GPSMAP 400-/500-serie ® gebruikshandleiding
© 2010-2012 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen Garmin International, Inc. 1200 East 151st Street, Olathe, Kansas 66062, VS Tel. (913) 397.8200 of (800) 800.1020 Fax (913) 397.8282 Garmin (Europe) Ltd. Liberty House Hounsdown Business Park, Southampton, Hampshire, SO40 9LR, Verenigd Koninkrijk Tel. +44 (0) 870.8501241 (buiten het V.K.) 0808 2380000 (vanuit het V.K.) Fax +44 (0) 870.8501251 Garmin Corporation No. 68, Zangshu 2nd Road, Xizhi Dist. New Taipei City, 221, Taiwan (Republiek China) Tel.
Inleiding Inleiding Deze handleiding bevat informatie over de volgende producten: GPSMAP® 421/421s GPSMAP 521/521s GPSMAP 551/551s GPSMAP 451/451s GPSMAP 526/526s GPSMAP 556/556s Tips en snelkoppelingen • In elk scherm kunt u op HOME drukken om direct terug te keren naar het startscherm. • In elk hoofdscherm kunt u op MENU drukken om toegang te krijgen tot geavanceerde instellingen. • Druk kort op de aan-uitknop om de scherminstellingen aan te passen.
Inleiding Inhoudsopgave Inleiding................................................................................................... i Tips en snelkoppelingen...................................................................................... i Uitleg van de handleiding.................................................................................... i Snelkoppelingen.................................................................................................. i Conformiteitsverklaring.............
Inleiding Informatie weergeven......................................................................... 31 Een kompas weergeven................................................................................... 31 Cijfers weergeven............................................................................................. 31 Reisinformatie weergeven................................................................................ 32 Brandstof- en motormeters weergeven en aanpassen...........................
Inleiding Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke informatie. Hg - lamp(en) in dit product bevat(ten) kwik en dient/ Productregistratie Vul de onlineregistratie vandaag nog in zodat wij u beter kunnen helpen. Ga naar http://my.garmin.com. Bewaar uw originele aankoopbewijs of een fotokopie op een veilige plek.
Aan de slag Aan de slag Overzicht van het toestel Aan-uit/ schermverlichting Bereik (-/+) GPSMAP 526/556 Tuimelschakelaar MARK SELECT MENU NMEA 2000® Vermogen/gegevens HOME Externe GPS-antenne GPSMAP 421/451/ 521/551 SD-kaartuitsparing Illustratie van GPSMAP 526 Vermogen/gegevens NMEA 2000® GPSMAP 400-/500-serie - gebruikershandleiding Externe GPS-antenne 1
Aan de slag Het toestel in- of uitschakelen Als u het toestel wilt inschakelen, druk dan op de aan-uitknop. Als er een scherm met een waarschuwing wordt weergegeven, selecteer dan Akkoord om naar het startscherm te gaan. Opmerking: als u het toestel voor het eerst inschakelt, dient u de aanvankelijke instellingen te configureren. Zie “Toestelinstellingen initialiseren”. Als u het toestel wilt uitschakelen, druk dan op de aan-uitknop.
Aan de slag Tijdzone: hier stelt u de tijdzone in waarvan u de tijd wilt weergeven. Als voor de tijdzone Auto wordt geselecteerd, is de optie voor zomertijd niet beschikbaar omdat deze dan ook op Auto wordt ingesteld. Systeemeenheden: geef aan welke eenheden u op uw scherm wilt weergeven: Statuut, Metrisch of Nautisch, of selecteer Gebruiker als u de eenheden voor diepte, temperatuur, afstand, snelheid, hoogte, volume en druk zelf wilt instellen. De schermverlichting aanpassen 1.
Aan de slag Schakelen tussen de dag- en nachtmodus: 1. Druk kort op de aan-uitknop. 2. Selecteer Kleurmodus. 3. Druk links of rechts op de tuimelschakelaar om tussen de modi heen en weer te schakelen. Het toetsenbord gebruiken Aan-uit/ schermverlichting Bereik (-/+) Tuimelschakelaar MARK SELECT MENU HOME Aan-uit/schermverlichting: houd de knop even ingedrukt om de eenheid in of uit te schakelen. Druk deze knop kort in om de dag-/nachtmodus aan te passen.
Aan de slag MENU: druk op deze knop voor aanvullende instellingen en configuratieopties. Druk wanneer dat wordt aangegeven om terug te keren naar het vorige scherm. GPS-satellietsignalen ontvangen Wanneer u het toestel inschakelt, moet de GPS-ontvanger de gegevens van de satellieten verzamelen en de actuele locatie bepalen. Wanneer het toestel satellietsignalen ontvangt, worden de signaalsterktebalken bovenin het startscherm groen .
Aan de slag • Echolood: echoloodinformatie instellen en openen (pagina 57). Opmerking: u dient een toestel uit de serie S te hebben (zoals een GPSMAP 526s) met een aangesloten transducer om echoloodfuncties te kunnen gebruiken. • Kaart/Echolood: stel een gesplitst scherm in waarin zowel een kaart als het echolood worden weergegeven (pagina 22). • Waarheen?: toegang tot navigatiefuncties (pagina 23).
