GPSMAP 8000 Glass Helm-serie ® Gebruikershandleiding Maart 2013 190-01557-35_0A Gedrukt in Taiwan
Alle rechten voorbehouden. Volgens copyrightwetgeving mag deze handleiding niet in zijn geheel of gedeeltelijk worden gekopieerd zonder schriftelijke toestemming van Garmin. Garmin behoudt zich het recht voor om haar producten te wijzigen of verbeteren en om wijzigingen aan te brengen in de inhoud van deze handleiding zonder de verplichting te dragen personen of organisaties over dergelijke wijzigingen of verbeteringen te informeren. Ga naar www.garmin.
Inhoudsopgave Inleiding.......................................................................... 1 Vooraanzicht GPSMAP 8000-serie ............................................ 1 Een geheugenkaart plaatsen ..................................................... 1 Het aanraakscherm gebruiken ................................................... 1 Het aanraakscherm vergrendelen ......................................... 1 Tips en snelkoppelingen ............................................................
Doelzoeken met radar en MARPA ........................................... 14 Symbolen voor zoeken met MARPA ................................... 14 Een MARPA-tag aan een object toewijzen ......................... 15 Informatie weergeven over een object dat met een MARPA-tag is gelabeld .................................................. 15 Een MARPA-tag van een doelobject verwijderen .......... 15 Een lijst met AIS- en MARPA-gevaren weergeven ............. 15 AIS-schepen op het radarscherm weergeven .........
Weeroverlay ............................................................................. 24 De weeroverlay inschakelen op een kaart .......................... 24 Weeroverlay-instellingen op de navigatiekaart ................... 24 Weeroverlay-instellingen op de viskaart ............................. 24 Informatie over weerabonnementen weergeven ...................... 24 SiriusXM Radio ........................................................................ 25 De kanalengids aanpassen ......................
Inleiding WAARSCHUWING Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke informatie. Vooraanzicht GPSMAP 8000-serie De locatie van de items verschilt afhankelijk van het model. Deze afbeelding en tabel zijn gebaseerd op de toestellen uit de GPSMAP 8000-serie. Tips en snelkoppelingen • Selecteer Start in een willekeurig scherm om terug te keren naar het startscherm.
• Als u het symbool van de lay-out wilt wijzigen, selecteert u Naam en symbool > Symbool en selecteert u een nieuw symbool. • Als u het aantal weergegeven functies wilt wijzigen, selecteert u Functies en kiest u een aantal. • Als u de verticale of horizontale oriëntatie van een scherm met meerdere functies wilt veranderen, selecteert u Splitsen en kiest u een optie. • Als u de weergave van de gegevens op de pagina wilt veranderen, selecteert u Overlays en kiest u een optie.
Er wordt een lijst met opties rechts van de kaart weergegeven. Het hangt van de locatie of het object af welke opties er in de lijst staan. 2 Selecteer een optie: • Selecteer Herzie om de details van objecten in de buurt van de cursor weer te geven. OPMERKING: Herzie wordt niet weergegeven als de cursor niet vlak bij een object staat. Staat de cursor in de buurt van één object, dan wordt de naam van dat object weergegeven. • Selecteer Navigeren naar om naar de geselecteerde locatie te navigeren.
2 Selecteer een optie om extra informatie over een station weer te geven: • Selecteer de knop met de stationsnaam Â. • Selecteer Herzie als er zich meerdere objecten in de nabijheid bevinden en selecteer vervolgens de knop met de stationsnaam. Bewegende indicaties voor getijden en stromingen OPMERKING: In sommige gebieden is deze functie beschikbaar met geavanceerde kaarten. U kunt de bewegende indicatoren voor getijdenstations en stromingsrichtingen op de navigatiekaart of de viskaart weergeven.
