600 m². De grootte van het gebied dat de robotmaaier kan maaien, is vooral afhankelijk van de staat van de messen, het soort gras, het groeitempo en de vochtigheid. Ook de vorm van de tuin speelt een rol. Als de tuin voornamelijk uit open gazons bestaat, kan de robotmaaier meer per uur maaien dan als de tuin uit een aantal kleine gazons bestaat, die van elkaar worden gescheiden door bomen, borders en passages.
PRESENTATIE Werkmethode De robotmaaier maait het gazon automatisch. Hierbij wisselen maaien en laden elkaar continu af. Wanneer de batterijspanning te laag wordt, gaat de maaier op zoek naar het laadstation. De robotmaaier maait niet wanneer hij het laadstation zoekt. Als de robotmaaier op zoek gaat naar het laadstation, zoekt hij eerst ongericht naar de begeleidingsdraad. Vervolgens volgt hij de begeleidingsdraad naar het laadstation, keert hij vlak voor het station en rijdt hij er achteruit in.
PRESENTATIE De instellingen van de maaier kunnen via het bedieningspaneel boven op de robotmaaier worden aangepast. Open de klep van het bedieningspaneel door op de STOP-knop te drukken. Wanneer de hoofdschakelaar voor het eerst op stand 1 wordt gezet, wordt er een opstartprocedure geactiveerd, waarbij de taal en de datum- en tijdnotatie kunnen worden geselecteerd en de datum, tijd en viercijferige PIN-code kunnen worden ingesteld. Zie 3.8 In gebruik nemen en aansluiten op het laadstation op pagina 39.
PRESENTATIE Zoekmethode 2: Begeleidingsdraad volgen De robotmaaier rijdt in een onregelmatig patroon totdat hij bij de begeleidingsdraad komt. Vervolgens volgt de robotmaaier de begeleidingsdraad naar het laadstation. De begeleidingsdraad is een extra kabel die vanaf het laadstation bijvoorbeeld richting een afgelegen deel van het werkgebied of door een smalle doorgang wordt gelegd, om vervolgens te worden aangesloten op de begeleidingsdraad. Zie 3.6 De begeleidingsdraad installeren op pagina 33.
PRESENTATIE 2.3 Meerdere robotmaaiers in één tuin Als u meerdere robotmaaiers in hetzelfde deel van een tuin installeert, moet elke maaier een eigen PIN-code hebben. Voor elke maaier is een volledige installatie en een eigen laadstation nodig. De begrenzingsdraden voor de afzonderlijke installaties kunnen naast elkaar worden gelegd. 2.
INSTALLATIE 3 Installatie Dit hoofdstuk beschrijft hoe u de GARDENA robotmaaier installeert. Lees voordat u met de installatie begint eerst het vorige hoofdstuk, 2 Presentatie. Lees ook het huidige hoofdstuk volledig door voordat u met de installatie begint. De wijze waarop de installatie is uitgevoerd, bepaalt tevens hoe goed de robotmaaier functioneert. Het is daarom belangrijk om de installatie zorgvuldig te plannen.
INSTALLATIE • Gebruikershandleiding (27) • Robotmaaier • Laadstation (9) • Lusdraad voor begrenzingslus en begeleidingsdraad (20) • Transformator (19) • Laagspanningskabel (21) • Krammen (22) • Aansluitklemmen voor de lusdraad (23) • Schroeven voor het laadstation (24) • Meetlat (de meetlat wordt van de doos gescheurd) (25) • Koppelingen voor de lusdraad (26) Tijdens de installatie hebt u ook het volgende nodig: • Hamer/kunststof moker (om de krammen gemakkelijker in de grond te krijgen).
INSTALLATIE Het laadstation moet zodanig worden geplaatst dat er veel vrije ruimte vóór het laadstation is (minimaal 2 meter). Het laadstation moet ook centraal in het werkgebied worden geplaatst, zodat de robotmaaier het laadstation makkelijker kan vinden en snel alle gebieden in het werkgebied kan bereiken. 3012-931 Plaats het laadstation niet in krappe ruimtes in het werkgebied. Op dergelijke locaties kan de robotmaaier moeite hebben om in het laadstation te dokken.
INSTALLATIE Plaats het laadstation niet op een eiland omdat het hierdoor lastiger is om de begeleidingsdraad optimaal te leggen. Als het laadstation op een eiland moet worden geïnstalleerd, moet de begeleidingsdraad ook op het eiland worden aangesloten. Zie de afbeelding. Zie 3.4 De begrenzingsdraad installeren op pagina 25 voor informatie over eilanden.
