GPSMAP 8400/8600 serie ® Gebruikershandleiding
© 2016 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen Alle rechten voorbehouden. Volgens copyrightwetgeving mag deze handleiding niet in zijn geheel of gedeeltelijk worden gekopieerd zonder schriftelijke toestemming van Garmin. Garmin behoudt zich het recht voor om haar producten te wijzigen of verbeteren en om wijzigingen aan te brengen in de inhoud van deze handleiding zonder de verplichting te dragen personen of organisaties over dergelijke wijzigingen of verbeteringen te informeren. Ga naar www.garmin.
Inhoudsopgave Inleiding........................................................................... 1 Overzicht van het toestel ............................................................ 1 Het aanraakscherm gebruiken ............................................... 1 Schermknoppen ..................................................................... 1 Tips en snelkoppelingen ........................................................ 1 Het aanraakscherm vergrendelen ..........................................
De kleur van het actieve spoor instellen .............................. 16 Het actieve spoor opslaan ................................................... 16 Een lijst met opgeslagen sporen weergeven ....................... 16 Een opgeslagen spoor bewerken ........................................ 16 Een spoor opslaan als route ................................................ 16 Naar een opgeslagen spoor zoeken en navigeren .............. 16 Een opgeslagen spoor verwijderen ....................................
Radaroverlay ............................................................................ 29 Radaroverlay en uitlijning van kaartgegevens ..................... 29 Echosporen ...............................................................................30 Echosporen inschakelen ...................................................... 30 De lengte van echosporen aanpassen ................................ 30 De echosporen wissen .........................................................
De tunerregio instellen ......................................................... 39 Een ander radiostation kiezen ............................................. 39 De afstemmodus wijzigen .................................................... 39 Voorinstellingen ................................................................... 39 Een station als voorinstelling instellen ............................ 39 Voorinstelling selecteren ................................................. 39 Voorinstelling verwijderen .
Mijn boot instellingen ................................................................ 50 De kielcorrectie instellen ...................................................... 50 De watertemperatuurcorrectie instellen ............................... 50 Een toestel voor watersnelheid kalibreren ........................... 50 Instellingen voor overige schepen ............................................ 51 Instellingen die worden gesynchroniseerd op het Garmin Marine Network .....................................
Inleiding WAARSCHUWING Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke informatie. Op de Garmin website www.garmin.com vindt u recente informatie over uw product. Op de ondersteuningspagina's vindt u de antwoorden op veelgestelde vragen en kunt u software en kaartupdates downloaden. Tevens vindt u daar de contactgegevens van de Garmin ondersteuning voor als u vragen hebt.
• Servicewaarschuwingen • Video • Contactinformatie Een geheugenkaart plaatsen OPMERKING: De geheugenkaartlezer wordt niet meegeleverd met alle kaartplotters. De lezer is dan verkrijgbaar als apart accessoire. Er moet een geheugenkaartlezer zijn aangesloten op het Garmin Marine Network. U kunt optionele geheugenkaarten bij de kaartplotter gebruiken. Via gegevenskaarten kunt u satellietbeelden met hoge resolutie en luchtfoto's van havensteden, havens, jachthavens en andere nuttige punten weergeven.
Het item wordt toegevoegd aan de categorie Favorieten op het startscherm. Pagina's aanpassen De lay-out van een SmartMode pagina of combinatiepagina aanpassen U kunt de lay-out van en de weergave van gegevens op de combinatiepagina's en in de SmartMode lay-outs aanpassen. Als u in een scherm dat u hebt geopend de lay-out van een pagina wijzigt, geldt die wijziging alleen voor dat scherm, behalve als de naam en het symbool SmartMode wordt gewijzigd.
