Operation Manual
26 GPSMAP 400-/500-serie - gebruikershandleiding
Waarheen?
1. Markeer in de navigatiekaart het waypoint met de kaartwijzer ( ) en druk op
.
2. Selecteer een optie.
• Selecteer of de naam van het waypoint om de details van objecten
in de buurt van de cursor weer te geven. (De knop wordt alleen
weergegeven wanneer er meer dan één waypoint in de buurt is.)
• Selecteer om naar de geselecteerde locatie te gaan.
• Selecteer om een waypoint op de plaats van de
cursor te maken.
• Selecteer om getijden (pagina 37), stromingen (pagina 38),
zon- en maanstanden (pagina 38), kaartnotities of informatie over
plaatselijke diensten in de buurt van de cursor weer te geven.
1. Markeer in de navigatiekaart het voorwerp met de kaartwijzer ( ) en druk op
> . De informatie van de meting wordt rechtsonder op
het scherm weergegeven. Gebruiker de om de aanwijzer
te verplaatsen en de afstand tot andere locaties te meten. Selecteer >
om de meetlijn te verwijderen.
Selecteer in het startscherm > >
> . U kunt de lijst vervolgens sorteren op naam, symbool
of afstand vanaf uw huidige locatie. U kunt de lijst ook lteren op naam of
symbool.
1. Markeer in de navigatiekaart het waypoint of de MOB met de kaartwijzer ( ).
OF
Ga naar het startscherm en selecteer > >
.
2. Selecteer het waypoint dat of de MOB die u wilt verwijderen.
3. Selecteer > (de knop is alleen zichtbaar wanneer
zich meerdere waypoints in de buurt bevinden.)
U kunt maximaal 100 routes berekenen en opslaan, met maximaal 250 waypoints
voor elke route.
1. Selecteer uw bestemming op de navigatiekaart met behulp van de
kaartwijzer ( ).
2. Selecteer > .
3. Selecteer met de kaartwijzer (
) de locatie waarop u de laatste
koerswijziging in de richting van uw bestemming wilt nemen.