Kaarten gebruiken Kaarten gebruiken Uw kaartplotter beschikt over een wereldwijde basiskaart of BlueChart g2cartografie voor de Amerikaanse kustlijn of een bepaald land. • Navigatiekaart: geeft alle relevante navigatiegegevens weer die beschikbaar zijn op uw vooraf geïnstalleerde kaarten, waaronder boeien, lichten, kabels, diepten, jachthavens en getijdenstations op één overzichtskaart.
Kaarten gebruiken Overige schepen: bekijk informatie over andere schepen als uw kaartplotter is aangesloten op een extern AIS-toestel (Automatic Identification System) of DSCtoestel (Digital Selective Calling) (pagina 62). Uw boot Getijdenstation Zichtbaar wrak Baken Stop navigatie: stop met het navigeren naar uw bestemming (alleen beschikbaar tijdens het navigeren). Gegevensbalken: de waarden voor onder motor, navigatie, vissen, brandstof of onder zeil tonen of verbergen.
Kaarten gebruiken • Onder motor: de gegevensbalken GPS-snelheid, GPS-koers, Diepte en GPSpositie in- of uitschakelen. Selecteer Instellen gegevensbalk om de gegevens op het scherm in te stellen. • Navigatie: de gegevensbalken Afstand tot bestemming, Aankomst, Van koers en Peiling in- of uitschakelen. Selecteer Auto om de kruisgegevensbalk altijd in te schakelen wanneer u naar een bestemming navigeert. Selecteer Instellen gegevensbalk om andere gegevens te kiezen voor weergave op de kruisgegevensbalk.
Kaarten gebruiken Andere functies die op de meeste kaarten voorkomen zijn dieptelijnen (bij diep water zijn deze wit), getijdenzones, dieptepeilingen (zoals weergegeven op de originele papieren kaart), navigatiehulpmiddelen en symbolen, en obstakels en kabelgebieden. Navigeren naar een punt op de kaart Als u de kaartwijzer verplaatst, ziet u rechtsonder op de kaart de afstand en peiling tussen uw huidige locatie en de coördinaten van de locatie die de kaartwijzer aangeeft.
Kaarten gebruiken Toegang tot overige objectinformatie Met de kaartwijzer ( ) kunt u informatie weergeven over kaartitems, waypoints en kaarten op het scherm. Toegang tot overige objectinformatie: 1. Markeer met de kaartwijzer een item op de navigatiekaart en druk op SELECT. Informatie van het getijdenstation weergeven Informatie van het getijdenstation wordt op de kaart weergegeven door een gedetailleerd pictogram dat het relevante getijdenniveau laat zien.
Kaarten gebruiken Rozen: hiermee geeft u een kompasroos weer rond uw boot waarmee u de kompasrichting aangeeft. De ware of schijnbare windrichting wordt weergegeven als het toestel is aangesloten op een compatibele maritieme windsensor. Windrichtingaanwijzer Kompasroos • Koers boven: de gewenste koers wordt altijd naar boven weergegeven. De koerslijn wordt op het scherm verticaal weergegeven. Detail: hiermee stelt u in hoe gedetailleerd de verschillende zoomniveaus op de kaart worden weergegeven.
Kaarten gebruiken Koerslijn: de boeglijn wordt doorgetrokken in uw reisrichting. Symbolen: de symboolvoorkeuren wijzigen. • Uit: hiermee schakelt u de koerslijn uit. • Grootte van navigatiekenmerken: hiermee past u de grootte van de navigatiesymbolen op de kaart aan. • Afstand: geeft de afstand tot het einde van de koerslijn weer. • Tijd: de benodigde tijd voor het bereiken van het einde van de koerslijn.
Kaarten gebruiken De splitskaart gebruiken Gebruik de splitskaart om de navigatiekaart tegelijkertijd bij twee verschillende zoomniveaus weer te geven. 3D-perspectief gebruiken 3D-perspectief biedt een panoramisch beeld van bovenaf en vanachter uw boot (in overeenstemming met uw koers) en dient als visueel navigatiehulpmiddel.
Kaarten gebruiken • Waypoints: hiermee geeft u bestaande waypoints weer, sorteert of filtert u deze of maakt u nieuwe waypoints. • Nieuw waypoint: hiermee markeert u een nieuw waypoint. • Actieve tracks: hiermee beheert u sporen (pagina 28). • Opgeslagen tracks: hiermee geeft u een lijst met opgeslagen sporen weer. Overige schepen: geef informatie over andere schepen weer.
Kaarten gebruiken Details weergeven over navigatiemiddelen, zoals bakens, lichten en obstructies: 1. Wijs het navigatiemiddel aan met de tuimelschakelaar. Als u de cursor boven het navigatiemiddel plaatst, wordt het desbetreffende middel gemarkeerd. 2. Druk op SELECT om informatie over het navigatiemiddel weer te geven. Gevarenkleuren: de gevarenkleuren in- of uitschakelen. De instelling Uit toont de kust zoals u deze vanaf het water ziet.
Kaarten gebruiken Nav baan brdte: hiermee kunt u de breedte van de koerslijn voor de navigatie aanpassen. Deze instelling heeft ook invloed op routes (Route naar) maar niet op automatische begeleiding (Begeleid naar). Visoog 3D gebruiken Zwevende doelen Aan de hand van de dieptecontouren van de BlueChart g2 Vision-kaarten geeft Visoog 3D een onderwaterweergave van de bodem van de zee of het meer. Met de Bereik-toetsen kunt u de weergave aanpassen.
