Gebruiksaanwijzing SILENO (R100Li), smart SILENO (R100LiC), SILENO+ (R130Li, R160Li), NL, Nederlands smart SILENO+ (R130LiC, R160LiC) Lees de gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en gebruik de machine niet voordat u de instructies goed hebt begrepen.
Inhoud 1 Inleiding 1.1 Memo..................................................................... 3 1.2 Productbeschrijving................................................3 1.3 Productoverzicht.................................................... 5 1.4 Symbolen op het product....................................... 6 2 Veiligheid 2.1 Veiligheidsdefinities................................................7 2.2 Algemene veiligheidsinstructies............................. 7 2.
1 Inleiding 1.1 Memo Serienummer: PIN-code: Productregistratiecode: De productregistratiecode is een waardevol document en moet op een veilige plaats worden bewaard. Deze code hebt u bijvoorbeeld nodig om het product te registreren op de website van GARDENA of om de robotmaaier te ontgrendelen in het geval u uw pincode niet meer weet. De productregistratiecode staat op een apart document in de productverpakking. Als de robotmaaier wordt gestolen, is het belangrijk om GARDENA hiervan op de hoogte te stellen.
kunt u alle instellingen van de robotmaaier beheren. De STOP-knop blijft ingedrukt totdat de afdekking weer wordt gesloten. In combinatie met de START-knop werkt deze als een startvergrendeling. 1.2.4 Bewegingspatroon Het bewegingspatroon van de robotmaaier is willekeurig, hetgeen betekent dat een bewegingspatroon nooit wordt herhaald. Met dit maaisysteem wordt het gazon gelijkmatig gemaaid zonder maaistrepen van de robotmaaier. De messen moeten in goede staat zijn voor de beste maairesultaten.
1.3 Productoverzicht 3 4 1 9 2 8 7 5 10 6 19 14 12 18 11 13 34 15 29 20 17 33 31 27 21 16 22 28 25 26 30 24 23 32 De nummers in de afbeelding geven het volgende aan: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19.
1.4 Symbolen op het product Deze symbolen staan op de robotmaaier. Bestudeer ze zorgvuldig. WAARSCHUWING: Lees de gebruikersinstructies voordat u de robotmaaier gebruikt. WAARSCHUWING: Bedien de uitschakelinrichting voordat u werkzaamheden aan de machine uitvoert of deze gaat optillen. De robotmaaier kan alleen worden gestart als de hoofdschakelaar is ingesteld op 1 en de juiste pincode is ingevoerd. Stel de hoofdschakelaar in op 0 alvorens inspecties en/of onderhoud uit te voeren.
2 Veiligheid 2.1 Veiligheidsdefinities Waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en opmerkingen worden gebruikt om te wijzen op belangrijke delen van de gebruikershandleiding. WAARSCHUWING: Wordt gebruikt om te wijzen op de kans op ernstig of fataal letsel voor de gebruiker of omstanders wanneer de instructies in de handleiding niet worden gevolgd.
gebeurt, kan het nodig zijn om het voorwerp te verwijderen voordat de maaier verder kan gaan met maaien. Zet de hoofdschakelaar altijd in de stand 0 voordat u een verstopping verwijdert. WAARSCHUWING: Houd uw handen en voeten uit de buurt van de roterende messen. Plaats uw handen of voeten niet in de buurt van of onder de kap wanneer de motor draait. 2.3 Veiligheidsinstructies voor bediening 2.3.1 Gebruik • • De robotmaaier is bedoeld voor het maaien van gras op open en vlakke grondoppervlakken.
• • • Het ingebouwde alarm maakt een zeer hard geluid. Let op, in het bijzonder wanneer de robotmaaier in een gesloten ruimte wordt gehanteerd. Metalen voorwerpen in de bodem (zoals wapeningsnetten of antimollennetten) kunnen de robotmaaier tot stilstand brengen. De metalen voorwerpen kunnen storing van het lussignaal veroorzaken en de robotmaaier tot stilstand brengen. De robotmaaier mag nooit worden gebruikt bij temperaturen lager dan 0 °C of hoger dan 45 °C.