INSTALLATIE De transformator moet worden gemonteerd op een verticaal oppervlak, zoals een muur of een hek. Schroef de transformator in positie met behulp van de twee bevestigingsoogjes. Er worden geen schroeven meegeleverd. Kies schroeven die geschikt zijn voor het betreffende materiaal. Monteer de transformator nooit op een hoogte waarbij het risico bestaat dat hij onder water komt te staan (minimaal 30 cm vanaf de grond). Het is niet toegestaan om de transformator op de grond te plaatsen.
INSTALLATIE Het laadstation installeren en aansluiten 1. Zet het laadstation op een geschikte plek. 2. Sluit de laagspanningskabel aan op het laadstation. 3. Sluit de laagspanningskabel aan op de transformator. 4. Sluit de voedingskabel van de transformator aan op een stopcontact van 230 V. 5. Bevestig het laadstation aan de grond met behulp van de bijgeleverde schroeven. Draai de schroeven zodanig aan dat ze helemaal verzonken zijn.
INSTALLATIE 3.3 De accu laden Zodra het laadstation is aangesloten, kunt u de maaier opladen. Zet de hoofdschakelaar in stand 1. Plaats de robotmaaier in het laadstation om de accu op te laden terwijl de begrenzingsdraad en de begeleidingsdraad worden gelegd. Als de accu leeg is, duurt het ongeveer 45 tot 60 minuten om hem volledig te laden. 3018-129 Belangrijke informatie De robotmaaier kan niet worden gebruikt zolang de installatie niet volledig voltooid is.
INSTALLATIE 3.4 De begrenzingsdraad installeren De begrenzingsdraad kan op een van de volgende manieren worden geïnstalleerd: • De draad in de grond vastzetten met krammen. U kunt de begrenzingsdraad het beste met krammen vastzetten als u veranderingen wilt aanbrengen tijdens de eerste paar weken van het gebruik. Na enkele weken zal het gras over de draad heen zijn gegroeid, waardoor deze niet langer zichtbaar is. Gebruik een hamer/kunststof moker en de bijgeleverde krammen om de installatie uit te voeren.
INSTALLATIE Grenzen van het werkgebied Als het werkgebied wordt begrensd door bijvoorbeeld een muur of hek moet de begrenzingsdraad op 35 cm vanaf het obstakel worden gelegd. Dat voorkomt dat de robotmaaier op een obstakel botst en beperkt slijtage aan de kap. Ongeveer 20 cm van het gazon rond het vaste obstakel zal niet worden gemaaid.
INSTALLATIE Grenzen binnen het werkgebied Gebruik de begrenzingsdraad om gebieden binnen het werkgebied te isoleren door eilanden te creëren rond obstakels die niet tegen botsingen kunnen, zoals bloemperken, struiken en fonteinen. Obstakels die wel tegen een botsing kunnen, zoals bomen en struiken hoger dan 15 cm, hoeven niet met de begrenzingsdraad te worden geïsoleerd. De robotmaaier keert om wanneer hij tegen een dergelijk obstakel stoot.
INSTALLATIE tijdens het maaien langere tijd blijft hangen in een dergelijke doorgang of zone. Het gazon zal er dan geplet uitzien. Hellingen De robotmaaier kan ook werken op hellende werkgebieden. De maximale hellingsgraad wordt uitgedrukt in procenten (%). De hellingsgraad in procenten wordt berekend als het hoogteverschil in centimeter per meter. Als het hoogteverschil bijvoorbeeld 10 cm is, is de hellingsgraad 10%. Zie de afbeelding.
INSTALLATIE De begrenzingsdraad leggen Als u van plan bent de begrenzingsdraad met krammen vast te zetten: • Maai het gras op de plek waar u de draad gaat leggen heel kort met een gewone gazonmaaier of trimmer. In dat geval is het eenvoudiger om de draad dicht bij de grond te leggen, waardoor de kans kleiner wordt dat de maaier de draad doorsnijdt of de isolatie van de draad beschadigt. • Leg de begrenzingsdraad vlak bij de grond en zet de krammen dicht bij elkaar, op ongeveer 75 cm.
