GEBRUIKSAANWIJZING GARDENA ROBOTMAAIER R40Li / R70Li
INHOUDSOPGAVE 1. Introductie en veiligheid ...................................................... 1.1 Inleiding ...................................................................................... 1.2 Symbolen op het product .................................................... 1.3 Symbolen in de gebruiksaanwijzing .................................. 1.4 Veiligheidsinstructies ............................................................. 5 5 6 7 8 2. Presentatie ...........................................
AANTEKENINGEN Serienummer: PIN-code: Productregistratiecode: De productregistratiecode is een waardevol document en moet op een veilige plaats worden bewaard. Deze code hebt u bijvoorbeeld nodig om het product te registreren op de website van GARDENA of om de robotmaaier te ontgrendelen in het geval u uw pincode niet meer weet. De productregistratiecode staat op een apart document in de productverpakking. Als de robotmaaier wordt gestolen, is het belangrijk om GARDENA hiervan op de hoogte te stellen.
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID 1. Introductie en veiligheid 1.1 Inleiding Gefeliciteerd met uw keuze van een uitstekend kwaliteitsproduct. Om uw GARDENA robotmaaier optimaal te kunnen benutten is kennis nodig over de werking. Deze gebruiksaanwijzing bevat belangrijke informatie over de robotmaaier, de installatie en het gebruik ervan. Naast deze gebruiksaanwijzing is er aanvullende informatie te vinden op de website van GARDENA, op www.gardena.com.
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID 1.2 Symbolen op het product Deze symbolen staan op de robotmaaier. Bestudeer ze zorgvuldig. • Neem de gebruiksaanwijzing grondig door en gebruik uw robotmaaier niet voor u de inhoud begrijpt. De waarschuwingen en veiligheidsinstructies in deze gebruiksaanwijzing moeten zorgvuldig worden opgevolgd om de maaier veilig en efficiënt te kunnen gebruiken. • De robotmaaier kan alleen starten als de hoofdschakelaar in stand 1 staat en de juiste PIN-code is aangegeven.
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID 1.3 Symbolen in de gebruiksaanwijzing Deze symbolen staan in de gebruiksaanwijzing. Bestudeer ze zorgvuldig. • Zet de hoofdschakelaar op 0 voordat u inspecties en/of onderhoud uitvoert. • Draag altijd handschoenen wanneer u aan het chassis van de robotmaaier werkt. • Gebruik nooit een hogedrukreiniger, en zelfs geen stromend water, om de robotmaaier schoon te maken.
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID 1.4 Veiligheidsinstructies Gebruik • De robotmaaier is bedoeld voor het maaien van gras op open en vlakke grondoppervlakken. Hij mag uitsluitend worden gebruikt in combinatie met door de fabrikant aanbevolen apparatuur. Elk ander gebruik is onjuist. De instructies van de fabrikant over bediening, onderhoud en reparaties moeten nauwkeurig worden gevolgd.
1. INTRODUCTIE EN VEILIGHEID • We kunnen niet garanderen dat de robotmaaier volledig compatibel is met andere typen draadloze systemen, zoals afstandsbedieningen, radiozenders, ringleidingen, verzonken elektrische afrasteringen en dergelijke. • Metalen voorwerpen in de bodem (bv. wapeningsnetten of antimollennetten) kunnen de robotmaaier tot stilstand brengen. De metalen voorwerpen kunnen storing van het lussignaal veroorzaken en de robotmaaier tot stilstand brengen.
2. PRESENTATIE 2. Presentatie Dit hoofdstuk bevat informatie waarvan u zich bewust moet zijn bij het plannen van de installatie. Het systeem van de robotmaaier bestaat uit vier hoofdonderdelen: • Een robotmaaier die het gazon maait door in principe te bewegen in een willekeurig patroon. De robotmaaier wordt gevoed door een onderhoudsvrije accu. • Laadstation, dat de robotmaaier zelf opzoekt, wanneer het laadniveau in de accu te laag wordt.
2. PRESENTATIE 2.1 Onderdelen? 2 3 5 4 1 6 1 2 3 4 5 7 15 Start 14 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 11 8 13 12 9 18 17 19 16 10 24 20 21 22 23 25 De getallen in de afbeelding komen overeen met: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
2. PRESENTATIE 2.2 Werking Capaciteit De robotmaaier is geschikt voor gazons tot 700 m2 (400 m2 voor de R40Li). Hoe groot het oppervlak is dat de robotmaaier gemaaid kan houden, hangt voornamelijk af van de toestand van de bladen en de soort, groei en vochtigheid van het gras. Ook de vorm van de tuin is van belang.