3 Voer een naam in en selecteer OK. Voorinstellingen beheren U kunt de meegeleverde voorinstellingen aanpassen en de voorinstellingen die u hebt gemaakt, bewerken. > Beheer in een compatibel scherm. 1 Selecteer Menu > 2 Selecteer een voorkeuze. 3 Selecteer een optie: • Als u de naam van de voorinstelling wilt wijzigen, selecteert u Wijzig naam, voert u een naam in en selecteert u OK. • Selecteer Wijzig en werk de voorinstelling bij om de voorinstellingen te bewerken.
TIP: Als u de punaise en afstandsmeting vanaf de huidige cursorpositie opnieuw wilt instellen, selecteert u Stel referentie in. Kaartsymbolen Deze tabel bevat een aantal algemene symbolen die u op de gedetailleerde kaarten kunt tegenkomen.
3 Selecteer Weergave en selecteer een optie: • Selecteer Afstand > Afstand en voer de lengte in van de lijn die wordt weergegeven op de kaart. • Selecteer Tijd > Tijd, en voer de tijd in die wordt gebruikt om de afstand te berekenen die uw boot in de opgegeven tijd aflegt bij de huidige snelheid. Hoekmarkeringen inschakelen U kunt langs de koerslijn hoekmarkeringen aan de kaart toevoegen. Hoekmarkeringen kunnen tijdens het vissen handig zijn bij het uitwerpen van de lijn.
U kunt zich met behulp van luchtfoto's van oriëntatiepunten, jachthavens en havens op de omgeving oriënteren of uzelf voor aankomst alvast vertrouwd maken met (jacht)havens. 1 Selecteer op de waterkaart een camerapictogram: • Selecteer om een luchtfoto weer te geven. • Selecteer om een perspectieffoto weer te geven. De foto is gemaakt vanuit het perspectief van de camera in de richting van de kegelvormige lijn. 2 Selecteer Luchtfoto.
• Om de sporen van AIS-schepen weer te geven, selecteert u de lengte van het spoor dat verschijnt. Daarna selecteert u Sporen en vervolgens selecteert u de lengte. Een doel voor een AIS-schip activeren 1 Kies een AIS-schip in een kaart of 3D-kaartweergave. 2 Selecteer AIS-schip > Activeer doel. Informatie over een gevonden AIS-schip bekijken U kunt de status van het AIS-signaal, MMSI, GPS-snelheid, GPS-koers en andere informatie over een gevonden AIS-schip bekijken.
kaartweergave, pagina 9. Dit wordt mogelijk weergegeven in het menu Kaartinstelling. Wijzig overlays: Hiermee wijzigt u welke gegevens worden getoond op het schermDe gegevensoverlays aanpassen, pagina 3. Dit wordt mogelijk weergegeven in het menu Chart Setup. Navigatiekaart- en viskaartinstellingen OPMERKING: Niet alle instellingen zijn van toepassing op alle kaarten en 3D-kaartweergaven. Sommige instellingen vereisen externe accessoires of premiumkaarten.
Instellingen voor andere schepen op de kaarten en kaartweergaven OPMERKING: Deze opties vereisen aangesloten accessoires, zoals een AIS ontvanger of marifoon. Selecteer in een kaart of 3D-kaartweergave Menu > Overige schepen. Lijst: Toont een lijst van AIS en MARPA schepen. DSC: Toont de DSC lijst en stelt de DSC sporen in op de kaart. Aanvar.alarm: Stelt het aanvaringsalarm in (Een veilige zone voor aanvaringsgevaar instellen, pagina 8).
Toegang krijgen tot de Garmin Quickdraw Community U kunt toegang krijgen tot de Garmin Quickdraw Community via de Garmin Connect website. 1 Ga naar connect.garmin.com. 2 Selecteer Aan de slag > Quickdraw Community > Aan de slag. 3 Als u geen Garmin Connect account hebt, maak er dan een aan. 4 Meld u aan bij uw Garmin Connect account. 5 Selecteer Marine rechtsboven om de Garmin Quickdraw widget te openen. TIP: Zorg dat u een geheugenkaart in uw computer hebt om Garmin Quickdraw Contours kaarten te delen.
brengen. Met deze optie kunt u een rechte koers uitzetten naar de bestemming en zo nodig koerswijzigingen in de route aanbrengen om land en andere obstakels te vermijden. Auto Guid.: Maakt gebruik van de kaartgegevens en ingevoerde gegevens over uw boot om de beste doorvaartroute naar uw bestemming te bepalen. Deze optie is alleen beschikbaar bij gebruik van een compatibele premiumkaart op een compatibele kaartplotter.