Kaarten gebruiken De visserijkaart maakt gebruik van gedetailleerde bathymetrische gegevens op een voorgeprogrammeerde SD-kaart van BlueChart g2 Vision en is de meest geschikte kaart voor diepzeevissen. Selecteer in het startscherm Kaarten > Visserijkaart. Zie ''Navigatiekaartmenu'' op pagina 8 voor informatie over instellingen en opties met betrekking tot Kaart volledig scherm, waypoints en sporen, overige schepen en gegevensbalken.
Kaarten gebruiken Opmerking: als deze functie is ingeschakeld, worden de satellietbeelden met hoge resolutie alleen weergegeven bij lagere zoomniveaus. Als de beelden met hoge resolutie van uw BlueChart g2 Vision-regio niet worden weergegeven, zoomt u verder in met de toets Bereik (+) of stelt u de weergave van meer details in (pagina 12).
Kaarten gebruiken Toegang tot luchtfoto's vanaf de navigatiekaart: Met de tuimelschakelaar markeert u een camerapictogram met de aanwijzer en selecteert u Luchtfoto of Herzie. Ruimte boven Perspectief 20 Bewegende indicaties voor getijden en stromingen U kunt de bewegende indicaties van het getijdenstation en de indicatoren voor de stromingen op de navigatiekaart of de visserijkaart weergeven.
Kaarten gebruiken De richting van de stroming wordt met pijlen op de kaart aangegeven. De richting van elke pijl geeft de richting van de stroming bij de desbetreffende locatie op de kaart aan. De kleur van de stromingspijl geeft het snelheidsbereik van de stroming op die locatie aan. Wanneer u de cursor over de richtingindicator van de stroming beweegt, wordt de snelheid van de stroming op die locatie boven de richtingindicatie weergegeven.
Kaarten gebruiken Het kaart-/echoloodscherm gebruiken Opmerking: het kaart-/echoloodscherm is net als het echoloodscherm alleen beschikbaar als u een toestel met echoloodfunctionaliteit gebruikt waarop een transducer is aangesloten. Druk op MENU voor toegang tot meer instellingen of opties voor het kaart-/echoloodscherm. In het kaart-/echoloodscherm kunt u tegelijkertijd de navigatiekaart, de visserijkaart en 3D Roergangerbeeld of Visoog 3D en het echolood weergeven.
Waarheen? Waarheen? Gebruik de optie Waarheen? in het startscherm om te zoeken en te navigeren naar waypoints, routes, sporen en services, zoals garages en hellingen in de buurt. Opmerking: u moet waypoints instellen en routes maken voordat u naar waypoints kunt navigeren. Naar een bestemming navigeren U kunt zoeken en navigeren naar waypoints, routes, sporen en services, zoals garages en hellingen in de buurt.
Waarheen? 3. Selecteer een bestemming. Opmerking: druk op de pijl-rechts of -links om meer informatie weer te geven of om de locatie op een kaart weer te geven. Stoppen met navigeren: Druk op MENU en selecteer Stop navigeren. 4. Selecteer Navigeer naar. Een bestemming zoeken op naam: 1. Selecteer in het startscherm Waarheen? > Zoek op naam. 5. Selecteer Ga naar. OF Selecteer Begeleid naar selecteren voor automatische begeleiding als u een voorgeprogrammeerde BlueChart g2 Vision-kaart gebruikt. 2.
Waarheen? Waypoints maken en gebruiken U kunt maximaal 3000 waypoints opslaan met een door de gebruiker gedefinieerd(e) naam, symbool, diepte, watertemperatuur en opmerking voor elke waypoint. • Pijl-rechts of -links: hiermee schakelt u tussen waypointinformatie en de navigatiekaart. Opmerking: door de toets MARK te selecteren maakt u alleen een waypoint van uw huidige locatie. Een nieuw waypoint maken: 1.
Waarheen? Informatie over een waypoint bekijken op de navigatiekaart: 1. Markeer in de navigatiekaart het waypoint met de kaartwijzer ( ) en druk op SELECT. 2. Selecteer een optie. • Selecteer Herzie of de naam van het waypoint om de details van objecten in de buurt van de cursor weer te geven. (De knop Herzie wordt alleen weergegeven wanneer er meer dan één waypoint in de buurt is.) • Selecteer Navigeren naar om naar de geselecteerde locatie te gaan.
Waarheen? 4. Druk op SELECT. Herhaal deze stap om meer koerswijzigingen toe te voegen. 4. Kies de locatie voor de eerste wending en druk op SELECT. Herhaal dit tot de route compleet is. 5. Selecteer MENU om de route op te slaan. 6. Selecteer de route om de route te bewerken, te verwijderen of naar de route te navigeren. Een route maken met gebruik van Automatische begeleiding (wanneer een vooraf geprogrammeerde BlueChart g2 Vision-kaart wordt gebruikt): 1. Selecteer uw bestemming op de navigatiekaart. 2.