2. PRESENTATIE Werkwijze De robotmaaier maait het gazon automatisch. Hij wisselt het maaien voortdurend af met opladen. De robotmaaier start met zoeken naar het laadstation wanneer de acculading te laag wordt. De robotmaaier maait niet wanneer hij het laadstation zoekt. Als de robotmaaier op zoek gaat naar het laadstation, zoekt hij eerst ongericht naar de geleidingsdraad. Vervolgens volgt hij de geleidingsdraad naar het laadstation, keert hij vlak voor het station en rijdt hij er achteruit in.
2. PRESENTATIE Via het controlepaneel op de bovenkant van de robotmaaier kunt u alle instellingen van de robotmaaier regelen. Open de klep voor het controlepaneel door de STOP-knop in te drukken. Wanneer de hoofdschakelaar voor het eerst naar stand 1 wordt gedraaid, wordt er een opstartprocedure geactiveerd, waarbij de taal, de datum- en tijdsindeling en de viercijferige PIN-code kunnen worden geselecteerd en de datum en tijd kunnen worden ingesteld. Zie 3.8 Ingebruikname en kalibratie op pagina 32.
3. INSTALLATIE 3. Installatie Dit hoofdstuk beschrijft de installatie van de GARDENA robotmaaier. Lees voordat u met de installatie begint eerst het vorige hoofdstuk, 2. Presentatie. Lees ook dit hoofdstuk volledig door voordat u met de installatie begint. Hoe de installatie is uitgevoerd, beïnvloedt hoed goed de robotmaaier functioneert. Daarom is het belangrijk de installatie zorgvuldig te plannen. De planning is gemakkelijker als u een schets maakt van het werkgebied, met inbegrip van alle obstakels.
3. INSTALLATIE • Robotmaaier • Laadstation (6) • Luskabel voor begrenzingslus en begeleidingskabel (16) • Transformator (20) • Laagspanningskabel (17) • Krammen (21) • Connector voor de aansluiting van de luskabel aan het laadstation(18) • Schroeven voor het laadstation (19) • Maatstok (22) • Verbindingen voor luskabel (23) Voor de installatie heeft u ook nodig: • Hamer/kunststof moker om de haken gemakkelijker in de grond te krijgen.
3. INSTALLATIE Het laadstation moet worden geplaatst met veel vrije ruimte aan de voorzijde (ten minste 3 meter). Het kan ook het best centraal in het werkgebied worden geplaatst, zodat de robotmaaier gemakkelijker alle hoeken van het werkgebied kan bereiken. Plaats het laadstation niet in krappe ruimtes in het werkgebied. Rechts en links van het laadstation moet een recht stuk grensdraad van minimaal 1,5 meter lang liggen.
3. INSTALLATIE Wanneer de installatie wordt uitgevoerd in een werkgebied met een steile helling (zoals rond een huis op een heuvel) moet het laadstation onder aan de helling in het werkgebied worden geplaatst. Dit maakt het eenvoudiger voor de robotmaaier om de begeleidingskabel naar het laadstation te volgen. Plaats het laadstation niet op een eiland omdat het hierdoor lastiger is om de geleidingsdraad optimaal te leggen.
3. INSTALLATIE Het is mogelijk dat u de laagspanningskabel het werkgebied laat kruisen. De laagspanningskabel moet met haken in de grond worden gezet of worden ingegraven en de maaihoogte moet zodanig worden ingesteld dat de bladen op de bladschijf nooit in contact kunnen komen met de laagspanningskabel. Zorg ervoor dat de laagspanningskabel over de grond om de 75 cm wordt vastgekramd.
3. INSTALLATIE Installatie en aansluiten van laadstation 1. Plaats het laadstation op een geschikte plaats. 2. Sluit de laagspanningskabel aan op het laadstation. 3. Sluit de voedingskabel van de transformator aan op een wandstopcontact van 230 V. Wanneer de transformator wordt aangesloten buiten op een stopcontact, moet dit stopcontact zijn goedgekeurd voor gebruik buitenshuis. 4. Bevestig het laadstation aan de grond met behulp van de bijgeleverde schroeven.
3. INSTALLATIE 3.4 Installatie van begrenzingskabel De begrenzingskabel kan op een van de volgende manieren worden geïnstalleerd: 1. De kabel met krammen op de grond te bevestigen. U kunt de grensdraad het best met de haakjes vastzetten als u tijdens de eerste paar weken van het gebruik de ligging wilt kunnen bijstellen. Na enkele weken zal het gras over de draad heen zijn gegroeid, waardoor deze niet langer zichtbaar is.