Een opgeslagen waypoint verplaatsen 1 Selecteer Info > Gebruikersgegevens > Via-punten. 2 Selecteer een waypoint. 3 Selecteer Bekijk > Verplaats. 4 Geef een nieuwe locatie voor het waypoint aan: • Als u tijdens het weergeven van een kaart het waypoint wilt verplaatsen, selecteert u Gebruik kaart, selecteert u een nieuwe locatie op de kaart en vervolgens Verplaats via-punt. • Als u het waypoint wilt verplaatsen door middel van coördinaten, selecteert u Voer coördinaten in en voert u de nieuwe coördinaten in.
2 Selecteer zo nodig Filter om alleen routes of Auto Guidance routes weer te geven. Een opgeslagen route bewerken U kunt de naam van een route wijzigen of de koerswijzigingen in een route aanpassen. 1 Selecteer Info > Gebruikersgegevens > Routes en Auto Guidance paden. 2 Selecteer een route. 3 Selecteer Bekijk > Wijzig route. 4 Selecteer een optie: • Als u een naam wilt wijzigen, selecteert u Naam en voert u de naam in.
2 Selecteer een beginpunt en vervolgens Volgende. 3 Selecteer een bestemming en daarna Volgende. 4 Selecteer een optie: • Als u een obstakel wilt bekijken en de route in de buurt daarvan wilt wijzigen, selecteert u Gevaren weergeven. • Als u de route wilt wijzigen, selecteert u Pad aanpassen en volgt u de instructies op het scherm. • Als u de route wilt wissen, selecteert u Annuleer Auto Guidance. • Als u de route wilt opslaan, selecteert u OK. Een opgeslagen Auto Guid.
• Als de koerswijzigingen in de Auto Guidance lijn te groot zijn, selecteert u Instellingen > Voorkeuren > Navigatie > Auto Guid. > Afstand kustlijn > Dichtstb. 9 Als u Dichtstb of Verst hebt geselecteerd in stap 8, controleert u de plaatsing van de Auto Guid. lijn en bepaalt u of de lijn veilig om bekende obstakels heen gaat en of de route met koerswijzigingen een efficiënte route is. Auto Guid.
• Als u een spoor wilt vastleggen op basis van tijdinterval, selecteert u Tijd > Wijzig en geeft u de interval op. • Als u een spoor wilt vastleggen op basis van een afwijking in de koers, selecteert u Resolutie > Wijzig en voert u de maximale toegestane fout in van de ware koers voordat er een spoorpunt wordt vastgelegd. Dit is de aanbevolen instelling voor opnamen. Grenzen Met Grenzen kunt u gebieden op het wateroppervlak markeren die u wilt vermijden of niet wilt verlaten.
Als het eindpunt op de startlijn ligt, is de lijn wit. Dit betekent dat de boot op optimale snelheid vaart om de startlijn te bereiken op het moment dat de timer afloopt. Het venster Startlijnbegeleiding en het venster Racetimer worden standaard weergegeven in het zeilracecombinatievenster. De startlijn instellen Het venster Startlijnbegeleiding wordt standaard toegevoegd aan het zeilracecombinatievenster. 1 Selecteer in het zeilracecombinatievenster Menu > Startlijn Guidance > Startlijn.
U kunt de stuurautomaat zowel een vaste voorliggende koers als een vaste windsturing laten aanhouden. De stuurautomaat kan tevens worden gebruikt voor de besturing van het roer tijdens het overstag gaan en gijpen. Vaste windsturing U kunt de stuurautomaat instellen om een bepaalde koers aan te houden ten opzichte van de huidige windhoek.