3 Installatie 3.1 Presentatie 3.1.1 Belangrijkste onderdelen voor de installatie In deze gebruikshandleiding worden SILENO- en SILENO+-producten behandeld. In de SILENO-serie vindt u R100Li en R100LiC. In de SILENO+-serie vindt u R130Li, R130LiC, R160Li en R160LiC. De C in de modelaanduiding heeft betrekking op het GARDENA smart systeem. Deze handleiding verwijst vanaf hier naar de modelspecifieke namen. De installatie van de robotmaaier bestaat uit 4 hoofdonderdelen: 1.
3.2 Voorbereidingen Lees dit hoofdstuk volledig door voordat u met de installatie begint. De wijze waarop de installatie is uitgevoerd, bepaalt tevens hoe goed de robotmaaier functioneert. Het is daarom belangrijk om de installatie zorgvuldig te plannen. De planning is gemakkelijker als u een schets maakt van het werkgebied, met inbegrip van alle obstakels. Zo vindt u eenvoudiger de beste positie voor het laadstation, de begrenzingsdraad en de begeleidingsdraad.
3 m / 10 ft 2 m / 7 ft Plaats het laadstation niet in krappe ruimtes of in een hoek. Als dat wel gebeurt, kan de robotmaaier moeite hebben om het laadstation te vinden. Plaats het laadstation niet op een eiland omdat het hierdoor lastiger is om de begeleidingsdraad optimaal te leggen. Als het laadstation op een eiland moet worden geïnstalleerd, moet de begeleidingsdraad ook op het eiland worden aangesloten. Lees meer over eilanden in Grenzen binnen het werkgebied op pagina 16.
lengte van 3 m of 20 m zijn beschikbaar als optionele accessoires. min 30 cm / 12” WAARSCHUWING: Onderdelen van de voeding mogen onder geen beding worden gewijzigd en er mag niet mee worden geknoeid. De laagspanningskabel mag niet worden ingekort of verlengd. De laagspanningskabel mag door het werkgebied worden gelegd als deze is verankerd aan de grond of is ingegraven. De maaihoogte moet zodanig zijn dat de messen nooit in contact komen met de laagspanningskabel.
• Als u het gazon wilt verticuteren of beluchten, kunt u de begrenzingsdraad het beste ingraven. Waar nodig kunnen beide methoden worden gecombineerd zodat een deel van de begrenzingsdraad is vastgezet met krammen en de rest is ingegraven. De draad kan worden ingegraven met behulp van bijvoorbeeld een kantensteker of een rechte spade. Zorg dat u de begrenzingsdraad minimaal 1 cm en maximaal 20 cm onder de grond legt. OPGELET: Het is niet toegestaan om nieuwe gaten in de plaat van het laadstation te maken.
wordt voorkomen dat de wielen in de greppel of op de stoep rijden, dit kan namelijk leiden tot overmatige slijtage van de robotmaaier. Ongeveer 15 cm gras langs de greppel/stoeprand wordt niet gemaaid. 10 cm / 4" 0 cm / 0" 20 cm / 8" 1-5 cm / 0.4-2" Als het werkgebied grenst aan een tegelpad of iets dergelijks, dat ongeveer op dezelfde hoogte ligt als het gazon (+/- 1 cm), is het mogelijk om de robotmaaier een eindje over het pad te laten rijden.
moet in dat geval minimaal 15 cm hoog zijn. Dat zorgt ervoor dat de robotmaaier nooit buiten het maaigebied terecht kan komen. min. 15 cm / 6" 3.5.3 Grenzen binnen het werkgebied Gebruik de begrenzingsdraad om gebieden binnen het werkgebied te isoleren door eilanden te creëren rond obstakels die niet tegen botsingen kunnen, zoals bloemperken, struiken en fonteinen. Leg de draad tot en rond het gebied dat moet worden geïsoleerd en keer dan terug langs dezelfde route.
De begrenzingsdraad kan over een helling met een hellingsgraad van minder dan 15% worden gelegd. 0-15% 15- cm / 6-" 100 cm / 40" 0-15 cm / 0-6" 100 cm / 40" De begrenzingsdraad mag niet op een helling van meer dan 15% worden gelegd. De kans bestaat dat de robotmaaier daar moeilijk kan draaien. De robotmaaier stopt dan en de foutmelding Buiten maaigebied wordt weergegeven. Dat kan vooral gebeuren bij natte weersomstandigheden, omdat de wielen dan op het natte gras kunnen gaan slippen.