INSTALLATIE De begrenzingsdraad richting het laadstation leggen De begrenzingsdraad kan op diverse manieren richting het laadstation worden gelegd. U kunt de begrenzingsdraad het beste volledig buiten het laadstation om leggen. Zie optie 1. Het is ook mogelijk om de draad onder de laadplaat van het laadstation te leggen, zoals bij optie 2 op de afbeelding.
INSTALLATIE 3.5 De begrenzingsdraad aansluiten Om de begrenzingsdraad aan te sluiten op het laadstation: Belangrijke informatie De begrenzingsdraad mag zichzelf niet kruisen wanneer deze wordt aangesloten op het laadstation. Sluit het rechteruiteinde van de draad aan op de pen rechts op het laadstation en het linkeruiteinde op de pen links. 3012-268 1. 2. Til de klep van het laadstation op. • Pak de onderrand van de klep met beide handen vast en trek deze recht naar buiten richting de zijkant.
INSTALLATIE 3. Steek de uiteinden van de draad in de aansluitklem: • Open de aansluitklem. • Plaats de draad in de uitsparing in de aansluitklem. 3012-284 4. Druk de aansluitklemmen samen met een tang. Druk totdat u een klik hoort. 3012-264 5. Knip overtollige begrenzingsdraad weg. Knip op 1 tot 2 cm boven de aansluitklemmen af. 3012-265 6. Druk de aansluitklemmen op de metalen pennen, gemarkeerd met A, op het laadstation. Controleer zorgvuldig of de aansluitklem goed is bevestigd.
INSTALLATIE 3.6 De begeleidingsdraad installeren De begeleidingsdraad is een kabel die vanaf het laadstation bijvoorbeeld richting een afgelegen deel van het werkgebied of door een smalle doorgang wordt gelegd, om vervolgens te worden aangesloten op de begeleidingsdraad. Voor de begrenzingslus en de begeleidingsdraad wordt dezelfde draadhaspel gebruikt.
INSTALLATIE • De afstand naar een afgelegen gebied is groot of gecompliceerd • Het laadstation bevindt zich op een eiland Smalle doorgangen Als de afstand tot de begrenzingsdraden minder dan 3 meter bedraagt, moet een begeleidingsdraad door de doorgang heen worden gelegd. Dit is een betere optie dan toestaan dat de robotmaaier dicht langs de begrenzingslus loopt door een lage waarde in te stellen voor Max. afst. tot draad, omdat dit kan leiden tot spoorvorming.
INSTALLATIE Begrenzingslus loopt over een lange helling Wanneer de robotmaaier de begrenzingslus dwars over een helling (steiler dan 10%) volgt, moet de maaier de hellingsgraad compenseren. Daarom zal de maaier de begrenzingslus in een langzamer tempo volgen. Er bestaat een grotere kans dat de maaier weg zal glijden en daardoor buiten het werkgebied terecht zal komen. Zonder een begeleidingsdraad bestaat er kans op lange zoektijden en uitval.
INSTALLATIE De begeleidingsdraad leggen en aansluiten 1. Til de klep op het laadstation op. 2. Schuif het uiteinde van de begeleidingsdraad in de opening rechtsonder op het laadstation en leidt dit door de bovenste opening weer naar buiten. 3018-131 3. Bevestig een aansluitklem op de begeleidingsdraad, op dezelfde wijze als bij de begrenzingsdraad in 3.5 De begrenzingsdraad aansluiten op pagina 31. Sluit deze aan op de aansluitpen, gemarkeerd met Guide, op het laadstation. 3018-132 4.
INSTALLATIE Als de begeleidingsdraad op een steile helling moet worden geïnstalleerd, moet de draad bij voorkeur onder een hoek op de helling worden gelegd. Dit maakt het voor de maaier eenvoudiger om de begeleidingsdraad op de helling te volgen. 3018-061 Leg de draad niet in scherpe bochten. Hierdoor kan het voor de robotmaaier lastig worden om de begeleidingsdraad te volgen. 135º 135º 90º 3012-953 5.
INSTALLATIE Belangrijke informatie De begeleidingsdraad mag de begrenzingsdraad niet kruisen, bijvoorbeeld een begrenzingsdraad die naar een eiland loopt. 3018-073 3.7 De lus controleren Controleer het lussignaal door te kijken naar het indicatielampje in het laadstation. • Constant licht = goede signalen. • Knippert één keer per seconde = onderbreking van de lus en geen signaal beschikbaar. • Knippert twee keer per seconde = zwak signaal.