Symbool Beschrijving Gevaarlijk object binnen bereik. Het object knippert als het waarschuwingssignaal klinkt en er een melding verschijnt. Nadat het alarm is bevestigd, geeft een effen, rode driehoek met een rode lijn de locatie en de voorliggende koers van het object aan. Als het alarm voor het aanvaringsgevaar is uitgeschakeld, knippert het object maar gaat er geen waarschuwingssignaal af en wordt er geen melding gegeven.
Om bijvoorbeeld 10 minuten van tevoren te worden gewaarschuwd, voordat een aanstaande doorkruising mogelijk plaatsvindt, stelt u Tijd tot in op 10. Het alarm gaat dan af 10 minuten voordat het schip de veilige zone doorkruist. AIS-noodsignaal Zelfstandig werkend AIS-noodsignaaltoestel dat uw positie uitzendt indien het in noodgevallen worden geactiveerd.
Instellingen kaartweergave U kunt de presentatie aanpassen van de verschillende kaartweergaven. Elke instelling is specifiek voor het type kaartweergave waarin u zich bevindt. OPMERKING: Niet alle instellingen zijn van toepassing op alle kaarten en 3D-kaartweergaven en kaartplottermodellen. Voor een aantal opties zijn premiumkaarten of aangesloten accessoires, zoals radar, vereist. Selecteer vanuit een kaart of 3D-kaartweergave Menu > Kaartmenu > Kaartinstelling > Kaartweergave.
Bestemming zoeken op naam U kunt op naam zoeken naar opgeslagen waypoints, opgeslagen routes, opgeslagen sporen en watersportdiensten. 1 Selecteer Info > Services > Zoek op naam. 2 Voer ten minste een deel van de naam van de bestemming in. 3 Selecteer OK indien nodig. De 50 dichtstbijzijnde bestemmingen die met uw zoekcriteria overeenkomen, worden weergegeven. 4 Kies de bestemming. Een bestemming selecteren op de navigatiekaart Selecteer uw bestemming op de navigatiekaart.
Een MOB-positie markeren en er naartoe navigeren Als u een waypoint markeert, kunt u deze als MOB-positie (man-over-boord) opslaan. Selecteer een optie: • Selecteer vanuit een willekeurig scherm Markeren > SOS > Ja. • Selecteer vanuit een willekeurig scherm SOS > Ja. Een internationaal MOB-symbool markeert het actieve MOBpunt en de kaartplotter stelt een directe koers in terug naar de gemarkeerde locatie. Een lijst met alle waypoints weergeven Selecteer Info > Gebruikersgegevens > Waypoints.
7 Selecteer de eindbestemming. Een lijst met routes weergeven Selecteer Info > Gebruikersgegevens > Routes. Een opgeslagen route bewerken U kunt de naam van een route wijzigen of de koerswijzigingen in een route aanpassen. 1 Selecteer Info > Gebruikersgegevens > Routes. 2 Selecteer een route. 3 Selecteer Herzie > Wijzig route. 4 Selecteer een optie: • Als u een naam wilt wijzigen, selecteert u Naam en voert u de naam in.
• Selecteer Spoorkleur en selecteer een kleur. Een spoor opslaan als route 1 Selecteer Info > Gebruikersgegevens > Sporen > Opgeslagen sporen. 2 Selecteer een spoor. 3 Selecteer Selecteer > Wijzig spoor > Route opslaan. Naar een opgeslagen spoor zoeken en navigeren Voordat u een lijst met sporen kunt doorzoeken en naar het gewenste spoor kunt navigeren, moet u ten minste één spoor maken en opslaan (pagina 10). 1 Selecteer Info > Gebruikersgegevens > Sporen > Opgeslagen sporen. 2 Selecteer een spoor.
Het bereik van de diepteschaal aanpassen U kunt het bereik van de rechts in het scherm weergegeven diepteschaal aanpassen. 1 Selecteer in een echoloodweergave Menu > Echoloodmenu > Bereik. Selecteer een optie: 2 • Selecteer Auto om de diepte automatisch te laten aanpassen door de kaartplotter. • Selecteer Omhoog of Omlaag om het bereik van de diepteschaal handmatig te verhogen of te verlagen. TIP: Op het echoloodscherm kunt u of selecteren om het bereik van de diepteschaal handmatig aan te passen.