• vervolgens elke tweede week een stap verlagen totdat de gewenste maaihoogte is bereikt. Gebruik een hamer om de krammen in de grond te tikken. Wees voorzichtig bij het inslaan van de krammen en zorg dat de draad niet te strak komt te staan. Vermijd scherpe bochten. Voorkom echter dat het grootste deel van het laadstation buiten het werkgebied wordt geplaatst, omdat dit het voor de robotmaaier lastig maakt om het laadstation te vinden (zie afbeelding). 1.
de draad aan op de pen rechts op het laadstation en het linkeruiteinde op de pen links. Om de begrenzingsdraad aan te sluiten op het laadstation: 1. Open de connector en plaats de draad in de uitsparing in de connector. 3.7 De begeleidingsdraad installeren De begeleidingsdraad wordt door de robotmaaier gebruikt om de weg naar het laadstation te vinden, maar dient ook om de robotmaaier naar uithoeken van de tuin te leiden. 2. Druk de aansluitklemmen samen met een tang. Druk totdat u een klik hoort.
max. distance min. 30 cm / 12" min. 2 m / 7 ft G Min. 2 m / 7 ft Als de begeleidingsdraad op een steile helling moet worden geïnstalleerd, moet de draad bij voorkeur onder een hoek op de helling worden gelegd. Dat maakt het voor de robotmaaier eenvoudiger om de begeleidingsdraad op de helling te volgen. De begeleidingsdraad kan net als de begrenzingsdraad met krammen in de grond worden vastgezet of worden ingegraven.
3.8 De installatie controleren Controleer het lussignaal door te kijken naar het indicatielampje in het laadstation. 8. Sluit de begeleidingsdraad met behulp van een koppeling aan op de begrenzingsdraad: a) Steek de begrenzingsdraad en de begeleidingsdraad in de koppeling. Controleer of de draden volledig in de koppeling zijn gestoken, zodat de uiteinden zichtbaar zijn door het doorzichtige deel aan de andere zijde van de koppeling. b) Gebruik een tang om de knop op de koppeling helemaal in te drukken.
Het ECO-symbool (F) wordt weergegeven als de robotmaaier in de ECO-modus is gezet. • • • • • • De START-knop wordt gebruikt om de robotmaaier te activeren. Dit is doorgaans de laatste knop die moet worden ingedrukt voordat het luik wordt gesloten. De knoppen TERUG en OK worden gebruikt voor navigatie in het menu. De knop OK wordt ook gebruikt om instellingen te bevestigen. De pijltoetsen worden gebruikt om in het menu te navigeren, maar dienen ook om selecties te maken in bepaalde instelmogelijkheden.
SensorControl 3.12 Timer Alleen voor R130Li, R130LiC R160Li en R160LiC Via deze functie kan de robotmaaier zijn maaitijden automatisch aanpassen aan de snelheid waarmee het gras groeit. Wanneer het weer bevorderlijk is voor het groeien van het gras maait de robotmaaier vaker en wanneer het gras minder snel groeit, zal de robotmaaier automatisch minder tijd aan het gazon besteden. Zie SensorControl op pagina 25.
• • • Selecteer een geschikt aantal werkdagen per week (voor sommige werkgebieden zijn mogelijk 7 dagen nodig). Werkuren per dag toont hoeveel uren per dag de robotmaaier mag werken voor het geselecteerde aantal werkdagen. Voorgesteld tijdsinterval geeft een tijdsinterval aan dat overeenkomt met de gewenste werkuren per dag. Het is mogelijk om 2 werkperiodes per dag te configureren.
Periode 2 wordt op dezelfde manier ingevoerd als Periode 1. Twee intervallen kunnen nuttig zijn om het gazon te gebruiken voor andere activiteiten tijdens bepaalde uren, bijvoorbeeld door Periode 1 in te voeren: 00:00 - 15:00 uur en Periode 2: 21:00-24:00. De maaimachine wordt vervolgens geparkeerd in het laadstation tussen 15:00 en 21:00 uur. Verwijder het vinkje van beide perioden om maaien gedurende een hele dag uit te schakelen. 3.12.