INSTALLATIE 3.8 In gebruik nemen en aansluiten op het laadstation Voordat de maaier in gebruik wordt genomen, moet er via het menu van de maaier een opstartprocedure worden uitgevoerd. De maaier moet ook worden aangesloten op het laadstation. 1. Open de klep van het bedieningspaneel door op de STOP-knop te drukken. 2. Parkeer de robotmaaier in het laadstation. 3. Zet de hoofdschakelaar in stand 1. Wanneer de robotmaaier voor het eerst wordt gebruikt, wordt een opstartprocedure gestart.
GEBRUIK 4 Gebruik 4.1 Een lege accu laden Wanneer de robotmaaier nieuw is of langere tijd is opgeslagen, is de accu leeg en moet die voor gebruik worden geladen. Het laden duurt ongeveer 50 tot 70 minuten. 1. Parkeer de robotmaaier in het laadstation. Schuif de maaier zo ver mogelijk naar binnen om te zorgen voor een goed contact tussen de maaier en het laadstation. 3018-129 Er is sprake van goed contact wanneer beide laadstrips op de maaier het midden van de contactstrips op het laadstation raken.
GEBRUIK 4.2 De timer gebruiken Voor het beste maairesultaat mag u het gazon niet te vaak laten maaien. Gebruik de timerfunctie om een platgetrapt gazon te voorkomen en de maximale levensduur van de robotmaaier te waarborgen. Zie 6.4 Timer op pagina 49. Ga er bij het instellen van de timer van uit dat de maaier circa 65 m² per uur en dag maait. Bijvoorbeeld: als het werkgebied 500 m² bedraagt, moet de maaier ongeveer 8 uur per dag werken.
GEBRUIK 4.6 De maaihoogte aanpassen De maaihoogte kan worden ingesteld van MIN (2 cm) tot MAX (6 cm). Om de maaihoogte aan te passen: 1. Druk op de STOP-knop om de maaier te stoppen. 2. Open de klep naar de maaihoogteafstelling door de vergrendeling omlaag te drukken en vervolgens de klep op te lichten. 3. Draai de hoogteafstellingsknop naar de gewenste stand. 4. • Draai rechtsom als u de maaihoogte wilt verhogen. • Draai linksom als u de maaihoogte wilt verlagen. 3018-134 Sluit de klep.
BEDIENINGSPANEEL 5 Bedieningspaneel Alle commando’s en instellingen voor de robotmaaier gebeuren via het bedieningspaneel. Alle functies zijn toegankelijk via een aantal menu’s. 3018-104 Het bedieningspaneel bestaat uit een display en een toetsenbord. Alle informatie wordt op het display weergegeven en alles wordt met de knoppen ingevoerd.
BEDIENINGSPANEEL Het toetsenbord bestaat uit vier groepen knoppen: bedieningsselectieknop, meerkeuzeknoppen, cijfers en startknop. GARDENA Man Auto A 1 2 3 B 4 5 6 C 7 8 9 0 Yes 3018-158 5.1 Snelkoppelingen 1. 2. Home: Stuurt de maaier naar het laadstation. Hij blijft hier totdat een andere bedieningsmodus wordt geselecteerd. De tekst Home wordt op het bedieningsvenster weergegeven. Als de accu volledig geladen is, blijft de maaier geparkeerd staan in het laadstation.
BEDIENINGSPANEEL 5.2 Programma 3. A 4. B 5. C Onder de programmaknoppen kunt u sets van verschillende instellingen opslaan om deze opnieuw te gebruiken of om het gebruik van één robotmaaier in meerdere tuinen makkelijker te maken. Onder sommige knoppen zitten vooraf ingestelde instellingen. • • A B Instellingen wijzigen: Voer de gewenste instellingen uit. Sla de instellingen op door de geselecteerde knop 2 seconden lang ingedrukt te houden, totdat u kort na elkaar twee piepjes hoort.
BEDIENINGSPANEEL 5.5 Hoofdschakelaar Zet de hoofdschakelaar in stand 1 om de robotmaaier te starten. Zet de hoofdschakelaar in stand 0 als de maaier niet in gebruik is of als werkzaamheden worden uitgevoerd aan de maaischijf. Als de hoofdschakelaar in stand 0 staat, kunnen de motoren van de maaier niet starten.