Waarheen? Een route verwijderen: 1. Selecteer in het startscherm Informatie > Gebruikergegevens > Routes. 2. Selecteer de route die u wilt verwijderen. 3. Selecteer Verwijder > OK. Als de route is opgeslagen, wordt u gevraagd “Ook alle route waypoints wissen?” Ongebruikte waypoints zijn waypoints op de route die niet worden gebruikt door een andere route. Een waypoint op een route omzeilen: 1. Maak een route zoals eerder beschreven. 2. Selecteer het waypoint dat volgt op het waypoint dat u omzeilt. 3.
Waarheen? Het actieve spoor wissen: Selecteer in de navigatie- of 3D-perspectief-kaart MENU > Waypoints en tracks > Actieve tracks > Wis actieve track. Het geheugen met sporen wordt leeggemaakt. Het opnemen van het huidige spoor gaat door. Het actieve spoor volgen in tegengestelde richting: 1. Selecteer in de navigatie- of 3D-perspectief-kaart MENU > Waypoints en tracks > Actieve tracks > Volg actieve track. 2. Selecteer de tijd waarop het huidige spoor is begonnen of Gehele log. 3.
Waarheen? BlueChart g2 Vision gebruiken OPMERKING • Luchtfoto's: luchtfoto's van jachthavens en andere belangrijke navigatiepunten helpen u een beeld te krijgen van uw omgeving. Gegevenskaarten van BlueChart g2 Vision zijn niet waterbestendig. Bewaar de kaart die u niet gebruikt, in de originele verpakking en op een veilige plaats en laat de kaart niet in het zonlicht of de regen liggen om beschadiging te voorkomen.
Informatie weergeven Informatie weergeven Via het scherm Informatie hebt u toegang tot informatie over de dashboardmeters, getijden, stromingen, gebruikergegevens en andere schepen. Een kompas weergeven Selecteer in het startscherm Informatie > Dashboard > Kompas. Cijfers weergeven U kunt numerieke gegevens weergeven en aanpassen, zoals de diepte, GPS en navigatie-informatie. U kunt het aantal weergegeven velden en het type informatie in elk veld aanpassen.
Informatie weergeven 3. Selecteer het aantal velden dat u wilt weergeven (3, 4, 5 of 6). 4. Selecteer de gegevens die u in elk veld wilt weergeven. Selecteer een veld om aanvullende informatie te bekijken die kan worden weergegeven of selecteer Wijzig pagina en druk op de Bereiktoetsen (-/+) om aanvullende velden weer te geven. Reisinformatie weergeven Selecteer in het startscherm Informatie > Dashboard > Trip.
Informatie weergeven Selecteer in het startscherm Informatie > Dashboard > Motor. 3. Selecteer Metergrenzen > Aangepast. De motormeterschermen doorlopen 4. Selecteer de meter die u wilt instellen (Schaalmin., Schaalmax., Vastgest. min of Vastgest. max). 2. Gebruik de pijlen naar links en naar rechts op de tuimelschakelaar om naar een ander meterscherm te gaan. 5. Selecteer de gewenste grens. 1. Selecteer in het startscherm Informatie > Dashboard > Motor.
Informatie weergeven Het aantal motoren selecteren dat door de meters wordt weergegeven De brandstofmeters kunnen informatie over maximaal vier motoren weergeven. 1. Selecteer in het startscherm Informatie > Dashboard > Motor > MENU > Meterinstellingen > Motorselectie > Aant. motoren. 2. Selecteer het aantal motoren. 3. Selecteer Terug.
Informatie weergeven Selecteer in het startscherm Informatie > Dashboard > Motor > MENU > Meterinstellingen > Brandstofweergave. • Gebr. totaal brandstofniveau: geef hiermee de numerieke waarde weer voor de totale hoeveelheid brandstof. • Gebr. brandstoftankniveaus > Aantal brandstoftanks: geef hiermee een grafische weergave van alle geselecteerde tanks.
Informatie weergeven Windmeters weergeven en aanpassen Selecteer in het startscherm Informatie > Dashboard > Wind. Close hauledwindmeter Windmeter Kompas De werkelijke wind, schijnbare wind of grondwind voor de windmeters selecteren De kaartplotter moet zijn aangesloten op de hieronder vermelde randapparatuur om de gegevens te kunnen registreren die in de windsnelheidgrafiek worden weergegeven.
Informatie weergeven De bron van de koers configureren U kunt de bron van de koers opgeven die in de windmeter moet worden weergegeven. De magnetische koers bevat de koersgegevens die van een koerssensor (of magnetische sensor) afkomstig zijn; de GPS-koersgegevens worden door de GPS van de kaartplotter berekend. Selecteer in het startscherm Informatie > Dashboard > Wind > MENU > Bron van koers.
Informatie weergeven Getijdeninformatie weergeven In het scherm met verwachte getijden kunt u getijdeninformatie weergeven. Opmerking: u kunt informatie over zowel het getijden- als het stromingenstation direct selecteren op de navigatiekaart. Opmerking: om de informatie van het stromingenstation te kunnen weergeven, hebt u een BlueChart g2 Vision-kaart nodig. Zon- en maaninformatie weergeven 1. Selecteer Informatie > Getijden en stromingen > Stromingen. 2. Selecteer een stromingenstation.