Als de maairesultaten bij gebruik van de SensorControl niet optimaal zijn, kan het nodig zijn om de maaitijdinstellingen aan te passen. tussen de robotmaaier en de GARDENA smart system app. De smart robotmaaier wordt alleen in de app weergegeven als u eerst de integratiemodule activeert. 3.13.2.1 Maaitijd aanpassen 1. Zet de cursor op Maaitijd en druk op OK. 2. Gebruik de pijltoetsen rechts en links om de maaitijd met 3 vooraf ingestelde intervallen te verlengen of te verkorten. 3.14.
afgaat. Het alarm kan op elk moment weer worden uitgeschakeld door invoer van de juiste PIN-code. VEILIGHEID 3.15.2 Uitgebreid Veiligheidsniveau Uitgebreid Uitgebreid Nieuw lussignaal Wijzig PIN-code 3.15.1 Veiligheidsniveau 3.15.2.1 Nieuw lussignaal Het lussignaal wordt willekeurig gekozen, zodat een unieke koppeling tussen de robotmaaier en het laadstation ontstaat.
Tuindekking Tip! Bepaal via de functie Test (Area 1, 2 or 3 > Meer > Test) hoe groot de afstand tot het gebied is. De afstand in meters wordt weergegeven op het display van de maaier wanneer STOP is ingedrukt. Zie De afstand tot een afgelegen gebied meten op pagina 29. De gemeten afstand getoond in het display kan direct worden opgeslagen naar het geselecteerde afgelegen gebied. Alle actuele waarden worden overschreven door de nieuwe gemeten afstand. Gebied 1 Gebied 2 Gebied 3 Gebied2 Gebied3 ? m / ft.
3.16.1.4 Area 1, 2 or 3 > Uitschakelen Elk gebied kan worden uitgeschakeld en ingeschakeld zonder dat de instellingen opnieuw moeten worden ingevoerd. Selecteer Uitschakelen en druk op OK. 3.16.1.5 Gebied 1, 2 of 3 > Meer > Test Het testen van geselecteerde instellingen kan worden beschouwd als een normaal onderdeel van de installatie. Als de functie Test wordt geactiveerd, rijdt de robotmaaier zo ver mogelijk weg van de begeleidingsdraad als is toegestaan op basis van de geselecteerde doorrijbreedte. 3.16.
is gelegd omdat deze obstakels niet met behulp van de begrenzingslus konden worden geïsoleerd, kan de bedrijfszekerheid worden verbeterd door een aantal van de hieronder vermelde handmatige instellingen door te voeren. 3.16.2.2 Doorrijbreedte > Begeleiding De doorrijbreedte van de begeleiding wordt automatisch aangepast. Alleen in zeldzame gevallen moeten handmatige instellingen worden ingevoerd. De doorrijbreedte van de begeleiding kan worden ingesteld tussen 0 en 9. maaien begint.
De ECO-modus is geschikt voor situaties waarin andere draadloze apparatuur wordt gebruikt die niet compatibel is met de robotmaaier, zoals bepaalde ringleidingen of garagedeuren. Als de ECO-modus is geactiveerd, knippert het indicatielampje op het laadstation groen. In de ECOmodus kan de robotmaaier alleen in het laadstation worden gestart en niet in het werkgebied. In de ECO-modus moet altijd op de STOP-knop worden gedrukt voordat de robotmaaier uit het laadstation wordt gehaald.
3.
3.19 Overzicht menustructuur Installatie Tuin dekking Uitgebreid Gebied 1-3 Hoe? Hoe ver? Hoe Uitschakelen Meer vaak? Test Doorrijbreedte Uitrij- Achteruitrij- Rijdt over hoeken afstand draad Reset Instellingen ECO-modus Algemeen Aan/Uit 307 - 002 - 11.10.
