Operation Manual

NMEA 2000 instellingen
Selecteer Instellingen >
Communicatie > NMEA 2000-
instelling
.
Toestellenlijst: Hier worden de toestellen weergegeven die zijn
verbonden met het netwerk.
Toestellen labelen: Hier kunt u de labels van de beschikbare
verbonden toestellen veranderen.
Toestellen en sensors in het netwerk een naam geven
U kunt een naam geven aan toestellen en sensors die met het
Garmin Marine Network en het
NMEA 2000 netwerk zijn
verbonden.
1
Selecteer Instellingen > Communicatie.
2
Selecteer Marine Network
of
NMEA 2000-instelling
>
Toestellenlijst
.
3
Selecteer een toestel in de lijst aan de linkerkant.
4
Selecteer
Wijzig naam.
5
Voer de naam in en selecteer OK
.
Marine Network
Met het Marine Network kunt u snel en gemakkelijk gegevens
van Garmin randapparatuur delen met de kaartplotters. Als u
een kaartplotter aansluit op een Marine Network, kunt u
gegevens ontvangen van en delen met andere toestellen en
kaartplotters die zijn verbonden met het Marine Network.
Selecteer Instellingen > Communicatie
> Marine Network
.
Alarmen instellen
Navigatiealarmen
Selecteer Instellingen >
Alarmen > Navigatie
.
Aankomst: Hiermee stelt u een alarm in voor wanneer u zich
binnen een opgegeven afstand of tijd van een koerswijziging
of bestemming bevindt.
Krabbend anker: Hiermee stelt u een alarm in voor wanneer u
een opgegeven afstand afdrijft terwijl u voor anker ligt.
Koersfout: Hiermee stelt u een waarschuwing in voor wanneer
de boot een opgegeven afstand van koers raakt.
Het krabbend-ankeralarm instellen
U kunt een alarm laten afgaan wanneer de boot zich meer dan
de toegestane afstand heeft verplaatst. Dit is heel handig
wanneer u 's nachts voor anker ligt.
1
Selecteer Instellingen >
Alarmen > Navigatie > Krabbend
anker
.
2
Selecteer
Alarm om het alarm in te schakelen.
3
Selecteer Stel bereik in en selecteer een afstand op de
kaart.
4
Selecteer
BACK.
Systeemalarmen
Klok: Stelt een wekker in.
Voedingspanning: Hiermee stelt u een alarmsignaal in dat
afgaat als de accuspanning is gedaald tot een opgegeven
voltage.
GPS-nauwkeurigheid: Hiermee stelt u een alarmsignaal in dat
afgaat als de nauwkeurigheid van de GPS-locatie buiten een
door de gebruiker gedefinieerde waarde valt.
Instellingen voor echoloodwaarschuwingen
OPMERKING:
Sommige instellingen vereisen externe
accessoires.
Selecteer
Instellingen
> Alarmen > Echolood
.
Ondiep water: Hiermee stelt u een alarm in dat afgaat als de
diepte onder de opgegeven waarde komt.
Diep water: Hiermee stelt u een alarm in dat afgaat als de
diepte boven de opgegeven waarde komt.
Watertemp.: Hiermee stelt u een alarm in dat afgaat als de
transducer een temperatuur doorgeeft die 2°F (1,1°C) hoger
of lager is dan de opgegeven temperatuur.
Contour: Hiermee kunt u opgeven dat er een alarm moet
afgaan als het toestel een zwevend doel detecteert in de
opgegeven diepte vanaf het wateroppervlak en vanaf de
bodem.
Vis: Hiermee kunt u een geluidsalarm instellen voor als het
toestel een zwevend doel detecteert.
laat het alarm afgaan wanneer vissen van elke
grootte worden gedetecteerd.
laat het alarm alleen afgaan wanneer middelgrote of
grote vissen worden gedetecteerd.
laat het alarm alleen afgaan wanneer grote vissen
worden gedetecteerd.
Weeralarmen instellen
Voordat u weeralarmen kunt instellen, moet u een compatibele
kaartplotter aansluiten op een weertoestel, zoals een GXM
toestel, en beschikken over een geldig weerabonnement.
1
Selecteer Instellingen > Alarmen > Weeralarmen.
2
Schakel alarmen in voor specifieke weersomstandigheden.
Het brandstofalarm instellen
Voordat u een brandstofniveau-alarm kunt instellen, moet een
compatibele brandstofstroomsensor zijn verbonden met de
kaartplotter.
U kunt een alarm laten afgaan wanneer de totale hoeveelheid
resterende brandstof aan boord het door u opgegeven niveau
bereikt.
1
Selecteer Instellingen > Alarmen > Brandstof > Stel tot.
bstof aan boord in > Aan.
2
Voer de resterende hoeveelheid brandstof in waarbij het
alarm moet afgaan en selecteer OK
.
Mijn boot-instellingen
OPMERKING: Voor sommige instellingen en opties zijn extra
kaarten of toestellen vereist.
Selecteer Instellingen >
Mijn boot
.
Diepte en anker: Hiermee kunt u informatie invoeren over de
kiel (De kielcorrectie instellen,
pagina
18)
en het anker.
Temp.correctie: Hiermee kunt u een correctiewaarde instellen
voor de watertemperatuurmeting via een NMEA 0183
watertemperatuursensor of een transducer met
temperatuursensor (De watertemperatuurcorrectie instellen,
pagina 49)
.
Vaarsnelheid kalibreren: Hiermee kalibreert u de transducer
met snelheidsmeting of de snelheidssensor (Een toestel voor
watersnelheid kalibreren, pagina 49).
Brandstofcapaciteit: Hiermee stelt u de gecombineerde
brandstofcapaciteit van alle brandstoftanks op uw vaartuig in
(De brandstofcapaciteit van het vaartuig instellen, pagina 36)
.
Type boot: Schakelt enkele kaartplotterfuncties in op basis van
het boottype.
CZone™: Hiermee stelt u de digitale schakelcircuits in.
Systeemprofielen: Hiermee kunt u uw systeemprofiel opslaan
op een geheugenkaart en systeemprofielinstellingen
importeren vanaf een geheugenkaart. Dit kan handig zijn als
u meerdere boten hebt, of als u uw instellingen wilt delen met
een vriend.
De kielcorrectie instellen
U kunt een kielcorrectie invoeren om de oppervlaktemeting voor
de diepte van een kiel te compenseren, zodat de diepte kan
worden gemeten vanaf de onderkant van de kiel in plaats van
vanaf de locatie van de transducer. Voer voor deze afstand een
48 Toestelconfiguratie