Informatie weergeven Informatie over de zon- en maanstanden voor een andere datum weergeven U kunt een datum en tijd selecteren waarvoor u informatie over de zon- en maanstanden wilt weergeven en u kunt de maanfase voor de geselecteerde datum en tijd weergeven. 1. Selecteer in het startscherm Informatie > Zon en maan > Datum. 2. Wijzig de datum om getijdeninformatie voor een andere datum weer te geven.
Informatie weergeven Gegevens (waypoints, routes, sporen) overdragen van of naar een SDkaart: 1. Plaats een SD-kaart in de SD-kaartuitsparing aan de voorkant van het toestel. De geïntegreerde kaarten kopiëren naar een SD-kaart: 1. Plaats een SD-kaart (van minstens 4 GB) in de SD-kaartuitsparing aan de voorkant van het toestel. 2. Selecteer in het startscherm Informatie > Gebruikergegevens > Data verzenden > Bewaar op kaart. 2.
Informatie weergeven 3. Maak een keuze uit de volgende mogelijkheden: • Selecteer de bestandsnaam in de lijst. • Selecteer Voeg nieuw bestand toe om een nieuw bestand te maken. Voer de bestandsnaam in met gebruik van de tuimelschakelaar en druk op SELECT. 4. Verwijder de SD-kaart uit het toestel en plaats deze in een SD-kaartlezer die is aangesloten op een computer. 5. Open in Windows® Verkenner de map Garmin\UserData op de SD-kaart. 6.
Informatie weergeven Informatie over AIS AIS waarschuwt u als er zich schepen in uw buurt bevinden. Wanneer de kaartplotter is aangesloten op een extern AIS-toestel, kan de kaartplotter AISinformatie geven over andere schepen in de nabijheid die een transponder hebben en die actief AIS-informatie uitzenden.
Informatie weergeven Het doel is geactiveerd. Het object wordt groter op de kaart. Een groene lijn die aan het object vastzit, geeft de voorliggende koers van het object aan. De MMSI, snelheid en richting van het schip staan onder het object als de instelling hiervoor is gezet op Toon (pagina 45). Als de AIS-transmissie van het schip is weggevallen, wordt er een melding weergegeven. Het doel is weggevallen. Een groene X geeft aan dat de AIS-transmissie van het schip is weggevallen.
Informatie weergeven van invloed zijn op de berekende koerslijn. Geprojecteerde koers Wanneer er door een geactiveerd AIS-doel informatie over de koers over de grond, de voorliggende koers of de richting van de koerswijziging wordt aangeleverd, wordt de geprojecteerde koers van het object berekend op basis van de informatie over de koers over de grond en de richting van de koerswijziging.
Informatie weergeven AIS-schepen op een kaart of een 3D-kaart weergeven AIS werkt alleen als er een extern AIS-toestel en signalen van een actieve transponder van andere schepen worden gebruikt. U kunt instellen hoe andere schepen op een kaart of een driedimensionale weergave van een kaart worden weergegeven. Het weergavebereik dat voor één kaart of één 3D-kaart wordt opgegeven, heeft alleen betrekking op die kaart of 3D-kaart.
Informatie weergeven 2. Selecteer Navigatiekaart, Visserijkaart, 3D-perspectief of 3D Roergangerbeeld. 2. Selecteer Navigatiekaart, Visserijkaart, 3D-perspectief of 3D Roergangerbeeld. 3. Gebruik de tuimelschakelaar om een AIS-schip te selecteren. Druk op SELECT. 3. Selecteer MENU > Overige schepen > AIS-alarm > Aan. 4. Selecteer AIS-schip. Een doel voor een AIS schip deactiveren Opmerking: 3D Roergangerbeeld is alleen beschikbaar als u een BlueChart g2 Vision SD-kaart gebruikt.
De kaartplotter configureren De AIS-lijst bevat informatie over alle schepen waar uw toestel toezicht op houdt. In de AIS-lijst ziet u de MMSI's of de namen van de AIS-boten (als de boot deze namen uitzendt). De lijst is gesorteerd op bereik. De dichtstbijzijnde boot staat boven aan de lijst. 1. Selecteer Kaarten in het startscherm. 2. Selecteer Navigatiekaart, Visserijkaart, 3D-perspectief of 3D Roergangerbeeld. 3. Selecteer MENU > Overige schepen > AIS-lijst.
De kaartplotter configureren De kaartplotter configureren U kunt de toestelinstellingen configureren in het configuratiescherm. Systeeminformatie weergeven U kunt de softwareversie, de basiskaartversie, aanvullende kaartinformatie (indien beschikbaar) en het toestel-ID voor uw kaartplotter weergeven. U kunt deze gegevens nodig hebben om de systeemsoftware bij te werken of aanvullende kaartgegevens aan te schaffen. Selecteer in het startscherm Configureer > Systeem > Systeeminformatie.
De kaartplotter configureren De eenheden configureren Kaartdatum: hiermee wijzigt u het coördinatensysteem waarop de kaart is gebaseerd. Wijzig de kaartdatum alleen wanneer u een kaart met een afwijkende kaartdatum gebruikt. Systeemeenheden: een algemene instelling die tegelijkertijd verschillende eenheden definieert: Statuut (m/u, vt, ºF), Metrisch (k/u, m, ºC), Nautisch (kt, vt, ºF) of Aangepast.
