Operation Manual

Navigatie 31

Standaard verzendt de Forerunner alleen gegevens
van nieuwe activiteiten naar de computer. U kunt
desgewenst alle opgeslagen activiteiten naar uw
computer verzenden.
Selecteer  >  > 
.

U kunt de gegevensoverdracht van of naar een
computer blokkeren, zelfs voor een gekoppelde
computer.
Selecteer  >  >  >
 >  > .

In Garmin Connect kunt u trainingsdoeleinden
maken en deze naar de Forerunner verzenden.


Hiervoor hebt u een Garmin Connect-account
nodig en moet u de Forerunner aan uw computer
koppelen met de USB ANT Stick
(pagina 30).

Ga naar www.garminconnect.com en stel een
doelstelling samen.

Klik op  en wacht tot
ANT Agent de doelstelling verzendt.

Selecteer  >  >
.

Gebruik de GPS-navigatiefuncties op de
Forerunner om uw route op een kaart te bekijken,
locaties die u wilt onthouden op te slaan en uw weg
naar huis te vinden.

Voordat u de navigatiefuncties kunt gebruiken,
moet u wellicht de Forerunner congureren om de
kaart weer te geven.

Selecteer  >  >  >
.

Selecteer  in het veld .



Druk op  tot de kaart wordt
weergegeven.

Selecteer .
Als u de timer start en begint te etsen, ziet
u een stippellijn op de kaart die de afgelegde
route precies aangeeft. Deze stippellijn wordt
een spoor genoemd.