Ä Å Æ Ç À Á Â Dieptegegevens Oude banden Stukken hout Afstand vanaf de zijkant van de boot Water tussen de boot en de bodem SideVü scanning-technologie In plaats van een meer algemene kegelvormige bundel maakt de SideVü transducer gebruik van een vlakke bundel om het water en de bodem naast uw boot te scannen.
RealVü 3D Down echoloodweergave In deze echoloodweergave worden driedimensionale beelden getoond van wat zich onder de transducer bevindt. U kunt deze weergave als u stilligt gebruiken om alles rondom uw boot te bekijken. RealVü 3D historische echoloodwaargave In deze weergave kunt u in 3D zien wat zich achter uw boot afspeelt terwijl u vaart en de hele waterkolom van bodem tot oppervlakte in 3D weergeven. Deze weergave wordt gebruikt om vis te vinden.
2 Selecteer een optie: • Als u een transducer met dubbele bundel voor frequenties van 200 of 77 kHz hebt, selecteert u Dubbele bundel 200/77khz. • Als u een transducer met dubbele frequentie voor frequenties van 200 of 50 kHz hebt, selecteert u Dubbele frequentie (200/50 kHz). • Als u een ander type transducer hebt, selecteert u deze in de lijst.
1 Selecteer in een echoloodweergave Menu. 2 Selecteer Versterking of Helderheid. 3 Selecteer een optie: • Selecteer Omhoog of Omlaag om de helderheid handmatig te verhogen of te verlagen. • Selecteer een automatische optie om de versterking of de helderheid automatisch te laten aanpassen door de kaartplotter.
houden met uw doelstellingen en met de wateromstandigheden wanneer u CHIRP frequenties gebruikt. Met sommige black-box echoloden en transducers kunt u ook vooraf ingestelde frequenties aanpassen voor elk transducerelement. Dit betekent dat u de frequentie met behulp van de voorinstellingen snel kunt wijzigen wanneer de wateromstandigheden en uw doelstellingen veranderen.
2 Selecteer een optie: OPMERKING: Niet alle opties en instellingen zijn van toepassing op alle modellen, echoloodmodules en transducers. Sporen: Hiermee stelt u in hoe lang de sporen op het scherm worden weergegeven. De sporen tonen de beweging van het doel. Grid overlay: Geeft een raster van bereiklijnen weer. Ruisonderdrukking: Hiermee kunt u de interferentie en de hoeveelheid ruis op het echoloodscherm verminderen. Scrollgeschied.
Hoek: Hiermee markeert u het sterkste signaal van de bodem om de hardheid of zachtheid van het signaal te kunnen definiëren. Beeld-vooruit: Hiermee kunt u het beeld van het echolood versnellen door meer dan een kolom met gegevens op het scherm te tekenen voor iedere kolom met echoloodgegevens die wordt ontvangen. Dat is vooral handig als u het echolood gebruikt in diep water, omdat het echoloodsignaal langer onderweg is naar de bodem en weer terug naar de transducer.
2 Selecteer een radarmodus. Echoloodopnamen De weergave van echoloodgegevens opnemen OPMERKING: Niet alle modellen ondersteunen het opnemen van echolood. 1 Plaats een geheugenkaart in de kaartsleuf. 2 Selecteer in een echoloodweergave Menu > Echoloodinstelling > Echoloodopname > Echolood opnemen. 15 minuten echoloodopname kost circa 200 MB aan schijfruimte op de in het toestel geplaatste geheugenkaart. U kunt echoloodopnamen maken tot alle ruimte op de geheugenkaart is gebruikt.