MENUFUNCTIES 6 Menufuncties 6.1 Hoofdmenu Het hoofdmenu bestaat uit vier opties: • Commando’s (1) • Timer (2) • Tuin (3) • Instellingen (4) Elke optie heeft een aantal submenu’s. Hiermee hebt u toegang tot alle functies voor het instellen van de robotmaaier. 3018-162 Tussen menu’s bladeren Gebruik de pijlknoppen om door het hoofdmenu en de submenu’s te bladeren. Gebruik de cijferknoppen om waarden en de tijd in te voeren en bevestig elke selectie met de knop YES.
Nederlands - 48 Ma Wo Start tijd 1 Reset alle timers Di Start tijd 1 Reset alle timers Vr Start tijd 2 Start tijd 2 Negeer timer Timer Einde hoek 1 Za Einde hoek 2 Act.
MENUFUNCTIES 6.3 Commando’s Deze optie in het hoofdmenu geeft u toegang tot de volgende functies. • Laden dan AUTO (1-1) om de robotmaaier onmiddellijk naar het laadstation te laten rijden, de accu op te laden en vervolgens terug te keren naar de automatische bedieningsmodus. Selecteer de functie en druk op YES (JA) als de cursor op Yes (Ja) staat. • Laatste fouten bekijken (1-2) om de lijst met opgeslagen foutmeldingen weer te geven. Gebruik de pijlknoppen om door de lijst te schuiven.
MENUFUNCTIES 6.5 Tuin De volgende bedieningsinstellingen zijn toegankelijk via deze selectie in het hoofdmenu. • Uitrijhoek (3-1) om in te stellen hoe ver de robotmaaier achterwaarts uit het laadstation moet rijden voordat hij keert en in welke richting de maaier moet wegrijden van het laadstation.
MENUFUNCTIES • Uitrij afstand (3-1-1) Specificeer het aantal centimeters dat de robotmaaier achterwaarts uit het laadstation moet rijden voordat hij keert. De standaard uitrijafstand is 60 cm. Uitrijhoeken Achteruitrijafstand • Begin hoek 1 (3-1-2) Geef in graden aan waar sector 1 moet starten. Volg draad Begin hoek 1 • Einde hoek 1 (3-1-3) Geef in graden aan waar sector 1 moet eindigen. Installatievorm Einde hoek 1 • Begin hoek 2 (3-1-4) Geef in graden aan waar sector 2 moet starten.
MENUFUNCTIES Er kunnen maximaal drie afgelegen gebieden worden ingesteld: Volgt uitg. draad Gebied 1 Gebied 1 Gebied 2 Gebied 3 Volg draad in Gebied 2 Doorrijbreedte Gebied 3 Test volg draad IN Test volg draad UIT Voor elk gebied worden drie waarden ingesteld: • Richting Selecteer Rechts, Links of Begel. op basis van de locatie van het gebied ten opzichte van het laadstation. Stel de richting in op basis van de richting die de maaier opgaat, gezien vanaf het laadstation.
MENUFUNCTIES • Volg draad in (3-2-2) Deze functie dient om in te stellen hoe de robotmaaier het laadstation moet zoeken. De robotmaaier begint bij het zoeken naar het laadstation altijd met een onregelmatige zoekmethode. In bepaalde tuinen kan dit onvoldoende zijn om de maaier snel het laadstation te laten vinden. De zoekmethode kan dan worden geoptimaliseerd via de functie Volg draad in. Uitrijhoeken Volgt uitg.
MENUFUNCTIES • Max. afst. tot draad (3-2-3) De instelling voor Max. afst. tot draad bepaalt hoe ver de robotmaaier verwijderd mag blijven van de begrenzingslus of de begeleidingsdraad wanneer hij deze van en naar het laadstation volgt. Het gebied naast de lus/draad dat de maaier dan gebruikt, wordt de corridor genoemd. Max. afst. tot draad is een relatieve afstand en wordt ingevoerd als een waarde op een schaal van 0 tot 20. Hoe lager de waarde, hoe korter de afstand die de robotmaaier aanhoudt.
MENUFUNCTIES Hoe hoger de waarde die voor Max. afst. tot draad wordt ingesteld, hoe kleiner de kans op spoorvorming. Een hoge waarde kan echter ook betekenen dat het voor de robotmaaier lastig kan worden om doorgangen in te rijden. Een tuin met grote open ruimtes moet een wijde doorrijbreedte hebben, oftewel een hoge waarde voor Max. afst. tot draad. Volgt uitg.