3. INSTALLATIE Afbakeningen van het werkgebied Als een hoog obstakel, bijv. een wand of een muur, aan het werkgebied grenst, moet u de begrenzingskabel 30 cm van het obstakel leggen. Dan zal de robotmaaier niet op het obstakel botsen en zal de slijtage aan de carrosserie afnemen. Ongeveer 20 cm rond het vaste obstakel zal niet worden gemaaid. Als het werkgebied aan een kleine greppel grenst, bijv. een border, of aan een kleine verhoging zoals bijv.
3. INSTALLATIE Afbakeningen in het werkgebied Gebruik de begrenzingskabel om de gebieden in het werkgebied af te bakenen door eilanden te creëren rond niet stootvaste hindernissen, bijvoorbeeld borders, struiken en fonteinen. Obstakels die tegen een stootje kunnen, bijv. bomen en struiken hoger dan 15 cm, hoeven niet afgegrensd te worden met de begrenzingskabel. De robotmaaier draait wanneer hij tegen een dergelijk obstakel stoot.
3. INSTALLATIE Doorgangen tijdens het maaien Vermijd lang en smalle doorgangen en zones smaller dan 1,5-2 meter. Er bestaat een kans dan de robotmaaier tijdens het maaien langere tijd blijft hangen in een dergelijke doorgang of zone. Het gazon zal er dan geplet uitzien. Hellingen De begrenzingskabel kan dwars over een helling worden gelegd die minder dan 10 % helt. De begrenzingskabel moet niet dwars over een helling worden gelegd die steiler is dan 10 %.
3. INSTALLATIE Plaatsen van begrenzingskabel Als u van plan bent de grensdraad met haakjes vast te zetten: • Maai het gras op de plek waar u de draad gaat leggen heel kort met een gewone grasmaaier of trimmer. In dat geval is het eenvoudiger om de kabel dicht bij de grond te leggen, waardoor de kans kleiner wordt dat de robotmaaier de kabel doorsnijdt of de isolatie van de kabel beschadigt.
3. INSTALLATIE Uitleggen van begrenzingskabel naar het laadstation Rechts en links van het laadstation moet op één lijn met de achterkant van het laadstation een recht stuk begrenzingskabel van minstens 1,5 meter lang liggen. Zie de afbeelding. Als de grensdraad anders wordt gelegd, kan het voor de robotmaaier lastig zijn om het laadstation te vinden. Begrenzingskabel verlengen Gebruik een originele koppeling wanneer de grensdraad niet lang genoeg is en moet worden gelast.
3. INSTALLATIE 3.5 Aansluiten van begrenzingskabel Sluit de begrenzingskabel aan op het laadstation: BELANGRIJKE INFORMATIE De begrenzingskabel mag bij het aansluiten op het laadstation niet gekruist worden. Sluit het rechter uiteinde van de draad aan op de pen rechts op het laadstation en het linker uiteinde op de pen links. 1. De kabeluiteinden in het contact leggen: • Open het contact. • Leg de kabel in de uitsparing van het contact. 2. Druk het contact met een tang dicht. Druk tot u een klik hoort.
3. INSTALLATIE 3.6 Installatie van begeleidingskabel De geleidingsdraad is een draad die vanaf het laadstation wordt gelegd, bijvoorbeeld richting een verre uithoek van het werkgebied of door een nauwe doorgang, en vervolgens aangesloten op de grensdraad. De begeleidingskabel wordt door de robotmaaier gebruikt om de weg naar het laadstation te vinden, maar dient ook om de robotmaaier naar uithoeken van de tuin te leiden.
3. INSTALLATIE Plaaten en aansluiten van begeleidingskabel 1. Trek de kabel door de sleuf onderaan de laderplaat. 2. Bevestig de connector op de geleidingsdraad op dezelfde wijze als bij de grensdraad in 3.5 Aansluiten van begrenzingskabel. Sluit deze aan op de contactpen op het laadstation met de aanduiding “guide”. 3. Leg de begeleidingskabel ten minste 2 meter recht vanuit de voorkant van de laadplaat.
3. INSTALLATIE - In de doorgang moet de begeleidingskabel daarom zodanig worden geplaatst dat de robotmaaier zo veel mogelijk ruimte heeft om te werken. De afstand tussen de grensdraad en de geleidingsdraad moet echter minimaal 30 cm bedragen. Maximaal afstand Minstens 30 cm/12” Minstens 2m/7ft Als de geleidingsdraad op een steile helling moet worden geïnstalleerd, moet de draad bij voorkeur onder een hoek op de helling worden gelegd.