• Selecteer om het bereik te vergroten. Tips voor het selecteren van een radarbereik • Bepaal eerst welke informatie u op het radarscherm wilt kunnen bekijken. Wilt u bijvoorbeeld informatie over het weer of informatie over objecten en scheepsverkeer dichtbij, of hebt u meer aan informatie over weersomstandigheden verder weg? • Evalueer de omstandigheden van de omgeving waarin u de radar gaat gebruiken.
Symbolen voor zoeken met MARPA Een doel zoeken. Concentrische, gestippelde groene cirkels stralen golven vanuit het doel uit als de radar op het doel is gericht. Doel is gevonden. Een effen groene cirkel geeft de locatie van het doel aan waarop de radar is gericht. Een groene stippellijn die aan de cirkel vastzit, geeft de geprojecteerde koers over de grond of de GPS-koers van het doel aan. Gevaarlijk doel binnen bereik.
mechanisch defect, magnetische storing of andere factoren. In dat geval ligt de radaroverlay waarschijnlijk niet precies op één lijn met de kaartgegevens. Echosporen Met de functie Echosporen kunt u de beweging van schepen op het radarscherm volgen. U kunt aanpassen hoe lang het spoor op het scherm wordt weergegeven. OPMERKING: Afhankelijk van het type radar dat u gebruikt, kunnen de instellingen voor een bepaalde radarmodus ook worden gebruikt voor andere radarmodi of de radaroverlay.
OPMERKING: Het ligt aan het type radar dat u gebruikt, of de instelling voor zeeruis die voor één radarmodus wordt geconfigureerd, wel of niet voor de andere radarmodi of de radaroverlay geldt. OPMERKING: Niet alle opties en instellingen zijn beschikbaar op alle radar- en kaartplottermodellen. 1 Selecteer op een radarscherm of de radaroverlay Menu > Zeeruis. 2 Selecteer Voorinstel. of Automatisch. 3 Selecteer een instelling die de huidige toestand van de zee weergeeft.
Peilingcirkel: Toont een peiling ten opzichte van uw voorliggende koers of gebaseerd op een noordreferentie, die u helpt bij het bepalen van de peiling naar een object dat zichtbaar is op het radarscherm. Navigatielijnen: Hiermee geeft u de navigatielijnen weer die de koers aangeven die u hebt ingesteld met Route naar, Auto Guid. of Ga naar. Via-punten: Hiermee geeft u op het radarscherm via-punten weer.
TIP: Als u in onrustig zeewater bij lage snelheden het percentage voor de Spaarstand verhoogt, neemt de roeractiviteit af. Shadow Drive™ inschakelen OPMERKING: De functie Shadow Drive is alleen beschikbaar op hydraulische stuursystemen. Selecteer in het stuurautomaatscherm Menu > Stuurautomaat instellen > Shadow drive > Aan. De stuurautomaat inschakelen Wanneer u de stuurautomaat inschakelt, neemt de stuurautomaat de roerbediening over en houdt de voorliggende koers van uw boot aan.
• Selecteer of om een patroon te annuleren met behulp van de koerswijzigingsstapmodus. • Selecteer Stand-by. verwijst naar een noodoproep in de DSC-lijst en markeert de positie van het schip op de navigatiekaart op het moment dat de DSC-noodoproep werd verzonden. Naar een schip in nood navigeren Digital Selective Calling (DSC) Netwerkkaartplotter en marifoonfunctionaliteit Als een NMEA 0183 marifoon of een NMEA 2000 marifoon is aangesloten op uw kaartplotter, zijn deze functies ingeschakeld.
Een waypoint maken op de positie van een schip waarvan u de positie bijhoudt 1 Selecteer Info > DSC-lijst. 2 Selecteer een oproep met een positiemelding. 3 Selecteer Bekijk > Via-punt maken. Informatie in een positiemelding bewerken 1 Selecteer Info > DSC-lijst. 2 Selecteer een oproep met een positiemelding. 3 Selecteer Bekijk > Wijzig. • Selecteer Naam om de naam van het schip in te voeren. • Selecteer Symbool om een nieuw symbool te selecteren, indien beschikbaar.