MENUFUNCTIES De afstand van het laadstation naar een afgelegen zone meten • Voer een afstand in waarvan u zeker weet dat deze de werkelijke waarde overschrijdt. Stel bij Aandeel een waarde van 100% in voor het gebied waarvoor u de afstand vanaf het laadstation wilt meten en selecteer een waarde van 0% voor alle andere gebieden. Parkeer de robotmaaier in het laadstation en selecteer de functie Test volg draad UIT (3-2-5). De maaier zal het laadstation dan onmiddellijk verlaten in de ingestelde richting.
MENUFUNCTIES 6.6 Instellingen De volgende bedieningsinstellingen zijn toegankelijk via deze selectie in het hoofdmenu. • • • • Veiligheid (4-1) om instellingen met betrekking tot de PIN-code, tijdslot en alarm in te stellen. Het instellen van de PIN-code is nodig om het menu Veiligheid te kunnen weergeven. Geluiden (4-2) om geluidsmeldingen voor activiteiten in de maaier in/uit te schakelen en om de toetsgeluiden in/uit te schakelen.
MENUFUNCTIES Om • te activeren: verplaats de cursor naar Tijdslot en druk op YES. Verplaats de cursor vervolgens naar Aantal dagen en druk op YES. Specificeer hoeveel dagen de robotmaaier mag blijven maaien voor hij om de PIN-code vraagt. Sluit af door op YES te drukken. Wanneer het geselecteerde aantal dagen is verstreken, maakt de robotmaaier de maaibeurt af en laat hij de accu opladen. Daarna wordt de melding Voer PIN-code in op het display weergegeven. Voer dan uw code in en druk op YES.
MENUFUNCTIES • In werking (4-2-1) Om • te activeren: verplaats de cursor naar In werking en druk op YES. Selecteer AAN en druk op YES. • te deactiveren: verplaats de cursor naar In werking en druk op YES. Selecteer UIT en druk op YES. AAN Bediening UIT Toetsenbord Als de maaischijf start, hoort u 5 piepjes gedurende 2 seconden. Uit veiligheidsoverwegingen kan dit geluid niet worden uitgeschakeld. • Toetsenbord (4-2-2) Om • te activeren: verplaats de cursor naar Toetsenbord en druk op YES.
MENUFUNCTIES Tijd & datum (4-4) Met behulp van deze functie kunnen de tijd en datum worden ingesteld. Deze functie kan ook worden gebruikt om de bij de ingebruikname van de robotmaaier ingestelde notatie te wijzigen. • Tijdsinstelling (4-4-1) Verplaats de cursor naar Tijdsinstelling en druk op YES. Voer vervolgens de juiste tijd in en druk op YES om af te sluiten. • Datuminstelling (4-4-2) Verplaats de cursor naar Datuminstelling en druk op YES.
VOORBEELDEN VAN TUINEN 7 Voorbeelden van tuinen - Suggesties en instellingen voor installatie De werking van de maaier wordt in zekere mate beïnvloed door de gekozen instellingen. Door de tuininstellingen van de robotmaaier af te stemmen op de vorm van de tuin is het voor de robotmaaier makkelijker om alle delen van de tuin regelmatig te bereiken en een perfect maairesultaat te realiseren. Voor verschillende tuinen zijn verschillende instellingen nodig.
VOORBEELDEN VAN TUINEN Gebied 1.600 m². Open gebied. Timer 00:00-24:00 (fabrieksinstelling) maandag-zondag Volg Aandeel 0% Max afst. begel. lus 20 Uitstellen begeleiden 4 min (fabrieksinstelling) Opmerkingen Omdat de grootte van het werkgebied overeenkomt met de maximale capaciteit van de maaier wordt het aangeraden om de maaier op elk uur van de dag en elke dag van de week te laten werken. Gebied 1.600 m². Een aantal eilanden en een helling van 25%.
VOORBEELDEN VAN TUINEN Gebied 600 m². L-vormige tuin met laadstation geïnstalleerd in het smalle gebied. Bevat enkele eilanden. Timer 07:00-19:00 Maandag, dinsdag, woensdag, vrijdag, zaterdag Volg Aandeel 50% Max afst. begel.
VOORBEELDEN VAN TUINEN Gebied 1.000 m². Asymmetrisch werkgebied met een smalle doorgang en enkele eilanden. Timer 00:00-24:00 maandag, dinsdag, woensdag, vrijdag Volg Aandeel 30% Max afst. begel. lus 6 Uitstellen begeleiden 4 min (fabrieksinstelling) Opmerkingen De begeleidingsdraad moet langs de smalle doorgang worden geplaatst om ervoor te zorgen dat de maaier het laadstation zonder problemen kan vinden vanaf de rechterzijde van het werkgebied.