Diep water: Hiermee stelt u een alarm in dat afgaat als de diepte boven de opgegeven waarde komt. Watertemperatuur: Hiermee stelt u een alarm in dat afgaat als de transducer een temperatuur doorgeeft die 2°F (1,1°C) hoger of lager is dan de opgegeven temperatuur. Contour: Hiermee kunt u opgeven dat er een alarm moet afgaan als het toestel een zwevend doel detecteert in de opgegeven diepte vanaf het wateroppervlak en vanaf de bodem.
Tips voor het selecteren van een radarzoomschaal Een cirkelvormige bewakingszone inschakelen De radarzoomschaal, of het radarsignaalbereik, geeft de lengte van het impulssignaal aan dat door de radar wordt verzonden en ontvangen. Als het bereik groter wordt, zendt de radar langere pulsen uit om verre objecten te kunnen bereiken. Objecten die dichterbij zijn, zoals vooral regen en golven, weerkaatsen ook de langere pulsen en dat geeft ruis op het radarscherm.
Doel is verdwenen. Een effen groene cirkel met een X erin geeft aan dat de radar niet op het doel kon worden vastgezet. Dichtstbijzijnd punt van nadering en tijd tot dichtstbijzijnd punt van nadering voor een gevaarlijk doel. Een MARPA-tag aan een object toewijzen Voordat u MARPA kunt gebruiken, moet een koerssensor zijn verbonden en moet een actief GPS-signaal beschikbaar zijn. De koerssensor moet het NMEA 2000-parametergroepsnummer (PGN) 127250 of het NMEA® 0183-uitvoertelegram HDM of HDG aanleveren.
Selecteer vanaf het radarscherm Menu > Radarmenu > Wijzig radar > Radaroverlay. Het radarbeeld wordt weergegeven in oranje en op de navigatiekaart geprojecteerd. Het uitzenden van radarsignalen stopzetten Selecteer op een radarscherm Menu > Radarmenu > Radar in stand-by. Het radarbeeld optimaliseren U kunt de instellingen voor het radarbeeld aanpassen als u minder ruis en een grotere nauwkeurigheid wilt. OPMERKING: U kunt het radarbeeld voor iedere radarmodus optimaliseren.
3 Selecteer Menu > Ruisonderdrukking > Zeeruis. 4 Selecteer Omhoog of Omlaag om de weergave van zeeruis aan te passen totdat andere objecten duidelijk zichtbaar zijn op het radarscherm. De ruis die door de zee wordt veroorzaakt, blijft waarschijnlijk steeds zichtbaar op het scherm. Regenruis op het radarscherm aanpassen U kunt de weergave aanpassen van ruis die door regen wordt veroorzaakt.
DSC-lijst Positie bijhouden De DSC-lijst is een overzicht van de meest recente DSCoproepen en andere DSC-contactpersonen die u hebt ingevoerd. De DSC-lijst kan maximaal 100 vermeldingen bevatten. De DSC-lijst geeft de meest recente oproepen weer die vanaf een boot zijn gemaakt. Wanneer een tweede oproep van dezelfde boot wordt ontvangen, vervangt deze de eerste oproep van deze boot in de lijst.
Persoonlijke standaardoproepen Wanneer u de Garmin-kaartplotter aansluit op een Garminmarifoon via het NMEA 2000 of het NMEA 0183-netwerk, kunt u de interface van de kaartplotter gebruiken voor het uitvoeren van persoonlijke standaardoproepen. Wanneer u een persoonlijke standaardoproep uitvoert vanaf de kaartplotter, kunt u het gewenste DSC-kanaal selecteren voor de communicatie. De marifoon verzendt dit verzoek tegelijk met uw oproep.