De kaartplotter configureren De navigatievoorkeuren configureren Als u de navigatievoorkeuren wilt wijzigen, selecteert u Configureer > Voorkeuren > Navigatie in het startscherm. Routelabels: hiermee bepaalt u voor opgeslagen routes of koerswijzigingen in de route worden genummerd (Wijziging 1, Wijziging 2, enz.), worden aangegeven met een waypointnaam en of de beschrijvingen worden verborgen.
De kaartplotter configureren • Als u tevreden bent met de plaatsing van de autobegeleidingslijn, selecteer dan MENU > Navigatieopties > Navigatie stoppen. Ga door naar stap 11. • Als de automatische begeleidingslijn te dicht bij bekende obstakels is geplaatst, selecteert u Configureer > Voorkeuren > Navigatie > Autobegeleiding > Afstand kustlijn > Ver in het startscherm.
De kaartplotter configureren Seriële poort 2 (indien ondersteund): configureer de invoer-/uitvoerindeling die voor seriële poort 2 moet worden gebruikt wanneer u uw kaartplotter aansluit op externe NMEA-toestellen, een computer of andere Garmin-toestellen. • Toestellen labelen: hiermee kunt u uw motoren en tanks een naam geven zodat u hun locatie op de boot beter kunt identificeren.
De kaartplotter configureren 2. Selecteer het type tank dat u wilt verwijderen. 3. Selecteer Kies namen. 4. Selecteer een tank. • Type: kies of u alleen een aankomstalarm wilt horen wanneer u uw bestemming nadert of ook wanneer u koerswijzigingen nadert. Selecteer Uit om het aankomstalarm uit te schakelen. 5. Selecteer de locatie van de tank: Bakboord (B), Midden (M), Stuurboord (S), Voorsch. (V) of Achter. (A).
De kaartplotter configureren Accu: hiermee stelt u een waarschuwing in voor wanneer de accuspanning is gedaald tot een opgegeven spanning. Vis: hiermee stelt u een waarschuwing in voor wanneer het toestel een zwevend doel met de opgegeven symbolen detecteert. GPS-miswijzing: hiermee stelt u een waarschuwing in voor wanneer de nauwkeurigheid van de GPS-positie de door u ingestelde waarde overschrijdt. : u hoort een alarm voor alle vissen die worden gedetecteerd.
De kaartplotter configureren Mijn boot configureren Als u de instellingen voor uw boot wilt configureren, dient u in het startscherm Configureer > Mijn boot te selecteren. Kiel offset: een offset is een correctiewaarde. Hier kunt u de afstand tussen de transducer en de onderkant van de kiel opgeven zodat de diepte vanaf de bodem van de kiel wordt gemeten in plaats vanaf de positie van de transducer. Voer voor deze afstand een positief getal in.
De kaartplotter configureren Brandstofcapaciteit: typ hier de totale brandstofcapaciteit van uw boot. • Tijd tot (veilige zone): hiermee stelt u een waarschuwing in voor wanneer AIS of MARPA vaststelt dat een vaartuig of voorwerp de veilige zone binnen het vooraf ingestelde tijdinterval (van 1 tot 24 minuten) zal doorkruisen. • AIS-alarm: als Aan is geselecteerd wordt er een bericht weergegeven (“AIS: Gevaarlijke echo) als een vaartuig de veilige zone binnen vaart.
Echolood gebruiken Echolood gebruiken Wanneer de volgende kaartplotters zijn aangesloten op een transducer, kunnen ze als viszoeker worden gebruikt: GPSMAP 421s GPSMAP 521s GPSMAP 551s GPSMAP 451s GPSMAP 526s GPSMAP 556s Diepte Temperatuur Snelheid Zwevende doelen Bereik Het volledige scherm Selecteer de optie Volledig scherm om de echoloodgegevens van de transducer op het hele scherm weer te geven. Transducerfrequentie Selecteer in het startscherm Echolood > Volledig scherm.
Echolood gebruiken Het gesplitste frequentiescherm Op het gesplitste frequentiescherm (alleen bij een transducer met dubbele frequentie) ziet u zowel de 50-kHz als de 200-kHz grafiek in hetzelfde scherm. Aan de linkerkant wordt een 50 kHz-frequentiegrafiek weergegeven. Aan de rechterkant wordt een 200 kHz-frequentiegrafiek weergegeven. Het gesplitste zoomscherm Op het gesplitste zoomscherm beschikt u over de volledige echoloodgegevens in de grafiek en een gedeelte daarvan in een ingezoomde uitsnede.
Echolood gebruiken Het dieptelogscherm In het scherm Dieptelog wordt een grafiek bijgehouden waarin de dieptewijzigingen zijn afgezet tegen de tijd. De huidige diepte wordt in de linkerbovenhoek weergegeven. Selecteer in het startscherm Echolood > Temp log. Druk op MENU om de duur en de schaal voor het logboek in te stellen.
Echolood gebruiken Het echolood instellen In het scherm Echoloodinstelling kunt u de instellingen voor alle echoloodschermen definiëren en instellen. Selecteer in het startscherm Echolood > Echoloodinstelling. Schuifsnelheid: hiermee past u de snelheid aan waarmee het echolood van rechts naar links schuift (Ultrascroll™, Snel, Middelmaat, of Langzaam).