3.20 Voorbeelden van indelingen van tuinen De werking van de robotmaaier wordt in zekere mate beïnvloed door de gekozen instellingen. Door de instellingen van de robotmaaier af te stemmen op de vorm van de tuin is het voor de robotmaaier makkelijker om alle delen regelmatig te bereiken en een perfect maairesultaat te realiseren. Voor verschillende indelingen zijn verschillende instellingen nodig.
3.20.
3.20.5 Asymmetrisch werkgebied met een smalle doorgang en enkele eilanden Gebied 800 m2 Timer R100Li, R100LiC 07:00 - 24:00, Maandag t/m zaterdag R130Li, R130LiC, R160Li, R160LiC 08:00 - 22:00, Maandag t/m zaterdag Gazondekking Fabrieksinstelling Opmerkingen De begeleidingsdraad moet langs de smalle doorgang worden gelegd om ervoor te zorgen dat de robotmaaier het laadstation zonder problemen kan vinden vanaf de rechterzijde van het werkgebied.
3.20.7 Een tweede gebied Gebied 500 + 100 m2 Timer R100Li, R100LiC: 08:00 - 20:30, Maandag, dinsdag, donderdag, vrijdag, zaterdag R130Li, R130LiC, R160Li, R160LiC: 08:00 - 18:30, Maandag, dinsdag, donderdag, vrijdag, zaterdag Gazondekking Fabrieksinstelling Opmerkingen Het bijgebied wordt op woensdag en zondag gemaaid met behulp van de modus Bijgebied. 307 - 002 - 11.10.
4 Bediening 4.1 Hoofdschakelaar WAARSCHUWING: Lees de veiligheidsinstructies zorgvuldig door voordat u de maaier start. WAARSCHUWING: Houd uw handen en voeten uit de buurt van de roterende messen. Plaats uw handen of voeten niet in de buurt van of onder de kap wanneer de motor draait. Let op: Druk altijd op de START-knop voordat u de klep sluit om de robotmaaier te starten. 4.3 Bedieningsmodus - Start Wanneer de START-knop is ingedrukt, kunnen de volgende bedieningsmodi worden geselecteerd.
4.4.2 Start op volgende timer De robotmaaier blijft in het laadstation tot de volgende timerinstelling de maaier toestaat om te maaien. Deze bedieningsmodus kan worden gebruikt om een reeds gestarte maaicyclus te annuleren en de robotmaaier tot de volgende dag in het laadstation te laten staan. 4.5 Stoppen 1. Druk op de STOP-knop. De robotmaaier stopt, de maaimotor stopt en de klep gaat open.
4.8 Een lege accu opladen 24 uur Wanneer de GARDENA-robotmaaier nieuw is of langere tijd is opgeslagen, zal de accu leeg zijn en moet deze voor gebruik worden geladen. WAARSCHUWING: Laad de robotmaaier alleen op met een laadstation dat daarvoor bedoeld is. Onjuist gebruik kan leiden tot elektrische schokken, oververhitting of lekkage van corroderende vloeistof uit de accu. Bediening Sta nd -by M Op aaien lad en B A GARDENA R130Li, R130LiC Bedrijf, A = max. uren 19 Laden/stand-by, B = min.
5 Onderhoud 5.1 Introductie - onderhoud Voor een betere betrouwbaarheid en langere levensduur: controleer en reinig de robotmaaier regelmatig en vervang versleten onderdelen, indien nodig. Alle onderhoud en reparaties moeten worden uitgevoerd volgens de instructies van GARDENA. Zie Garantiebepalingen op pagina 57. Zelfs een licht remeffect leidt al tot een hoger energieverbruik en in het ergste geval zal de robotmaaier hierdoor niet in staat zijn om een groot gazon te maaien.
De robotmaaier is voorzien van 3 messen die in de maaischijf zijn geschroefd. De 3 messen en schroeven moeten allemaal op hetzelfde moment worden vervangen zodat het maaisysteem uitgebalanceerd blijft. Gebruik originele messen van GARDENA waarop het Hlogo met het kroontje staat, zie Garantiebepalingen op pagina 57. a) Verwijder de plug van de serviceaansluiting aan de onderzijde van de maaier. De serviceaansluiting bevindt zich naast de hoofdschakelaar.