Informatie over getijden, stromingen en zon en maan 1 Selecteer Info > Meters > Motor > Menu. 2 Selecteer een optie: • Als u alle brandstoftanks van het vaartuig helemaal hebt gevuld, selecteert u Vul alle tanks. Het brandstofniveau wordt ingesteld op de maximale capaciteit. • Als u een brandstoftank niet helemaal hebt gevuld, selecteert u Voeg brandstof toe aan boot en voert u de toegevoegde hoeveelheid in.
Waarschuwingsbeheer Berichten weergeven 1 Selecteer Info > Waarschuwingsbeheer. 2 Selecteer een bericht. 3 Selecteer Herzie. Berichten sorteren en filteren 1 Selecteer Info > Waarschuwingsbeheer > Sorteren/ Filteren. 2 Selecteer een optie om de lijst met berichten te filteren of te sorteren. Berichten opslaan op een geheugenkaart 1 Plaats een geheugenkaart in de kaartuitsparing. 2 Selecteer Info > Waarschuwingsbeheer > Opslaan op kaart.
Vereisten voor SiriusXM-uitrusting en abonnement Om XM WX Satellite Weather te kunnen gebruiken, hebt u een compatibele XM-satellietweerontvanger nodig. Om SiriusXM Satellite Radio te kunnen gebruiken, hebt u een compatibele satellietradio-ontvanger nodig. Ga naar www.garmin.com voor meer informatie. U moet ook beschikken over een abonnement om weer en radio via de satelliet te kunnen ontvangen.
Gegevens over de weersverwachting voor een andere tijdsperiode weergeven 1 Selecteer Weer > Menu > Weermenu > Wijzig weer > Symbool Weer Symbool Weer Onweersbuien Sneeuw (sneeuwbuien, lichte sneeuwbuien, sneeuwstormen, jachtsneeuw, natte sneeuw, ijsregen, ijsmotregen) Weersverwachting. 2 Selecteer een optie: • Als u de verwachte weersverwachting voor de komende 12 uur wilt bekijken, selecteer dan Volgende verwachting of .
gelijke druk met elkaar. Aan de hand van drukmetingen kunnen de weers- en windomstandigheden worden bepaald. Hogedrukgebieden zijn doorgaans voorbodes van goed weer. Lagedrukgebieden geven over het algemeen wolken en kans op regen. Isobaren die dicht op elkaar staan, laten een sterke drukstijging zien. Sterke drukstijgingen wijzen op gebieden met meer wind. Drukeenheden worden weergegeven in millibar (mb), inches kwik (inHg) of hectopascal (hPa).
SiriusXM Radio Als een Garmin SiriusXM-ontvanger is aangesloten op uw kaartplotter, hebt u mogelijk toegang tot SiriusXM-satellietradio, afhankelijk van uw abonnement. De kanalengids aanpassen De kanalen van de SiriusXM-radio zijn in categorieën onderverdeeld. U kunt de categorie met kanalen selecteren die in de kanalengids staan. 1 Selecteer Media > Categorie. 2 Selecteer een categorie. Een SiriusXM-kanaal in de voorkeuzelijst opslaan U kunt uw favoriete kanalen in de voorkeuzelijst opslaan.
snelheden kan het verlagen van deze waarde de nauwkeurigheid van de stuurautomaat vergroten. Autobegeleiding: Stelt de meeteenheden in voor de Veilige diepte, Veilige hoogte en Afstand kustlijn wanneer bepaalde eersteklas kaarten worden gebruikt. Begin van route: Selecteert een beginpunt voor routenavigatie. Configuraties van Auto Guidance-lijnen LET OP De instellingen voor veilige diepte en veilige hoogte bepalen de manier waarop de kaartplotter een Auto Guidance-lijn berekent.
