Operation Manual
52 GPSMAP 400-/500-serie - Gebruikershandleiding
DSC (Digital Selective Calling)
Selecteer Navigeer naar om via Ga naar of Route naar naar de
locatie te gaan die in het positierapport is verzonden (pagina 11).
Sporen van schepen congureren op de navigatiekaart
Als paden worden weergegeven op uw kaartplotter, wordt elke
gerapporteerde positie op de navigatiekaart weergegeven als een zwarte
stip. Een zwarte lijn geeft het pad van een schip aan en de blauwe vlag
verwijst naar de laatst gemelde positie.
Instellen hoe lang spoorpunten worden weergegeven:
1. Selecteer MENU > Overige schepen > DSC > DSC-sporen in een
kaartscherm.
2. Selecteer het aantal uren dat schepen waarvan u de positie bijhoudt,
worden weergegeven op de navigatiekaart. Als u bijvoorbeeld 4 uur
selecteert, worden alle padpunten (van minder dan vier uur oud) voor
bijgehouden schepen weergegeven.
De sporen van schepen waarvan u de positie bijhoudt
uitschakelen:
1. Selecteer MENU > Overige schepen > DSC > DSC-sporen in een
kaartscherm.
2. Selecteer
Uit om paden voor elk schip uit te schakelen.
Het tonen of weergeven van de padlijn van een speciek schip
dat positiemeldingen verzendt:
1. Selecteer in het beginscherm Informatie > Overige schepen > DSC >
DSC-lijst.
•
2. Selecteer het schip in de lijst en kies > Bewerken.
3. Selecteer
Spoor van schip.
Het symbool en de kleur van de padlijn van een schip wijzigen:
1. Selecteer in het beginscherm Informatie > Overige schepen >
DSC-lijst.
2. Selecteer het schip in de lijst en kies >
Bewerken.
3. Selecteer een optie:
Selecteer Symbool om het symbool te bewerken.
Selecteer Lijn van pad om de kleur van de lijn te bewerken.
Een persoonlijke standaardoproep uitvoeren
Wanneer u de Garmin-kaarplotter aansluit op een met Garmin VHF
NMEA 2000 compatibele marifoon, kunt u de interface van de kaartplotter
gebruiken voor het uitvoeren van persoonlijke standaardoproepen. Wanneer
u een persoonlijke standaardoproep uitvoert vanaf de kaartplotter, kunt
u een van de volgende kanalen selecteren voor de communicatie. De
marifoon verzendt dit verzoek tegelijk met uw oproep.
U kunt alleen DSC-kanalen selecteren die beschikbaar zijn in alle
frequenties: 6, 8, 9, 10, 13, 15, 16, 17, 67, 68, 69, 71, 72, 73 of 77.
OPMERKING: het standaardkanaal is 72. U kunt echter Kanaal selecteren
om een ander kanaal te kiezen in de lijst. Als u een ander kanaal selecteert,
gebruikt de kaartplotter dat kanaal voor alle volgende oproepen, totdat u een
oproep uitvoert via een ander kanaal.
•
•