De accu is in orde zolang de robotmaaier blijft zorgen voor een goed gemaaid gazon. • 5.5.1 Accu vervangen • WAARSCHUWING: Gebruik alleen originele accu's die door de fabrikant worden aanbevolen. De veiligheid van het product kan niet worden gegarandeerd met andere accu's. Gebruik geen niet-oplaadbare accu's. Het apparaat moet zijn losgekoppeld van de voeding wanneer de accu wordt verwijderd. 1. Zet de hoofdschakelaar in stand 0. 2. Draai de robotmaaier op zijn kop.
6 Problemen oplossen 6.1 Introductie - problemen oplossen In dit hoofdstuk vindt u een aantal meldingen die bij een storing op het display kunnen worden weergegeven. Bij elke melding staan de mogelijke oorzaak en de te uit te voeren stappen vermeld. Dit hoofdstuk bespreekt ook een aantal symptomen die u op weg kunnen helpen als de robotmaaier niet werkt zoals verwacht. Meer suggesties voor uit te voeren stappen bij storingen of symptomen zijn te vinden www.gardena.com. 6.
Melding Oorzaak Actie Vastgereden De robotmaaier is ergens in vastgelopen. Maak de robotmaaier los en neem de oorzaak voor het vastlopen weg. De robotmaaier is blijven steken achter een aantal obstakels. Ga na of er obstakels zijn die het voor de robotmaaier moeilijk maken om weg te rijden van deze plek. De aansluitingen van de begrenzingsdraad op het laadstation zijn gekruist. Controleer of de begrenzingsdraad correct is aangesloten.
Melding Oorzaak Actie Laadstation geblokkeerd Het contact tussen de laadstrips en de conPlaats de robotmaaier in het laadstation en tactstrips is mogelijk slecht en de robotmaaier controleer of de laadstrips en de contactstrips heeft diverse pogingen gedaan om te laden. goed contact maken. Het pad van de robotmaaier wordt geblokkeerd door een voorwerp. Verwijder het voorwerp. Het laadstation is gekanteld of verbogen.
Melding Oorzaak Actie Elektronisch probleem Tijdelijk probleem met de elektronica of software van de maaier. Start de maaier opnieuw op. Tijdelijk probleem met de accu of software van de maaier. Start de maaier opnieuw op. Lussensorprobleem, voor/achter Als het probleem zich blijft voordoen, dan vereist de melding actie door een bevoegde servicemonteur.
6.3 Informatiemeldingen Hieronder vindt u een aantal informatiemeldingen die op het display van de robotmaaier kunnen worden weergegeven. Neem contact op met een GARDENA-vertegenwoordiger bij u in de buurt als dezelfde melding vaak verschijnt. Melding Batterij bijna leeg Oorzaak Actie De robotmaaier kan het laadstation niet vinden. Controleer of het laadstation en de begeleidingsdraad zijn geïnstalleerd volgens de instructies. Zie Het laadstation installeren en aansluiten op pagina 13.
6.4 Indicatielampje in het laadstation Voor een volledig werkende installatie moet het indicatielampje in het laadstation constant groen branden of groen knipperen. Volg de foutopsporingsgids hieronder als er iets anders wordt weergegeven. Op www.gardena.com vindt u nog meer hulp. Neem contact op met de GARDENA-vertegenwoordiger bij u in de buurt als u nog steeds hulp nodig hebt.
6.5 Symptomen Als uw robotmaaier niet naar verwachting werkt, volg dan de onderstaande symptoomgids. Kijk op www.gardena.com voor een FAQ (veelgestelde vragen) voor meer gedetailleerde antwoorden op een aantal standaardvragen. Neem contact op met een GARDENA-vertegenwoordiger bij u in de buurt als u de oorzaak van de fout nog steeds niet kunt vinden.