Diagnose: Hier wordt NMEA 0183 diagnostische informatie weergegeven. NMEA 0183-uitvoertelegrammen configureren U kunt NMEA 0183-uitvoertelegrammen in- en uitschakelen. 1 Selecteer Instellingen > Communicatie > NMEA 0183instelling > Uitvoertelegrammen. 2 Selecteer een optie. 3 Selecteer een of meerdere NMEA 0183-uitvoertelegrammen en selecteer Terug. 4 Herhaal stap 2 en stap 3 voor het in- of uitschakelen van meer uitvoertelegrammen.
Instellingen voor overige schepen Als uw compatibele kaartplotter is verbonden met een AIStoestel of marifoon, kunt u instellen hoe andere vaartuigen op de kaartplotter worden weergegeven. Selecteer Instellingen > Overige schepen. AIS: Schakelt ontvangst van AIS-signalen in en uit. DSC: Schakelt DSC (Digital Selective Calling) in en uit. Aanvaringsalarm: Hiermee stelt u het aanvaringsalarm in (pagina 5).
3 Selecteer indien nodig de geheugenkaart waar u gegevens naartoe wilt kopiëren. 4 Selecteer een optie: • Als u een nieuw bestand wilt maken, selecteert u Voeg nieuw bestand toe en voert u een naam in. De bestandsnaam krijgt de toevoeging .adm. • Als u de informatie wilt toevoegen aan een bestaand bestand, selecteert u het bestand in de lijst.
Type Telegram Beschrijving Type PGN GPBWC BWC: richting en afstand tot waypoint Ontvangen 126992 Systeemtijd GPGGA GGA: GPS-positiegegevens (Global Positioning System) 127250 Voorliggende koers van vaartuig GPGLL GGL: geografische positie (breedtegraad en lengtegraad) 127488 Motorparameters: snelle update GPGSA GSA: GNSS-DOP en actieve satellieten GPGSV GSV: GNSS-satellieten in weergave GPRMB RMB: aanbevolen minimale navigatieinformatie GPRMC RMC: aanbevolen minimale specifieke GNSSgege
Index A aan-uitknop 1, 25 aankomstalarm 27 aanraakscherm 1 aanvaringsalarm 5, 28 afstand tot kustlijn 26 afstandcirkels 7 AIS 4–7 doelzoeken 4–6 gevaren 5, 15 inschakelen 28 noodsignaaltoestel 6 radar 15 SART 6 alarmen 27 aankomst 27 aanvaring 5, 28 diep water 12 echolood 12 krabbend anker 27 meters 19 motor 19 navigatie 27 ondiep water 12 van koers 27 watertemperatuur 12 weer 27 andere schepen AIS 7 sporen 7 Auto Guidance 8, 25 afstand tot kustlijn 26 lijn 26 B bestemmingen navigatiekaart 8 selecteren 8 b
scherm helderheid 2 vergrendelen 1 schermafbeeldingen 29 opname maken 29 vastleggen 29 schermverlichting 2 SiriusXM 22 SiriusXM Satellite Radio 25 software, bijwerken 29 SOS 9 sporen 10 bewerken 10 kopiëren 28, 29 lijst 10 navigeren 11 opnemen 11 opslaan 10 opslaan als route 11 tonen 6, 10 verwijderen 11 wissen 11 sporen van schepen 7, 18 startscherm, aanpassen 1 stations 1 lay-out herstellen 2, 25 schermen ordenen 25 startscherm aanpassen van 1 station wijzigen 25 stromingenstations 20 indicatoren 4 stuura
www.garmin.com/support 913-397-8200 1-800-800-1020 0808 238 0000 +44 870 850 1242 1-866-429-9296 +43 (0) 820 220 230 +32 2 672 52 54 +45 4810 5050 +358 9 6937 9758 + 331 55 69 33 99 +49 (0)180 6 427646 + 39 02 36 699699 0800 - 023 3937 035 - 539 3727 + 47 815 69 555 00800 4412 454 +44 2380 662 915 + 35 1214 447 460 + 34 93 275 44 97 + 46 7744 52020 Garmin International, Inc. 1200 East 151st Street Olathe, Kansas 66062, VS Garmin (Europe) Ltd.