Operation Manual

Tips voor het selecteren van een radarzoomschaal
De radarzoomschaal, of het radarsignaalbereik, geeft de lengte
van het impulssignaal aan dat door de radar wordt verzonden
en ontvangen. Als het bereik groter wordt, zendt de radar
langere pulsen uit om verre objecten te kunnen bereiken.
Objecten die dichterbij zijn, zoals vooral regen en golven,
weerkaatsen ook de langere pulsen en dat geeft ruis op het
radarscherm. Als informatie over objecten die zich verder weg
bevinden op het scherm wordt weergegeven, is er minder
ruimte op het scherm beschikbaar voor het weergeven van
informatie over objecten die zich dichterbij bevinden.
Bepaal eerst welke informatie u op het radarscherm wilt
kunnen bekijken.
Wilt u bijvoorbeeld informatie over het weer of informatie
over objecten en scheepsverkeer dichtbij, of hebt u meer aan
informatie over weersomstandigheden verder weg?
Evalueer de omstandigheden van de omgeving waarin u de
radar gaat gebruiken.
Vooral bij zeer slechte weersomstandigheden kunnen
radarsignalen met een lang bereik het radarscherm
onoverzichtelijker maken, waardoor het lastiger wordt om de
informatie over objecten in de onmiddellijke nabijheid van uw
schip goed te kunnen interpreteren. Bij regen kunt u met
radarsignalen met een kort bereik objecten in de buurt
duidelijker zien, mits de instelling voor regenruis optimaal is
geconfigureerd.
Selecteer het kortste effectieve bereik voor de radar,
gebaseerd op de reden van uw gebruik van de radar en de
op dat moment geldende omstandigheden.
Een waypoint op het radarscherm markeren
1
Selecteer op een radarscherm of de radaroverlay een
locatie.
2
Selecteer Waypoint maken.
De modus Wachtpost
In de modus Wachtpost gaat de radar op bepaalde tijden over
op transmissie. U kunt zo een transmissie/stand-bycyclus
configureren en daarmee stroom besparen. In deze modus kunt
u ook een bewakingszone inschakelen. Deze zone is het veilige
gebied rond uw boot. Wanneer de radar een object oppikt dat
de zone binnengaat, wordt u door middel van een
waarschuwingssignaal gewaarschuwd. De modus Wachtpost
werkt bij alle Garmin GMR-radars.
Gepland zenden inschakelen
Selecteer vanuit het wachtpostscherm Menu > Radarmenu
> Stel wachtpost in > Gepland uitzenden > Aan.
De tijd voor stand-by en zenden instellen
Voordat u de stand-bytijd en zendtijd kunt instellen, moet u
eerst gepland zenden inschakelen (pagina 14).
U kunt stroom besparen door de stand-bytijd en zendtijd zo in te
stellen dat er alleen op bepaalde tijden radarsignalen worden
uitgezonden.
1
Selecteer vanuit het wachtpostscherm Menu > Radarmenu
> Stel wachtpost in.
2
Selecteer Stand-bytijd.
3
Geef het tijdinterval op tussen het verzenden van de
radarsignalen.
4
Selecteer Verzendtijd.
5
Voer de duur in van ieder radarsignaal.
Een bewakingszone inschakelen
Selecteer vanuit het wachtpostscherm Menu > Radarmenu
> Stel wachtpost in > Bewakingszone inschakelen.
Een cirkelvormige bewakingszone inschakelen
Voordat u de grenzen van de zone kunt bepalen, moet u eerst
een bewakingszone inschakelen (pagina 14).
U kunt een cirkelvormige bewakingszone definiëren die uw boot
volledig omsluit.
1
Selecteer vanuit het wachtpostscherm Menu > Radarmenu
> Stel wachtpost in > Verplaats bewakingszone >
Verplaats bewakingszone > Cirkel.
2
Selecteer de locatie van de cirkel van de buitenste
bewakingszone.
3
Selecteer de locatie van de cirkel van de binnenste
bewakingszone om de breedte van de bewakingszone te
bepalen.
Een gedeeltelijke bewakingszone inschakelen
U kunt ook de grenzen opgeven van een bewakingszone die uw
boot niet volledig omsluit.
1
Selecteer vanuit het wachtpostscherm Menu > Radarmenu
> Stel wachtpost in > Verplaats bewakingszone >
Verplaats bewakingszone > Hoek 1.
2
Versleep de hoek van de buitenste bewakingszone
À
.
3
Selecteer Hoek 2.
4
Tik op hoek
Á
van de binnenste bewakingszone om de
breedte van de bewakingszone te bepalen.
Doelzoeken met radar en MARPA
Een gerichte radar kan objecten identificeren en volgen.
MARPA (Mini Automatic Radar Plotting Aid) wordt vooral
gebruikt om een aanvaring te voorkomen. Om MARPA te
kunnen gebruiken moet u eerst een MARPA-tag aan een object
toewijzen. De radar volgt automatisch het gelabelde object en
geeft u informatie over dat object, waaronder het bereik, de
peiling, snelheid, GPS-koers, het moment waarop dat object het
dichtst bij u was en het tijdstip daarvan. MARPA geeft de status
van elk gelabeld object aan (zoeken, verloren, volgen of
gevaarlijk) en de kaartplotter kan een waarschuwingssignaal
geven als het object uw veiligheidszone binnenkomt.
Symbolen voor zoeken met MARPA
Een doel zoeken. Concentrische, gestippelde groene cirkels
stralen golven vanuit het doel uit als de radar op het doel is
gericht.
Doel is gevonden. Een effen groene cirkel geeft de locatie van
het doel aan waarop de radar is gericht. Een groene stippellijn
die aan de cirkel vastzit, geeft de geprojecteerde koers over de
grond of de GPS-koers van het doel aan.
Gevaarlijk doel binnen bereik. Een rode cirkel knippert bij het
doel terwijl er een waarschuwingssignaal klinkt en een melding
wordt gegeven. Nadat het alarm is bevestigd, geeft een effen
rode punt met daaraan een rode stippellijn de locatie en de
geprojecteerde koers over de grond of de GPS-koers van het
doel aan. Als het alarm voor het aanvaringsgevaar is
uitgeschakeld, knippert het doel maar gaat er geen
waarschuwingssignaal af en wordt er geen melding gegeven.
14 Radar