User manual
Routebeschrijving naar uw huidige locatie
Als u aan iemand anders uw huidige locatie moet doorgeven,
kan uw toestel u een routebeschrijving geven.
1
Selecteer het voertuig op de kaart.
2
Selecteer > Routebeschr. naar mij.
3
Selecteer een beginlocatie.
4
Selecteer Select.
.
Een snelkoppeling toevoegen
U kunt snelkoppelingen toevoegen aan het menu Waarheen?.
Een snelkoppeling kan verwijzen naar een locatie, een categorie
of een zoekfunctie.
Het menu Waarheen? kan tot wel 36
snelkoppelingspictogrammen bevatten.
1
Selecteer Waarheen?
> Voeg kortere manier toe
.
2
Selecteer een item.
Een snelkoppeling verwijderen
1
Selecteer Waarheen? > >
Wis snelkoppeling(en)
.
2
Selecteer een snelkoppeling die u wilt verwijderen.
3
Selecteer de snelkoppeling opnieuw om te bevestigen.
4
Selecteer Sla op.
Locaties opslaan
Een locatie opslaan
1
Zoek naar een locatie (Een locatie zoeken op categorie,
pagina 7)
.
2
Selecteer een locatie in de zoekresultaten.
3
Selecteer .
4
Selecteer
Sla op.
5
Voer, indien nodig, een naam in en selecteer OK
.
Uw huidige locatie opslaan
1
Selecteer het voertuigpictogram op de kaart.
2
Selecteer Sla op.
3
Voer een naam in en selecteer OK
.
4
Selecteer OK
.
Een opgeslagen locatie bewerken
1
Selecteer Waarheen?
> Opgeslagen
.
2
Selecteer indien nodig een categorie.
3
Selecteer een locatie.
4
Selecteer .
5
Selecteer > Bewerk.
6
Selecteer een optie:
• Selecteer Naam.
• Selecteer Telefoonnummer.
• Selecteer Categorieën
om categorieën aan de
opgeslagen locatie toe te wijzen.
• Selecteer Wijzig kaartsymbool om het symbool te
wijzigen waarmee de opgeslagen locatie op de kaart
wordt gemarkeerd.
7
Wijzig de informatie.
8
Selecteer OK.
Categorieën aan een opgeslagen locatie toewijzen
U kunt uw eigen categorieën toevoegen om uw opgeslagen
locaties te ordenen.
OPMERKING:
Categorieën worden in het menu met
opgeslagen locaties weergegeven nadat u ten minste 12
locaties hebt opgeslagen.
1
Selecteer Waarheen?
> Opgeslagen
.
2
Selecteer een locatie.
3
Selecteer .
4
Selecteer > Bewerk >
Categorieën
.
5
Voer een of meer categorienamen in, van elkaar gescheiden
met een komma.
6
Selecteer indien nodig een voorgestelde categorie.
7
Selecteer OK
.
Een opgeslagen locatie verwijderen
OPMERKING:
Verwijderde locaties kunnen niet worden
teruggezet.
1
Selecteer Waarheen?
> Opgeslagen
.
2
Selecteer > Wis opgeslag. plaatsen.
3
Selecteer het vak naast de opgeslagen locaties die u wilt
wissen en selecteer Wis
.
De kaart gebruiken
U kunt de kaart gebruiken om een route te volgen (
Uw route op
de kaart, pagina 4)
of om uw directe omgeving te bekijken, als
er geen route actief is.
1
Selecteer Bekijk kaart
.
2
Selecteer een willekeurig punt op de kaart.
3
Selecteer een optie:
• Versleep de kaart om naar links en naar rechts of naar
boven en naar beneden over de kaart te bewegen.
• Selecteer of als u wilt inzoomen of uitzoomen.
• Selecteer als u wilt schakelen tussen Noord boven en
3D-weergave.
• Als u de weergegeven nuttige punten op categorie wilt
filteren, selecteert u .
• Als u een route wilt starten, selecteert u een locatie op de
kaart en vervolgens Ga! (Een route starten op de kaart,
pagina 4)
.
Kaartfuncties
Kaartfuncties bieden snel toegang tot informatie en
toestelfuncties, terwijl u op de kaart kijkt. Wanneer u een
kaartfunctie activeert, wordt deze weergegeven in een paneel
aan de rand van de kaart.
Stop: Stopt de navigatie van de actieve route.
Wijzig route: Biedt u de mogelijkheid om een omweg te maken
of locaties op uw route over te slaan.
Verderop: Geeft naderende locaties op de route of de weg
waarop u rijdt weer (Verderop,
pagina
10).
Koerswijzigingen: Geeft een lijst van naderende afslagen op
uw route weer (Afslagen en richtingaanwijzingen bekijken,
pagina 4)
.
Reisgegevens: Geeft aanpasbare reisgegevens weer, zoals
snelheid of afstand (Reisgegevens op de kaart weergeven,
pagina 10)
.
Volume: Hiermee kunt u het geluidsvolume regelen.
Helderheid: Hiermee kunt u de helderheid van het scherm
aanpassen.
Verkeersinfo: Geeft informatie over verkeerssituaties op uw
route of in uw gebied weer (Verkeersproblemen op uw route
weergeven,
pagina
10)
.
Een kaartfunctie weergeven
1
Selecteer op de kaart.
2
Selecteer een kaartfunctie.
De kaart gebruiken 9