3. INSTALLATIE 6. 7. Sluit de begeleidingskabel aan op de begrenzingskabel met behulp van een verbinding: Steek de grensdraad in elk van de openingen in de koppeling. Steek de geleidingsdraad in de middelste opening in de koppeling. Controleer of de draden volledig in de koppeling zijn gestoken, zodat de uiteinden zichtbaar zijn door het transparante deel aan de andere zijde van de koppeling. Gebruik een tang om de knop op de koppeling helemaal in te drukken.
3. INSTALLATIE 3.8 Ingebruikname en kalibratie Voordat de robotmaaier in gebruik wordt genomen, moet er via het menu van de robotmaaier een opstartprocedure worden uitgevoerd. Er wordt ook een automatische kalibratie van het begeleidingssignaal uitgevoerd. De kalibratie is ook een goede test om te controleren of de begeleidingskabel zodanig is geïnstalleerd dat de robotmaaier de begeleidingskabel vanaf het laadstation zonder problemen kan volgen. 1. Zet de hoofdschakelaar in stand 1. 2.
3. INSTALLATIE 3.9 Test het dokken in het laadstation Controleer voor u de robotmaaier gebruikt of die de begeleidingskabel helemaal kan volgen tot aan het laadstation en zonder problemen in het laadstation kan dokken. Voer de onderstaande test uit. 1. Open de klep van het bedieningspaneel door op de STOP-knop te drukken. 2. Plaats de robotmaaier dicht bij het punt waar de begeleidingskabel is aangesloten op de begrenzingskabel.
4. GEBRUIK 4. Gebruik 4.1 Opladen van lege accu Wanneer de GARDENA robotmaaier nieuw is of lange tijd opgeslagen is geweest, is de accu leeg en moet voor de start worden opgeladen. Het laden duurt ongeveer 80 tot 100 minuten. 1. Zet de hoofdschakelaar in stand 1. 2. Plaats de robotmaaier in het laadstation. Open de klep en schuif de robotmaaier zo ver mogelijk naar binnen om te zorgen voor een goed contact tussen de robotmaaier en het laadstation. 3.
4. GEBRUIK 4.2 Gebruik van de timer Voor het beste maairesultaat mag het gras niet te vaak worden gemaaid. Gebruik de timerfunctie (zie 6.3 Timer op pagina 44) om een al te platgetreden gazon te vermijden. Ga er bij het instellen van de timer vanuit dat de robotmaaier circa 45 m2 per uur en dag maait (30 m2 voor de GARDENA R40Li). Voorbeeld Als het werkgebied 360 m2 bedraagt, moet de robotmaaier ongeveer 8 uur per dag maaien (ongeveer 12 uur voor de GARDENA R40Li).
4. GEBRUIK Als de timerinstelling wordt opgedeeld in twee werkperiodes kan de rustperiode worden opgedeeld in een aantal periodes. De totale rustperiode moet echter minstens 8 uur zijn (11 uur voor de GARDENA R40Li). Voorbeeld 2 De tijden in dit voorbeeld gelden voor de GARDENA R40Li, maar voor de GARDENA R70Li geldt hetzelfde principe. Werk uren 1: 06:00 - 16:00 Werk uren 2: 20:00 - 23:00 Werkdagen: alle dagen De robotmaaier maait tussen 06.00 en 16.00 uur. Hij zal om 20.
4. GEBRUIK 4.4 Stoppen 1. Druk op de STOP-knop. De robotmaaier stopt, de maaimotor gaat uit en de klep voor het controlepaneel gaat open. 4.5 Uitschakelen 1. Druk op de STOP-knop. 2. Zet de hoofdschakelaar in stand 0. Schakel de robotmaaier altijd uit met de hoofdschakelaar als de robotmaaier moet worden onderhouden of buiten het werkgebied moet worden gebracht. 4.6 Afstellen van maaihoogte De maaihoogte kan variëren van MIN (2 cm) tot MAX (5 cm). Om de maaihoogte bij te stellen: 1.
5. CONTROLEPANEEL 5. Controlepaneel Via het controlepaneel regelt u alle soorten commando's en instellingen voor de GARDENA robotmaaier . U bereikt alle functies via een aantal menu’s. Het controlepaneel bestaat uit een display en een toetsenbord. Alle informatie is te zien op het display en alle invoer doet u met behulp van de toetsen. Start 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 Wanneer de STOP-knop is ingedrukt en de klep is geopend, wordt het bedieningsvenster zichtbaar.
