Operation Manual

32 - Nederlands
3. INSTALLATIE
3.8 Ingebruikname en kalibratie
Voordat de robotmaaier in gebruik wordt genomen,
moet er via het menu van de robotmaaier een
opstartprocedure worden uitgevoerd. Er wordt ook een
automatische kalibratie van het begeleidingssignaal
uitgevoerd. De kalibratie is ook een goede test om te
controleren of de begeleidingskabel zodanig is
geïnstalleerd dat de robotmaaier de begeleidingskabel
vanaf het laadstation zonder problemen kan volgen.
1. Zet de hoofdschakelaar in stand 1.
2. Open de klep van het bedieningspaneel door op
de STOP-knop te drukken.
Wanneer de robotmaaier voor het eerst wordt
gebruikt, wordt een opstartprocedure gestart. De
volgende gegevens moeten worden ingevoerd:
Taal
Tijd aanduiding
De huidige tijd
Datum aanduiding
Datum
Viercijferige pincode. Alle combinaties behalve
0000 zijn toegestaan.
3. Plaats de robotmaaier in het laadstation wanneer
het display hierom vraagt. Druk op de
START-knop en sluit de klep. De robotmaaier zal
nu beginnen met het kalibreren van de
begeleidingskabel, door het laadstation te verlaten
en de begeleidingskabel te volgen tot het punt
waar de begeleidingskabel is verbonden met de
begrenzingskabel. Hier begint hij met maaien.
Controleer of de robotmaaier de
begeleidingskabel helemaal kan volgen tot aan
het aansluitpunt op de begrenzingskabel.
Als dit niet het geval is, is de geleidingsdraad
mogelijk niet correct geïnstalleerd. Controleer in dat
geval of de installatie is uitgevoerd volgens de
instructie in 3.6 Installatie van begeleidingskabel
op pagina 28. Voer dan een nieuwe kalibratie uit.
Zie 6.6 Instellingen op pagina 51.
Bij de R70Li is het ook mogelijk om de
begeleidingsbreedte te verkleinen voor de
robotmaaier zodat hij de begeleidingskabel kan
volgen door erg nauwe passages. Zie 6.4
Installatie, R70Li op pagina 51. Gebruik de Test
UIT-functie om een nieuwe kalibratie van de R70Li
uit te voeren. Zie 6.6 Instellingen op pagina 51.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Gebruik AANTEKENINGEN op pagina 4 om de
pincode te noteren.