Operation Manual
GPSMAP 400-/500-serie - gebruikershandleiding 29
Waarheen?
Selecteer in de navigatie- of 3D-perspectief-kaart >
> > . Het geheugen met sporen
wordt leeggemaakt. Het opnemen van het huidige spoor gaat door.
1. Selecteer in de navigatie- of 3D-perspectief-kaart >
> > .
2. Selecteer de tijd waarop het huidige spoor is begonnen of .
3. Volg de gekleurde lijn op het scherm.
1. Selecteer in de navigatie- of 3D-perspectief-kaart >
> .
2. Selecteer het spoor dat u wilt bewerken of verwijderen.
3. Selecteer om de naam of kleur van het spoor te wijzigen of
selecteer om het spoor te verwijderen.
Selecteer in de navigatie- of 3D-perspectief-kaart >
> > .
: selecteer , of .
: er wordt geen spoor vastgelegd.
: het logboek met sporen wordt bijgehouden tot het geheugen vol is.
: het logboek met sporen wordt continu bijgehouden, waarbij de
oudste spoorgegevens worden vervangen door nieuwe gegevens.
: hiermee bepaalt u de frequentie waarmee de spoorcurve wordt
geregistreerd. Het frequent registreren van proelen is nauwkeuriger maar
hierdoor raakt het logboek met sporen wel sneller vol.
: hiermee kunt u instellen of het interval wordt bepaald door afstand,
tijd of resolutie. (Selecteer om de waarde in te stellen.)
: hiermee wordt het spoor geregistreerd op basis van een afstand
tussen twee punten.
: hiermee wordt het spoor geregistreerd op basis van een tijdsinterval.
: hiermee wordt het spoorproel geregistreerd op basis van een
afwijking van uw koers. Deze instelling wordt aanbevolen voor het meest
efciënte gebruik van het geheugen. De afstandswaarde () is de
maximale toegestane fout van de werkelijke koers voordat er een spoorpunt
wordt geregistreerd.
: de waarde van het interval instellen.
: de kleur van de spoorcurve instellen.