5. CONTROLEPANEEL 5.1 Selectie bedieningsmodus De bedieningsselectieknop is voorzien van een huispictogram. Als deze knop wordt ingedrukt, wordt de geselecteerde bedieningsmodus op de display weergegeven. Door meerdere malen op de knop te drukken kunt u kiezen tussen drie verschillende bedieningsmodi. 1. PARKEER: Stuurt de robotmaaier naar het laadstation. Hij blijft hier totdat een andere bedieningsmodus wordt geselecteerd. Het woord Huis wordt weergegeven in het bedieningsvenster.
5. CONTROLEPANEEL 5.2 Meerkeuzeknoppen De drie meerkeuzeknoppen bieden diverse functies, onder andere afhankelijk van waar in de menustructuur u zich bevindt. De functie van de knop wordt helemaal onder aan de display weergegeven. Voorbeeld: als u zich in het hoofdmenu bevindt, kunt u met de linker knop teruggaan, met de middelste knop eventuele selecties bevestigen en met de rechter knop het menu doorlopen. Start 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 5.
6. MENUFUNCTIES 6. Menufuncties 6.1 Hoofdmenu Het hoofdmenu van de GARDENA robotmaaier heeft drie opties: • Timer • Veiligheid • Instellingen Start Het hoofdmenu van de GARDENA R70Li heeft vier opties: • Timer • Installatie • Säkerhet • Inställningar Onder iedere keuze zit een aantal submenu’s. Via deze bereikt u alle functies om instellingen voor de robotmaaier te maken. Start Tussen menu’s bladeren Doorloop het hoofdmenu en de submenu's met de meerkeuzeknoppen.
Werk uren 1 42 - Nederlands Werk uren 2 Werk dagen Timer Reset timer Laag Verander PIN code Middel Hoog Veiligheids Nieuw niveau lussignaal Veiligheid Ingestelde tijd Taal Ingestelde datum Tijd & dag Tijd aanduiding Backlight Datum aanduiding Aandeel Op afstand Calibreer starten zoekdraad Instellingen Reset instellingen 6. MENUFUNCTIES 6.
Werk uren 1 Werk uren 2 Nooit Reset timer Begeleiding breedte Zelden Middel Installatie Afstand Nooit Middel Afstand Zelden Aandeel Test in Vaak Altijd Middel Hoog Tijd & dag Taal Datum aanduiding Terug naar klantinstellingen Instellingen Ingestelde Ingestelde Tijd tijd aanduiding datum Veiligheids Nieuw niveau lussignaal Veiligheid Laag Verander PIN code Op afstand Op afstand starten 1 starten 2 Test uit Rijdt over Op afstand Op afstand Test instellingen draad starten 2 starten
6. MENUFUNCTIES 6.3 Timer Voor het beste maairesultaat mag het gras niet te vaak worden gemaaid. Daarom is het belangrijk om de bedrijfstijd te beperken met behulp van de timerfunctie wanneer het werkgebied kleiner is dat de arbeidscapaciteit van de robotmaaier. Als de robotmaaier te veel mag maaien, kan het gazon er geplet uitzien. Bovendien wordt de robotmaaier blootgesteld aan onnodige slijtage.
6. MENUFUNCTIES 6.4 Installatie, R70Li De volgende bedieningsinstellingen zijn toegankelijk via deze selectie in het hoofdmenu. • • Begeleiding breedte de afstand vanaf de begeleidingskabel selecteren die de robotmaaier mag afwijken als de robotmaaier de kabel van en naar het laadstation volgt. Op afstand starten 1 om de robotmaaier te besturen zodat hij gemakkelijker verre uithoeken van de tuin kan bereiken.
6. MENUFUNCTIES Breedste In een brede corridor varieert de afstand tussen de robotmaaier en de begeleidingskabel tijdens het maaien. Voor een open tuin zonder nauwe doorgangen kan het best een brede corridor worden gebruikt, om het risico van spoorvorming tot een minimum te beperken. Middel In een middelbrede corridor rijdt de robotmaaier zowel dichtbij als veraf van de begeleidingskabel, maar niet zo ver als wanneer een brede corridor is geselecteerd.
6. MENUFUNCTIES • Aandeel Het aantal keren dat de robotmaaier de begeleidingskabel vanaf het laadstation moet volgen, wordt ingesteld als een percentage van het totale aantal keren dat hij het laadstation verlaat. Alle andere keren verlaat de robotmaaier het laadstation op de standaardwijze en begint hij met maaien.
6. MENUFUNCTIES Test instellingen In het menu Test instellingen kunt u de instellingen testen voor Op afstand starten 1 en Op afstand starten 2 en controleren of de gekozen instelling voor Begeleiding breedte werkt voor het betreffende werkgebied.