ONDERHOUD 8 Onderhoud Voor een betere bedrijfszekerheid en een langere levensduur: controleer en reinig de robotmaaier regelmatig en vervang versleten onderdelen, indien nodig. Zie 8.3 Reinigen op pagina 67 voor meer informatie over het reinigen. Na de ingebruikname van de robotmaaier moet u de maaischijf en de messen eens per week inspecteren. Als de mate van slijtage in deze periode laag is, kan het controleinterval worden vergroot. Het is belangrijk dat de maaischijf soepel draait.
ONDERHOUD 8.1 Winteropslag Robotmaaier Reinig de robotmaaier zorgvuldig voor u hem in de winterstalling zet. Zie 8.3 Reinigen op pagina 67. Laad de accu volledig op voor de winteropslag. Zet u de hoofdschakelaar vervolgens op 0. De accu moet ‘s winters 1 of 2 keer worden opgeladen om de levensduur van de accu te verlengen. Het laadstation moet in dat geval op een stopcontact worden aangesloten via een laagspanningskabel met transformator (al dan niet aangesloten op de begrenzingsdraad).
ONDERHOUD 8.3 Reinigen Het is belangrijk om de robotmaaier schoon te houden. Een robotmaaier waaraan veel gras is blijven plakken, zal minder makkelijk hellingen op kunnen rijden. We raden u aan om bij het reinigen een borstel en spuitfles met water te gebruiken. Belangrijke informatie 3018-062 Gebruik nooit een hogedrukreiniger en zelfs geen stromend water om de robotmaaier schoon te maken. Gebruik voor het reinigen nooit oplosmiddelen. Chassis en maaischijf 1. Zet de hoofdschakelaar in stand 0. 2.
ONDERHOUD 8.4 Transport en verwijderen Zet de machine vast tijdens transport. Het is belangrijk dat de robotmaaier niet kan bewegen tijdens vervoer, bijvoorbeeld van het ene gazon naar het andere. 8.5 Bij onweer Om het risico op schade aan de componenten in de robotmaaier te beperken, adviseren we om alle aansluitingen op het laadstation (voeding, begrenzingsdraad en begeleidingsdraad) los te koppelen als er kans op onweer is. 8.
PROBLEMEN OPLOSSEN 9 Problemen oplossen In dit hoofdstuk vindt u een aantal meldingen die bij een storing op het display kunnen worden weergegeven. Bij elke melding staan de mogelijke oorzaak en de te uit te voeren stappen vermeld. Dit hoofdstuk bespreekt ook een aantal symptomen die u op weg kunnen helpen als de maaier niet werkt zoals verwacht. Meer suggesties voor uit te voeren stappen in geval van defecten of symptomen zijn te vinden op www.gardena.com. 9.
PROBLEMEN OPLOSSEN De robotmaaier is ergens in vastgelopen. Maak de robotmaaier los en neem de oorzaak voor het vastlopen weg. De robotmaaier is blijven steken achter een aantal obstakels. Ga na of er obstakels zijn die het voor de robotmaaier moeilijk maken om weg te rijden van deze plek. De aansluitingen van de begrenzingsdraad op het laadstation zijn gekruist. Controleer of de begrenzingsdraad correct is aangesloten. De begrenzingsdraad ligt te dicht bij de rand van het werkgebied.
PROBLEMEN OPLOSSEN Het contact tussen de laadstrips en de contactstrips is mogelijk slecht en de robotmaaier heeft diverse pogingen gedaan om te laden. Plaats de robotmaaier in het laadstation en controleer of de laadstrips en de contactstrips goed contact maken. Het pad van de robotmaaier wordt geblokkeerd door een voorwerp. Verwijder het voorwerp. Vast in laadstation Het pad van de robotmaaier wordt geblokkeerd door een voorwerp, waardoor de maaier het laadstation niet kan verlaten.
PROBLEMEN OPLOSSEN 9.2 Indicatielampje in het laadstation Voor een volledig werkende installatie moet het indicatielampje in het laadstation constant groen branden. Volg de foutopsporingsgids hieronder als er iets anders wordt weergegeven. Op www.gardena.com vindt u nog meer informatie over het opsporen van fouten. Neem contact op met GARDENA Central Service als u het probleem nog steeds niet kunt verhelpen. Zie Aantekeningen op pagina 4.
