Operation Manual
GPSMAP
®
6000/7000-serie - gebruikershandleiding 97
Radar
Andere schepen op de radaroverlay weergeven
AIS werkt alleen als er een extern AIS-toestel en signalen van een actieve transponder van andere schepen worden
gebruikt.
U kunt instellen hoe andere schepen op de radaroverlay moeten worden weergegeven. De opgegeven instelling
van het beeldbereik voor de radaroverlay geldt alleen voor de radaroverlay. De details en de instellingen van de
geprojecteerde koers die zijn opgegeven voor de radaroverlay, gelden eveneens voor alle radarmodi.
1. Selecteer in het startscherm > > > >
.
2. Voer een actie uit:
• Selecteer om de afstand vanaf uw locatie tot aan AIS-schepen aan te geven. Selecteer een
afstand.
• Selecteer > om gedetailleerde informatie over schepen met AIS en met een MARPA-tag weer
te geven.
• Selecteer om de tijd van de geprojecteerde koers voor schepen met AIS en een
MARPA-tag in te stellen. Gebruik bij de GPSMAP 6000-serie de of het
om de voorliggende koers op te geven. Gebruik bij de GPSMAP 7000-serie het schermtoetsenbord. Selecteer
.
• Selecteer om de sporen van AIS-schepen weer te geven. Selecteer de lengte van het spoor dat met
behulp van een spoor wordt weergegeven.
Instellingen voor het navigatiebeeld van de radaroverlay
Het zoomdetail van de kaart wijzigen
U kunt opgeven hoe gedetailleerd de kaart bij verschillende zoomniveaus voor de radaroverlay moet worden
weergegeven.
1. Selecteer in het startscherm > > > > >
.
2. Selecteer een detailniveau.
Een bijkaart tijdens het schuiven weergeven
U kunt bepalen of er tijdens het opschuiven van de radaroverlay een bijkaart wordt weergegeven.
1. Selecteer in het startscherm > > > > >
.
2. Voer een actie uit:
• Selecteer om een bijkaart tijdens het schuiven weer te geven.
• Selecteer als u alleen een bijkaart wilt laten weergeven wanneer het positiepictogram (
) niet meer op
het scherm staat.
De koerslijn weergeven en congureren
De koerslijn is een lijn op de kaart vanaf de boeg van de boot in de richting van de koers die de boot gaat varen. U
kunt de weergave van de koerslijn op de radaroverlay instellen.
1. Selecteer in het startscherm > > > > >
.
2. Voer een actie uit:
• Selecteer om de afstand tot aan het einde van de koerslijn in te stellen. Gebruik bij de GPSMAP
6000-serie de of het om de afstand op te geven. Gebruik bij de
GPSMAP 7000-serie het schermtoetsenbord.
• Selecteer om in te stellen hoelang het gaat duren totdat u aan het einde van de koerslijn bent. Gebruik
bij de GPSMAP 6000-serie de of het om de tijd op te geven. Gebruik
bij de GPSMAP 7000-serie het schermtoetsenbord.
3. Selecteer .