6. MENUFUNCTIES Test IN De functie Test IN maakt het mogelijk om te testen of de robotmaaier in het laadstation dokt. Test IN kan alleen worden uitgevoerd als er eerst een Test UIT is uitgevoerd. Als u die functie selecteert, rijdt de robotmaaier rechtstreeks langs de begeleidingskabel naar het laadstation om daar te dokken. De test is enkel geslaagd als de robotmaaier meteen bij de eerste poging in het laadstation dokt.
6. MENUFUNCTIES Veiligheids niveau U kunt kiezen uit drie beveiligingsniveaus: Laag, Middel en Hoog. Bij de instellingen Laag en Middel kan de robotmaaier niet worden bediend als de PIN-code onbekend is. Bij de instelling Hoog wordt tevens een waarschuwingspiepje afgegeven als niet binnen een ingestelde termijn de juiste PIN-code wordt ingevoerd.
6. MENUFUNCTIES Nieuw lussignaal Het lussignaal wordt willekeurig gekozen, zodat een unieke koppeling tussen de robotmaaier en het laadstation ontstaat. In zeldzame gevallen kan het nodig zijn om een nieuw signaal te genereren, bijvoorbeeld als twee aangrenzende installaties een signaal gebruiken dat erg op elkaar lijkt. • Plaats de robotmaaier in het laadstation. • Selecteer Nieuw lussignaal in het menu en druk op OK. Verander PIN code Veiligheids niveau Nieuw lussignaal 6.
6. MENUFUNCTIES Taal Met deze functie stelt u de taal in. Taal selecteren: Zet de cursor op Taal en druk op OK. Zet de cursor bij de gewenste taal en druk op OK. Backlight, R40Li Om aan te geven waar de robotmaaier zich 's avonds bevindt in het werkgebied is het mogelijk om het display ingeschakeld te laten wanneer de robotmaaier in bedrijf is. 1. Selecteer Backlight, R40Li in het menu en druk op OK. 2.
6. MENUFUNCTIES Selecteer het percentage dat overeenkomt met de omvang van de afgelegen zone ten opzichte van het totale werkoppervlak. Wanneer de afgelegen zone bijvoorbeeld minder dan de helft van het totale werkoppervlak bestrijkt, selecteert u Zelden. Wanneer de afgelegen zone bijvoorbeeld de helft van het totale werkoppervlak bestrijkt, selecteert u Gemiddeld. Zie de voorbeelden in 7. Tuinvoorbeelden op pagina 54. De standaardinstelling is Zelden.
7. TUINVOORBEELDEN 7. Tuinvoorbeelden - Voorstellen voor installatie en instellingen De werking van de robotmaaier wordt in zekere mate beïnvloed door de gekozen instellingen. Door de tuininstellingen van de robotmaaier af te stemmen op de vorm van de tuin is het voor de robotmaaier makkelijker om alle delen van de tuin regelmatig te bereiken en een perfect maairesultaat te realiseren. Verschillende tuinen hebben verschillende instellingen nodig.
7. TUINVOORBEELDEN Voorstel voor installatie en instellingen Gebied 400 m2. Open gebied. Timer 07:00-22:00 (fabrieksinstelling) maandag-zondag Op afstand starten Aandeel Nooit Opmerkingen De fabrieksinstellingen zijn geschikt voor deze installatie. Gebied 400 m2. Een aantal eilanden en een helling van 25%. Timer 07:00-22:00 (fabrieksinstelling) maandag-zondag Op afstand starten Aandeel Zelden (fabrieksinstelling) Opmerkingen Plaats het laadstation in het lagere deel van het werkgebied.
7. TUINVOORBEELDEN Voorstel voor installatie en instellingen Gebied 250 m2. U-vormige tuin verbonden met een smalle doorgang. Timer 07:00 - 22:00 maandag-vrijdag Op afstand starten Aandeel Gemiddeld Opmerkingen De begeleidingskabel moet langs de smalle doorgang worden geplaatst om ervoor te zorgen dat de robotmaaier het laadstation zonder problemen kan vinden vanaf de linkerzijde van het werkgebied.
7. TUINVOORBEELDEN Voorstel voor installatie en instellingen Yta Geldt uitsluitend voor de GARDENA R 70Li. 400m2. Er zijn drie gebieden en twee nauwe doorgangen.
8. ONDERHOUD 8. Onderhoud Voor een betere bedrijfszekerheid en hogere levensduur, moet u de robotmaaier regelmatig controleren en schoonmaken en indien nodig versleten onderdelen vervangen. Zie 8.3 Schoonmaken voor nadere inlichtingen over reiniging. Als de robotmaaier net in gebruik wordt genomen, moeten de maaischijf en de bladen een keer per week worden geïnspecteerd. Als de slijtage in die tijd laag was, kunt u het interval tussen de controles vergroten.
