Operation Manual

GPSMAP 400-/500-serie - Gebruikershandleiding 47
Echolood gebruiken
Wittelijn: hiermee wordt de sterkte van het opgevangen signaal van de
bodem gemarkeerd om de hardheid of zachtheid aan te geven.
Uit (standaardinstelling): wittelijn wordt uitgeschakeld.
Hoog: de meest gevoelige instelling. Vrijwel alle sterke retoursignalen
worden wit gemarkeerd weergegeven.
Middel: een groot aantal sterke retoursignalen wordt wit gemarkeerd.
Laag: de minst gevoelige instelling. Alleen de sterkste retoursignalen
worden wit gemarkeerd.
Kleurenschema: kies Wit of Blauw. Hiermee wijzigt u de achtergrond
van alle echoloodschermen, maar niet van het temperatuurlogscherm.
Oppervlak ruis: hiermee kunt u de opgevangen echoloodsignalen nabij het
wateroppervlak weergeven of verbergen. Als u de oppervlakteruis verbergt,
wordt de weergave overzichtelijker.
Gegevensbalken: hiermee kunt u de accuspanning, watertemperatuur,
watersnelheid (als de transducer hiervoor geschikt is), kruissnelheid en
navigatie verbergen of weergeven.
OPMERKING: als u de watertemperatuur of watersnelheid wilt weergeven,
dient de aangesloten transducer geschikt te zijn voor het meten van de
temperatuur, de watersnelheid of allebei. Selecteer Auto om de waarden
weer te geven.
Geavanceerde echoloodinstellingen
Druk op MENU als u de geavanceerde echoloodinstellingen wilt aanpassen
terwijl het echoloodscherm wordt weergegeven.
Echolood pauzeren: hiermee stopt u het schuiven van het echoloodscherm.
Een waypoint markeren bij een geselecteerde diepte:
1. Druk op MENU > Echolood pauzeren terwijl een echoloodscherm
wordt weergegeven.
2. Plaats de aanwijzer met de
tuimelknop boven de vis of structuur die u
wilt markeren.
3. Druk op
SELECT.
Druk in het gepauzeerde scherm op
MENU > Hervat om door te gaan
met schuiven.
Bereik: hiermee past u het bereik van de diepteschaal aan de rechterkant
van het scherm aan (Automatisch of, als u dit handmatig wilt instellen,
Rechts of Links).
Versterking: hiermee bepaalt u de gevoeligheid van de echoloodontvanger
(Automatisch of, als u deze handmatig wilt aanpassen, Rechts of Links).
Als u meer details wilt zien, verhoogt u de versterking. Als het scherm
onoverzichtelijk is, verlaagt u de versterking.
Frequentie: wanneer u een transducer met dubbele frequentie gebruikt,
kunt u bepalen hoe de frequenties op het scherm worden weergegeven
(200 kHz, 50 kHz, Dubbel of Auto).