Operation Manual

Zendsnelheid: Stelt de tijdsduur tussen echoloodsignalen in.
Als u de zendsnelheid verhoogt, wordt de schuifsnelheid
verhoogd, maar dit kan ook zelfinterferentie veroorzaken.
Als u de zendsnelheid verlaagt, wordt tijdsduur tussen
opeenvolgende pulsen vergroot, wat zelfinterferentie kan
oplossen.
Zendvermogen: Hiermee kunt u de echo van de transducer
nabij het oppervlak verminderen. Een lager zendvermogen
vermindert de echo van de transducer, maar kan ook de
sterkte van de echosignalen verlagen.
Filterbreedte: Hiermee kunt u de randen van het doel
definiëren. Een korter filter verscherpt de randen van doelen,
maar geeft mogelijk meer ruis. Een langer filter verzacht de
randen van doelen en vermindert mogelijk ook de ruis.
Transducerdiagnose: Hiermee kunt u gegevens over de
transducer weergeven.
L/R spiegelen: Wijzigt de SideVü weergave-oriëntatie van links
naar rechts.
Instal.diepte: Hiermee stelt u in hoe diep onder de waterlijn de
Panoptix transducer is gemonteerd. Door de exacte diepte
van de montageplaats van de transducer in te voeren wordt
de visuele weergave van wat zich in het water bevindt
verbeterd.
Gespiegeld: Hiermee stelt u de oriëntatie van de Panoptix
echoloodweergave in als de Down View transducer is
geïnstalleerd met de kabels richting de bakboordzijde van de
boot.
Straalbreedte: Hiermee stelt u de breedte van de Panoptix
transducerstraal in.
Met een smalle straalbreedte kunt u dieper en verder kijken.
Met bredere straalbreedten kunt u meer dekkingsgebieden
zien.
Gebruik AHRS: De interne sensors van het Attitude Heading &
Reference System (AHRS) detecteren automatisch de
installatiehoek van de Panoptix transducer. Als deze
instelling is uitgeschakeld, kunt u de specifieke
installatiehoek voor de transducer opgeven via de instelling
Pitch-hoek. Veel naar voren gerichte transducers worden
geïnstalleerd onder een hoek van 45 graden en omlaag
gerichte transducers worden geïnstalleerd onder een hoek
van nul graden.
Echoloodopnamen
De weergave van echoloodgegevens opnemen
OPMERKING: Niet alle modellen ondersteunen het opnemen
van echolood.
1
Plaats een geheugenkaart in de kaartsleuf.
2
Selecteer in een echoloodweergave Menu >
Echoloodinstelling > Echoloodopname > Echolood
opnemen.
15 minuten echoloodopname kost circa 200 MB aan
schijfruimte op de in het toestel geplaatste geheugenkaart. U
kunt echoloodopnamen maken tot alle ruimte op de
geheugenkaart is gebruikt.
De echoloodopname stoppen
Voordat u een echoloodopname kunt stoppen, moet u de
opname eerst starten (De weergave van echoloodgegevens
opnemen, pagina 27).
Selecteer in een echoloodweergave Menu >
Echoloodinstelling > Echoloodopname > Stop opnemen.
Een echoloodopname verwijderen
1
Plaats een geheugenkaart in de kaartsleuf.
2
Selecteer in een echoloodweergave Menu >
Echoloodinstelling > Echoloodopnamen > Bekijk
opnamen.
3
Selecteer een opname.
4
Selecteer Wis.
Echoloodopnamen afspelen
Voordat u echoloodopnamen kunt afspelen, moet u de
HomePort
toepassing downloaden en installeren, en
echoloodgegevens opnemen op een geheugenkaart.
1
Verwijder de geheugenkaart uit het toestel.
2
Plaats de geheugenkaart in een kaartlezer die is aangesloten
op een computer.
3
Open de HomePort toepassing.
4
Selecteer een echoloodopname in uw toestellijst.
5
Klik met de rechtermuisknop op de echoloodopname in het
onderste deelvenster.
6
Selecteer Speel af.
Radar
WAARSCHUWING
De scheepsradar zendt microgolfenergie uit, die een gevaar kan
vormen voor mens en dier. Controleer, vóór de radar wordt
ingeschakeld, of de directe omgeving vrij is. De radarbundel
bestrijkt een gebied van ca. 12° boven en onder de horizontale
lijn vanuit het midden van de radar.
Kijk als de radar aan het zenden is niet direct van dichtbij naar
de antenne; de ogen zijn van alle lichaamsdelen het meest
gevoelig voor elektromagnetische energie.
Wanneer u uw compatibele kaartplotter aansluit op een
optionele maritieme radar van Garmin, zoals een GMR
Fantom
6 of een GMR 24 xHD radar, kunt u meer informatie
over uw omgeving weergeven.
De radar zendt tijdens het ronddraaien in een patroon van 360°
een smalle bundel microgolfenergie uit. Wanneer die
energiebundel op een object stuit, kaatst een deel van de
energie terug naar de radar.
Radarmodus wijzigen
1
Selecteer in een combinatiescherm of SmartMode lay-out
met radar Menu > Radarmenu > Wijzig radar.
2
Selecteer een radarmodus.
Radiosignalen uitzenden
OPMERKING: Om veiligheidsredenen gaat de radar na het
opwarmen in de stand-bymodus. Dat geeft u de gelegenheid om
te controleren of de omgeving van de radar vrij is, voordat u met
de radartransmissie begint.
1
Schakel de kaartplotter uit en sluit de radar aan zoals
beschreven in de installatie-instructies van de radar.
2
Schakel de kaartplotter in.
Indien nodig, warmt de radar op en waarschuwt een
aftelsignaal u wanneer de radar gereed is.
3
Selecteer Radar.
4
Selecteer een radarmodus.
Tijdens het opstarten van de radar wordt er een aftelbericht
weergegeven.
5
Selecteer Menu > Radar zenden.
Het uitzenden van radarsignalen stopzetten
Selecteer op een radarscherm Menu > Radar in standby.
Radar 27