8. ONDERHOUD 8.1 Winterstalling Robotmaaier De robotmaaier moet zorgvuldig worden gereinigd voordat hij in de winterstalling wordt gezet. Zie 8.3 Schoonmaken op pagina 59. Laadt de accu helemaal op voor de winterstalling. Vervolgens zet u de hoofdschakelaar op 0. Controleer de conditie van slijtagegevoelige onderdelen zoals messen en lagers in de achterwielen. Corrigeer indien nodig om ervoor te zorgen dat de robotmaaier zich bij de start van het volgende seizoen in een goede conditie bevindt.
8. ONDERHOUD Onderkant en maaischijf 1. Zet de hoofdschakelaar in stand 0. 2. Doe beschermingshandschoenen aan. 3. Stel de robotmaaier op zijn zijkant. 4. Maak de maaischijf en onderkant schoon met bijv. een afwasborstel. Controleer tevens of de bladschijf vrij kan draaien ten opzichte van de voetbeschermkap. Als lange grassprieten of andere objecten hierin binnendringen, kan de beweging van de maaischijf worden belemmerd.
8. ONDERHOUD 8.6 Vervangen van messen WAARSCHUWING Gebruik altijd originelemessen en bouten bij het vervangen. Wanneer u alleen het mes vervangt en de bout opnieuw gebruikt, kan dat ertoe leiden dat de bout tijdens het maaien slijt en afbreekt. Het mes kan dan weggeworpen worden en letsel veroorzaken. Op de robotmaaier zitten drie messen die in de maaischijf zijn geschroefd. Alle drie de messen en bouten moeten op hetzelfde moment worden vervangen om een gebalanceerd maaisysteem te krijgen.
8. ONDERHOUD De accu vervangen Als de bedrijfstijd van de robotmaaier tussen twee laadbeurten korter dan normaal is, geeft dit aan dat de accu oud wordt en uiteindelijk moet worden vervangen. De accu is in orde zolang de robotmaaier blijft zorgen voor een goed gemaaid gazon. BELANGRIJKE INFORMATIE Gebruik altijd originele accu’s. De compatibiliteit met andere accu’s kan niet worden gegarandeerd. 1. Zet de hoofdschakelaar in stand 0. 2. Zet de maaihoogte in de laagste stand. 3.
9. OPSPOREN VAN STORINGEN 9. Opsporen van storingen In dit hoofdstuk vindt u een overzicht van meldingen die op het display kunnen worden weergegeven als er een defect optreedt. Bij elke melding staan de mogelijke oorzaak en de te uit te voeren stappen vermeld. Dit hoofdstuk bespreekt ook een aantal symptomen die u op weg kunnen helpen als de robotmaaier niet werkt zoals verwacht. Meer suggesties voor uit te voeren stappen in geval van defecten of symptomen zijn te vinden op www.gardena.com. 9.
9. OPSPOREN VAN STORINGEN Melding Oorzaak Maatregel Vastgereden De robotmaaier zit ergens vast. Maak de robotmaaier los en verhelp de reden waarom hij is vastgereden. De robotmaaier blijft steken achter een aantal obstakels. Ga na of er obstakels zijn waardoor de robotmaaier moeilijk weg kan rijden van deze plek. De aansluitingen van de grensdraad op het laadstation zijn omgedraaid. Controleer of de grensdraad correct is aangesloten. De begrenzingskabel ligt te dichtbij de rand van het werkgebied.
9. OPSPOREN VAN STORINGEN Melding Oorzaak Maatregel Geen aandrijving De robotmaaier zit ergens vast. Maak de robotmaaier los en neem de oorzaak voor het vastlopen weg. Als dit te wijten is aan nat gras, wacht dan tot het gazon weer droog is voor u de robotmaaier opnieuw gebruikt. Het werkgebied bevat een steile helling. De maximaal gegarandeerde helling is 25%. Steilere hellingen moeten worden geïsoleerd. Zie 3.4 Installatie van begrenzingskabel op pagina 21.
9. OPSPOREN VAN STORINGEN 9.2 Indicatielampje in het laadstation Voor een volledig functionele installatie moet het indicatielampje in het laadstation constant groen branden. Volg de foutopsporingsgids hieronder als er iets anders wordt weergegeven. Op www.gardena.com vindt u nog meer informatie over het opsporen van fouten. Neem contact op met GARDENA Central Service als u het probleem nog steeds niet kunt verhelpen. Zie AANTEKENINGEN op pagina 4.