Echolood gebruiken ◦◦ Middelmaat: een groot aantal sterke retoursignalen wordt wit gemarkeerd. ◦◦ Laag: de minst gevoelige instelling. Alleen de sterkste retoursignalen worden wit gemarkeerd. Kleurenschema: kies wit of blauw. Hiermee wijzigt u de achtergrond van alle echoloodschermen, maar niet van het temperatuurlogscherm. Geavanceerde echoloodinstellingen Druk op MENU als u de geavanceerde echoloodinstellingen wilt aanpassen terwijl het echoloodscherm wordt weergegeven.
DSC (Digital Selective Calling) DSC (Digital Selective Calling) De kaartplotter in combinatie met een marifoon gebruiken In de volgende tabel ziet u welke functies beschikbaar zijn wanneer u uw kaartplotter via een NMEA 0183-netwerk of een NMEA 2000-netwerk aansluit op een marifoon. Functie NMEA 0183marifoon NMEA 2000marifoon Garmin NMEA 0183-marifoon Garmin NMEA 2000-marifoon De kaartplotter kan uw GPS-positie doorsturen naar uw marifoon.
DSC (Digital Selective Calling) DSC in- of uitschakelen: 1. Selecteer Configureer > Overige schepen. 2. Selecteer DSC om deze functie in of uit te schakelen. Een DSC-contactpersoon toevoegen U kunt oproepen naar een DSC-contactpersoon uitvoeren vanaf de kaartplotter. Op pagina 65 vindt u informatie over het uitvoeren van een persoonlijke standaardoproep. 1. Druk terwijl een kaart wordt weergegeven op MENU > Overige schepen > DSC > DSC-lijst > Contactpersoon toevoegen. 2.
DSC (Digital Selective Calling) Noodoproepen (man-over-boord) uitvoeren via een marifoon Wanneer uw Garmin-kaartplotter is verbonden met een marifoon die compatibel is met Garmin NMEA 2000 en u een noodoproep voor man-over-boord initieert vanaf uw marifoon, wordt het man-over-boordscherm weergegeven op de Garmin-kaartplotter en wordt u gevraagd naar het punt te navigeren waar de persoon van boord is gevallen.
DSC (Digital Selective Calling) • Selecteer Navigeer naar om via Ga naar of Route naar naar de locatie te gaan die in het positierapport is verzonden (pagina 10). Sporen van schepen configureren op de navigatiekaart Als er sporen op uw kaartplotter worden weergegeven, wordt elke gerapporteerde positie op de navigatiekaart als een zwarte stip weergegeven. Een zwarte lijn geeft het spoor van een schip aan en de blauwe vlag verwijst naar de laatst gemelde positie.
DSC (Digital Selective Calling) Een persoonlijke standaardoproep uitvoeren: 1. Selecteer terwijl een kaart wordt weergegeven MENU > Overige schepen > DSC > DSC-lijst. 2. Selecteer in de lijst het station dat u wilt oproepen. 3. Selecteer Herzie > Oproepen met marifoon. 4. Selecteer Verzenden om de informatie over de oproep naar de marifoon te verzenden. 5. Selecteer Oproep op uw Garmin-marifoon.
Appendix Appendix Specificaties Fysieke specificaties Afmetingen: 400-serie: B × H × D: 14,5 cm × 12,7 cm × 7,6 cm (5,7 inch × 5,0 inch × 3,0 inch) 500-serie: B × H × D: 15,0 cm × 16,3 cm × 7,4 cm (5,9 inch × 6,4 inch × 2,9 inch) Prestaties Ontvanger: uiterst gevoelige ontvanger met 14 parallelle kanalen, geschikt voor WAAS: GPSMAP 421/421s GPSMAP 521/521s GPSMAP 451/451s GPSMAP 551/551s uiterst gevoelige ontvanger met 12 parallelle kanalen, geschikt voor WAAS: GPSMAP 526/526s GPSMAP 556/556s Gewich
Appendix Zoektijden: (gemiddeld voor een vaste ontvanger met onbelemmerd zicht op de hemel) GPSMAP 421/421s GPSMAP 521/521s GPSMAP 451/451s GPSMAP 551/551s Warm*: circa 1 seconde Koud**: circa 38 seconden GPSMAP 526/526s Voeding Voedingsbron: 10-32 Vdc Verbruik: 15 W max. bij 13,8 Vdc Zekering: AGC/3AG - 3,0 A Echolood GPSMAP 556/556s Warm*: circa 15 seconden Koud**: circa 45 seconden *Warm: het toestel bevindt zich op of nabij de laatste locatie waar u onlangs naar satellieten hebt gezocht.
Appendix Alarm en berichten Datakaart onbeschrijfbaar. Mogelijk al vol: een fout bij het lezen van de kaart. Verwijder de kaart en plaats deze opnieuw. Neem contact op met uw dealer of met de technische ondersteuning van Garmin als het probleem zich blijft voordoen. Aankomst bij [naam van waypoint]: u bent op het waypoint van bestemming aangekomen. Als dit bericht wordt weergegeven, kunt u de Navigatie stoppen. Datakaart onleesbaar: kaart onleesbaar, verwijder de kaart en plaats deze opnieuw.
