Operation Manual
GPSMAP 400-/500-serie - gebruikershandleiding 63
DSC (Digital Selective Calling)
1. Selecteer > .
2. Selecteer om deze functie in of uit te schakelen.
U kunt oproepen naar een DSC-contactpersoon uitvoeren vanaf de kaartplotter.
Op pagina 65 vindt u informatie over het uitvoeren van een persoonlijke
standaardoproep.
1. Druk terwijl een kaart wordt weergegeven op > >
> > .
2. Voer met de het MMSI (Maritime Mobile Service Identity)-
nummer van het schip in en druk op .
3. Voer de naam van het schip in met behulp van het toetsenbord op het scherm
en selecteer .
De DSC-lijst is een overzicht van de meest recente DSC-oproepen en andere
DSC-contactpersonen die u hebt ingevoerd. De DSC-lijst kan maximaal 100
vermeldingen bevatten. De DSC-lijst geeft de meest recente oproepen weer die
vanaf een boot zijn gemaakt. Wanneer een tweede oproep van dezelfde boot
wordt ontvangen, vervangt deze de eerste oproep van deze boot in de lijst.
Selecteer > > > in een kaartscherm.
Als uw Garmin-kaarttplotter en marifoon via NMEA 0183 of NMEA 2000
zijn verbonden, ontvangt u een waarschuwing van uw kaartplotter wanneer uw
marifoon een DSC-noodoproep ontvangt. Als er positiegegevens zijn verzonden
bij de noodoproep, wordt die informatie tegelijk met de oproep opgenomen en
beschikbaar gesteld.
Het symbool
verwijst naar een noodoproep in de DSC-lijst en markeert op de
navigatiekaart de positie van een schip op het moment dat de DSC-noodoproep
werd verzonden.
1. Selecteer om informatie over de oproep weer te geven.
2. Maak een keuze uit de volgende mogelijkheden:
• Selecteer om met de marifoon een persoonlijke
standaardoproep uit te voeren naar het in nood verkerende schip
(pagina 65). Deze optie is alleen beschikbaar als u een met Garmin
NMEA 2000 compatibele marifoon gebruikt.
• Selecteer om de naam van het schip te bewerken en een
opmerking toe te voegen. Als uw marifoon de positie van het schip
bijhoudt, selecteert u om de navigatielijn van het schip te tonen of
te verbergen. Selecteer om de kleur van de lijn te wijzigen.
Selecteer om het oproepenrapport te verwijderen.
Selecteer om een waypoint in te stellen op de positie
die met de noodoproep is verzonden.