9. OPSPOREN VAN STORINGEN 9.3 Symptoom Als de robotmaaier niet naar verwachting werkt, volgt u de onderstaande probleemoplossingsgids. Kijk op www.gardena.com voor een FAQ (veelgestelde vragen) voor meer gedetailleerde antwoorden op een aantal standaardvragen. Neem contact op met GARDENA Central Service als u de oorzaak van de fout nog steeds niet kunt vinden. Zie AANTEKENINGEN op pagina 4.
9. OPSPOREN VAN STORINGEN Symptoom Oorzaak Maatregel De robotmaaier werkt op verkeerde tijd U moet de klok op de robotmaaier instellen. Stel de klok in. Zie 6.6 Instellingen. Start- en stoptijd voor het maaien zijn verkeerd aangegeven. Reset de start- en stoptijdinstelling voor maaien. Zie 6.3 Timer op pagina 44. Beschadigde messen leiden tot onbalans in het maaisysteem. Inspecteer de messen en bouten en vervang ze indien nodig. Zie 8.6 Vervangen van messen op pagina 61.
9. OPSPOREN VAN STORINGEN 9.4 Opsporen van breuken in de lusdraad Breuken in de lusdraad zijn meestal te wijten aan onbewuste fysieke beschadigingen aan de kabel, bijvoorbeeld bij het gebruik van een schop bij het tuinieren. In landen met nachtvorst kan de draad zelfs beschadigd raken door scherpe stenen die in de grond bewegen. Breuken kunnen ook worden veroorzaakt door de hoge spanning in de draad tijdens het installeren.
9. OPSPOREN VAN STORINGEN 3. Sluit het laadstation aan op de voeding. Verwissel de aansluitingen van de geleidingsdraad en de grensdraad in het laadstation. a) Verwissel aansluiting A1 en G1. Als het indicatielampje geel knippert, bevindt de breuk zich ergens in de grensdraad tussen A1 en het punt waar de geleidingsdraad is aangesloten op de grensdraad (dikke zwarte lijn op de afbeelding). Guide b) Zet A1 en G1 terug in hun oorspronkelijke posities. Verwissel vervolgens A2 en G1.
9. OPSPOREN VAN STORINGEN 4. a) Stel dat het indicatielampje geel knipperde tijdens test a) hierboven. Herstel de oorspronkelijke posities van alle aansluitingen. Koppel A2 vervolgens los. Sluit een nieuwe lusdraad aan op A2. Sluit het andere uiteinde van de nieuwe lusdraad aan op een punt in het midden van de installatie.
9. OPSPOREN VAN STORINGEN Ga zo verder totdat er nog een heel kort stuk draad over is, wat het verschil betekent tussen een knipperend blauw licht en een constant groen licht. b) Als het indicatielampje tijdens test 3b) hierboven geel knipperde, voert u een nieuwe test uit. Sluit de nieuwe lusdraad hiervoor aan op A1. 5. Wanneer de breuk is gevonden, moet het beschadigde deel worden vervangen door een nieuw stuk draad.
10. TECHNISCHE GEGEVENS 10. Technische gegevens Gegevens R40Li R70Li Lengte 58 cm 58 cm Breedte 46 cm 46 cm Hoogte 26 cm 26 cm Gewicht 8 kg 8 kg Accu Speciale lithium-ionaccu, 18 V/1,6 Ah Speciale lithium-ionaccu, 18 V/1,6 Ah Transformator 230 VAC / 21.6 VDC 230 VAC / 21.
11. GARANTIEBEPALINGEN 11. Garantiebepalingen GARDENA garandeert de werking van dit product gedurende een periode van twee jaar (vanaf de aankoopdatum). De garantie dekt ernstige materiaalof productiefouten. Binnen de garantieperiode zullen we het product kosteloos vervangen of repareren wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: • De robotmaaier en het laadstation mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig de instructies in deze Gebruiksaanwijzing.
12. INFORMATIE MET BETREKKING TOT HET MILIEU 12. Informatie met betrekking tot het milieu Het symboool op de GARDENA robotmaaier of op de verpakking geeft aan dat dit product niet als huishoudelijk afval behandeld mag worden. In plaats daarvan moet het naar een gespecialiseerd recyclingcentrum worden gebracht, waar de elektronische componenten en accu’s kunnen worden gerecycled.
13.
WWW.GARDENA.COM We behouden ons het recht voor om zonder aankondiging vooraf wijzigingen door te voeren. Copyright © 2013 GARDENA Manufacturing GmbH. All rights reserved.