PROBLEMEN OPLOSSEN 9.3 Symptomen Als uw robotmaaier niet naar verwachting werkt, volg dan de onderstaande foutopsporingsgids. Kijk op www.gardena.com voor een FAQ (veelgestelde vragen) voor meer gedetailleerde antwoorden op een aantal standaardvragen. Neem contact op met GARDENA Central Service als u de oorzaak van de fout nog steeds niet kunt vinden. Zie Aantekeningen op pagina 4.
PROBLEMEN OPLOSSEN Zowel de maaitijd als de laadtijd is korter dan normaal De robotmaaier begint bij het verlaten van het laadstation meteen met maaien, in plaats van de lus naar buiten te volgen. Nederlands - 74 De accu is versleten. Vervang de accu. Neem contact op met de dealer voor meer informatie. Dit gedrag is normaal bij lage temperaturen (effect wordt geleidelijk sterker onder de 15 °C). Geen actie Breuk in de begeleidingsdraad.
PROBLEMEN OPLOSSEN 9.4 Breuken in de lusdraad opsporen Breuken in de lusdraad zijn meestal te wijten aan onbewuste fysieke beschadigingen aan de draad, bijvoorbeeld bij het gebruik van een schop bij het tuinieren. In landen met nachtvorst kan de draad ook beschadigd raken door scherpe stenen die in de grond bewegen. Breuken kunnen ook worden veroorzaakt door de hoge spanning in de draad tijdens het installeren.
PROBLEMEN OPLOSSEN 3. Sluit het laadstation aan op de voeding. Verwissel de aansluitingen van de begeleidingsdraad en de begrenzingsdraad in het laadstation. a) Verwissel aansluiting A1 en G1. Als het indicatielampje één keer per seconde knippert, bevindt de breuk zich ergens in de begrenzingsdraad tussen A1 en het punt waar de begeleidingsdraad is aangesloten op de begrenzingsdraad (dikke zwarte lijn op de afbeelding). Guide 3018-155 b) Zet A1 en G1 terug in hun oorspronkelijke posities.
PROBLEMEN OPLOSSEN 4. a) Ga er vanuit dat het indicatielampje één keer per seconde knipperde tijdens test a) hierboven. Herstel de oorspronkelijke posities van alle aansluitingen. Koppel A2 vervolgens los. Sluit een nieuwe lusdraad aan op A2. Sluit het andere uiteinde van de nieuwe lusdraad aan op een punt in het midden van de installatie.
PROBLEMEN OPLOSSEN 5. Wanneer de breuk is gevonden, moet het beschadigde deel worden vervangen door een nieuw stuk draad. Het beschadigde deel kan worden weggeknipt als het mogelijk is om de begrenzingsdraad in te korten. Gebruik altijd originele koppelingen.
TECHNISCHE GEGEVENS 10 Technische gegevens Gegevens R160 Afmetingen Lengte 71 cm Breedte 57 cm Hoogte 31 cm Gewicht 9 kg Elektrisch systeem Accu Speciale NiMH-accu, 18 V/2,2 Ah Transformator 230 V AC/24 V Gemiddeld energieverbruik bij maximaal gebruik 22 kWh/maand in een werkgebied van 1.
GARANTIEBEPALINGEN 11 Garantiebepalingen GARDENA garandeert de werking van dit product gedurende een periode van twee jaar (vanaf de aankoopdatum). De garantie dekt ernstige materiaal- of productiefouten. Binnen de garantieperiode zullen we het product kosteloos vervangen of repareren als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: • De maaier en het laadstation mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig de instructies in deze Gebruiksaanwijzing.
INFORMATIE OVER HET MILIEU 12 Informatie over het milieu De symbolen op de robotmaaier of de verpakking geven aan dat het product niet mag worden verwerkt als huishoudelijk afval. In plaats daarvan moet het product naar een gespecialiseerd recyclingcentrum worden gebracht, waar de elektronische componenten en accu’s kunnen worden gerecycled.
EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING 13 EG-verklaring van overeenstemming EU-verklaring van overeenstemming (alleen geldig voor Europa) Husqvarna AB, SE-561 82 Huskvarna, Zweden, verklaart hierbij dat de robotmaaier GARDENA R160 met serienummers van 2013 en later (het jaartal staat duidelijk vermeld op het productplaatje, gevolgd door het serienummer), voldoet aan de vereisten van de volgende EU-richtlijnen: • Machinerichtlijn 2006/42/EG.
115 59 11-36