Symptomen Oorzaak Actie Ongelijkmatige maairesultaten. De robotmaaier werkt te weinig uren per dag. Verleng de maaitijd. Zie Timer op pagina 23. Niet van toepassing op R100Li, R100LiC. SensorControl detecteert dat het gazon vaker is gemaaid dan in werkelijkheid het geval is. Verhoog het gevoeligheidsniveau van SensorControl. Schakel SensorControl uit als dit niet helpt. De instelling Hoe vaak? is niet goed afgestemd op de indeling van het werkgebied.
lusdraad aan op een punt in het midden van het vermoedelijk defecte deel van de draad. POWER AR AL G1 AR 3. Verwissel de aansluitingen van de begeleidingsdraad en de begrenzingsdraad in het laadstation. Begin door aansluiting AL en G1 te verwisselen. Als het indicatielampje constant groen brandt, bevindt de breuk zich ergens in de begrenzingsdraad tussen AL en het punt waar de begeleidingsdraad is aangesloten op de begrenzingsdraad (dikke zwarte lijn op de afbeelding).
constant groen licht en een knipperend blauw licht. Volg vervolgens de instructies in stap 5 hieronder. 4. Als het indicatielampje in stap 3 hierboven blauw blijft knipperen: Zet AL en G1 terug in hun oorspronkelijke posities. Verwissel vervolgens AR en G1. Als het indicatielampje nu continu groen brandt koppel dan AL los en sluit een nieuwe begrenzingsdraad aan op AL. Sluit het andere uiteinde van de nieuwe draad aan op een punt in het midden van het vermoedelijk defecte deel van de draad.
7 Vervoer, opslag en verwerking 7.1 Transport De lithium-ion-accu's in het product vallen onder de wettelijke vereisten voor gevaarlijke stoffen. Voor commercieel transport door derden of expediteurs moeten de bijzondere voorschriften voor de verpakking en etiketten worden opgevolgd. Raadpleeg een deskundige op het gebied van gevaarlijke stoffen over de voorbereiding van het te verzenden item. Neem tevens de mogelijk meer gedetailleerde nationale regelgeving in acht.
8 Technische gegevens 8.1 Technische gegevens Gegevens R100Li, R100LiC R130Li, R130LiC R160Li, R160LiC Modelserie SILENO, smart SILENO SILENO+, smart SILENO+ SILENO+, smart SILENO+ Lengte, cm 63 63 63 Breedte, cm 51 51 51 Hoogte, cm 25 25 25 Gewicht, kg 9,8 9,8 9,8 Afmetingen Elektrisch systeem Accu, lithium-ion 18 V/2,1 Ah art.nr.
Gegevens R100Li, R100LiC R130Li, R130LiC R160Li, R160LiC Toerental maaimotor, tpm 2300 2300 2300 Energieverbruik tijdens maaien, W +/20% 25 25 25 Maaihoogte, cm 2-6 2-6 2-6 Maaibreedte, cm 22 22 22 Smalst mogelijke doorgang, cm 60 60 60 Maximale helling voor maaigebied, % 35 35 35 Maximale helling voor begrenzingsdraad, % 15 15 15 Maximale lengte be- 800 grenzingsdraad, m 800 800 Maximale lengte be- 400 geleidingsdraad, m 400 400 Werkcapaciteit, m2+/- 20% 1000 1300 1
9 Garantie 9.1 Garantiebepalingen GARDENA garandeert de werking van dit product gedurende een periode van twee jaar (vanaf de aankoopdatum). De garantie dekt ernstige materiaal- of productiefouten. Binnen de garantieperiode zullen wij kosteloos het product vervangen of repareren, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: • • De robotmaaier en het laadstation mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig de instructies in deze gebruikershandleiding.
10 EG-conformiteitsverklaring 10.1 EG-conformiteitsverklaring Husqvarna AB, SE–561 82 Huskvarna, Zweden, tel.: +46-36-146500, verklaart dat de robotmaaiers R100Li, R130Li, R160Li, R100LiC, R130LiC en R160LiC met serienummers vanaf 2017 week 37 (het jaartal en de week staan duidelijk op het productplaatje vermeld, gevolgd door het serienummer) voldoen aan de eisen die in de RICHTLIJN VAN DE RAAD zijn opgenomen: • Richtlijn "betreffende machines" 2006/42/EG.
307 - 002 - 11.10.
Copyright © 2017 Husqvarna. Alle rechten voorbehouden. GARDENA en andere productnamen en namen van functies zijn handelsmerken van de Husqvarna Group. Alle vermelde afmetingen zijn bij benadering. www.gardena.