Operation Manual

20 GPSMAP 400-/500-serie - gebruikershandleiding
Kaarten gebruiken

Met de  markeert u een camerapictogram met de aanwijzer
en selecteert u  of .


U kunt de bewegende indicaties van het getijdenstation en de indicatoren voor de 
stromingen op de navigatiekaart of de visserijkaart weergeven. Dan moet de 
informatie over het getijdenstation en de stromingsrichting wel op de 
voorgeladen kaart of in de BlueChart g2 Vision-regio beschikbaar zijn. U moet 
ook een waarde bij Geanimeerd voor de instelling  
Getijden/stromingen selecteren (pagina 11).
Een getijdenstation wordt als een verticale balk met een pijl 
op de kaart aangegeven. Een omlaag wijzende rode pijl wijst 
op een afgaand getijde en een omhoog wijzende pijl wijst 
op een opkomend getijde. Wanneer u met de cursor over de 
indicatie van het getijdenstation gaat, wordt de hoogte van het 
getijde bij het station boven de stationsindicatie weergegeven.


Perspectief
Ruimte boven