Appendix Gebruikerkaart niet gevonden. Plaats kaart: u hebt geprobeerd gebruikergegevens over te brengen, maar er is geen SD-kaart met gebruikergegevens in de SD-kaartuitsparing geplaatst. Geen waypoints/routes/sporen/eigen waypoints gevonden: gebruiker heeft geprobeerd gebruikergegevens over te brengen van een SD-kaart die de opgegeven typen gegevens niet bevat. Zorg dat er gegevens om over te brengen op de SD-kaart staan.
Appendix Ontvangst weggevallen: het toestel ontvangt geen satellietsignalen meer. Controleer de antenneaansluitingen of ga naar een locatie met een onbelemmerd zicht op de hemel. Route bestaat al: u hebt een routenaam opgegeven die al in het geheugen staat. Wijzig de routenaam of verwijder de vorige routenaam. Route opgedeeld: een route die u van een ander toestel hebt verzonden, beschikt over meer dan 250 waypoints en is opgedeeld om op uw toestel te passen.
Appendix Waypointgeheugen vol: u hebt het maximale aantal waypoints opgeslagen. Verwijder ongewenste waypoints om ruimte te maken voor de nieuwe vermeldingen. Wekker: de wekker is afgegaan. Schermafbeeldingen vastleggen U kunt een opname maken van elk scherm dat op uw toestel wordt weergegeven en deze opname opslaan als een bitmapbestand (.bmp) en dat overdragen naar uw computer. Schermafbeeldingen maken: 1. Plaats een SD-kaart in de SD-kaartuitsparing aan de voorkant van het toestel. 2.
Appendix Honda Engine ECO-symbool Het -symbool wordt weergegeven wanneer boten met een NMEA 2000compatibele Honda-motor in een brandstofbesparende modus werken en het toerental (RPM) van de motor wordt weergegeven. Raadpleeg de handleiding van de Honda-motor om te bepalen of de motor NMEA 2000-compatibel is. NMEA 2000 De kaartplotters uit de GPSMAP 400- en GPSMAP 500-serie zijn NMEA 2000gecertificeerd en kunnen gegevens ontvangen van een op de boot geïnstalleerd NMEA 2000-netwerk.
Index Index Symbolen 3D-perspectief 14 3D Roergangerbeeld 15 kleuren 16 A AIS SART 42 A-scope 60 Aan-uit/schermverlichting, toets 4 aankomstalarmen 53 aanpassen kaartinstellingen 11 aanvaringsgevaar 56 Actieve sporen 15 Afstandcirkels 15, 16 Afstand kustlijn 50 afstand meten 26 AIS 41, 42, 56, 66 gevaren 43 symbolen voor doelen 42 AIS-alarm 56 alarmen 53, 69–72 aanvaring 56 accu 54 AIS 56 brandstof 54 74 diep water 54 echolood 54 GPS-nauwkeurigheid 54 klok 53 koersfout 53 k
Index gegevens overbrengen 40 Gegevensbalken 3D-perspectief-kaart 15 echolood 60 navigatiekaart 8 onder zeil 9 Visoog 3D-kaart 17 gegevensbalk Onder zeil 9 gegevens overbrengen 39, 40 Gegevensoverdracht 39 geleiden naar 23 Gesplitste frequentie 58 Getijde/stromingen 11 Geanimeerd 11 getijdenstations 37 informatie weergeven 11 Gevarenkleuren 16 gevarenkleuren 16 GPS 5, 48, 68 GPS-koers 37 grid noorden 49 grondwind 36 Grootte van navigatiekenmerken 13 H Handmatig zoomen 61 Hemelzicht
Index Opslaan op kaart 40, 48 Overige schepen 56 P pictogram 13 Pieper/scherm 48 positie bijhouden 64 Positieformaat 49 Positie Precisie 52 positierapport 64 Presentatie 60 productregistratie iv product registreren iv R radio 62 route bewerken 27 route naar 23 routes bewerken 27 labels 50 maken 26 verwijderen 28 weergeven 39 Rozen 12 Ruisonderdrukking 61 76 S SART 42 satellietbeelden inschakelen 18 Scherm 48 schermafbeeldingen 72 schermverlichting aanpassen 3 schijnbare wind
Index waypoint verwijderen 26 weergeven andere schepen 41 gebruikergegevens 39 getijdenstations 37 stromingen 38 Wijzig waypoint 25 windmeter 36 close hauled 36, 37 Wis gebruikergegevens 39 Wittelijn 60 Z zekering 68 zomertijd 49 zon en maan 38 zoomen 61 2x 61 4x 61 gesplitst 61 handmatig 61 GPSMAP 400-/500-serie - gebruikershandleiding 77
Voor de nieuwste gratis software-updates (exclusief kaartgegevens) kunt u gedurende de gehele levensduur van uw Garmin-producten terecht op de website van Garmin: www.garmin.com. © 2010-2012 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen Garmin International, Inc. 1200 East 151st Street, Olathe, Kansas 66062, VS Garmin (Europe) Ltd. Liberty House, Hounsdown Business Park, Southampton, Hampshire, SO40 9LR, Verenigd Koninkrijk Garmin Corporation No. 68, Zangshu 2nd Road, Xizhi Dist.