3 Selecteer een optie: • Als u de minimumwaarde van het standaardbereik wilt instellen, selecteert u Vastgest. min.. • Als u de maximumwaarde van het standaardbereik wilt instellen, selecteert u Vastgest. max.. • Als u de onderlimiet van de meter lager wilt instellen dan het vastgestelde minimum, selecteert u Schaalmin.. • Als u de bovenlimiet van de meter hoger wilt instellen dan het vastgestelde maximum, selecteert u Schaalmax.. 4 Selecteer de grenswaarde.
OPMERKING: Wanneer u langzaam of niet beweegt, is de magnetische kompasbron nauwkeuriger dan de GPS-bron. De close hauled-windmeter aanpassen U kunt het bereik van de close hauled-windmeter voor zowel de schaal Wind tegen als de schaal Wind mee opgeven. 1 Selecteer vanaf de windmeter Menu > Kompasmeter > Metertype > Close hauled-meter.
Informatie van een ander getijden- of stromingenstation weergeven 1 2 3 4 Selecteer Info > Getijden & stromingen. Selecteer Getijden of Stromen. Selecteer Nabije stations. Selecteer een station. Almanakgegevens weergeven op de navigatiekaart 1 Selecteer in een kaart of 3D-kaartweergave een locatie. 2 Selecteer Informatie. 3 Selecteer Getijden, Stromen, of Zon en maan. Waarschuwingsbeheer Berichten weergeven 1 Selecteer Info > Waarschuwingsbeheer. 2 Selecteer een bericht. 3 Selecteer Bekijk.
De VHF-squelch aanpassen OPMERKING: Uw mediaspeler moet een marifoon ondersteunen om gebruik te kunnen maken van deze functie. 1 Selecteer op de VHF-bronpagina Menu > Squelch. 2 Gebruik de schuifbalk om de VHF-squelch aan te passen. Radio Als u AM- of FM-radio wilt beluisteren, moet op de stereo een geschikte nautische AM/FM-antenne zijn aangesloten en moet het toestel zich binnen bereik van een zendstation bevinden.
SiriusXM Satellite Radio Als u een FUSION-Link™ compatibele stereo hebt en SiriusXM Connect Tuner hebt geïnstalleerd en aangesloten op de kaartplotter, hebt u mogelijk toegang tot SiriusXM satellietradio, afhankelijk van uw abonnement. Een SiriusXM radio-id zoeken Voordat u uw SiriusXM abonnement kunt activeren, moet u weten wat de radio-id van uw SiriusXM Connect Tuner is.
Dankzij ARC hoeft u geen aparte audiokabel vanaf de kaartplotter aan te sluiten op de stereo. Bij systemen zonder ARC moet u meestal een aparte kabel gebruiken om de audio van de kaartplotter af te spelen via de luidsprekers van het stereosysteem. De HDMI versie 1.4 kabels ondersteunen ARC. Controleer of uw toestellen ARC ondersteunen bij het plannen van uw stereoinstallatie. De meeste toestellen die ARC ondersteunen hebben een ARC-etiket op de HDMI connector die ARC ondersteunt.
Kleur Weergroep voor de scheepvaart Geel Zware storm Rood Tornado Weersverwachting Op de kaart voor de weersverwachtingen worden weersverwachtingen voor steden, voor de scheepvaart, waarschuwingen, orkaanwaarschuwingen, weerrapporten voor de luchtvaart, waarschuwingen voor regio's, weerfronten en drukcentra, oppervlaktedruk en weerboeien weergegeven. Gegevens over de weersverwachting voor een andere tijdsperiode weergeven 1 Selecteer Grafieken > Weersverwachting.
Hogedrukgebieden zijn doorgaans voorbodes van goed weer. Lagedrukgebieden geven over het algemeen wolken en kans op regen. Isobaren die dicht op elkaar staan, laten een sterke drukstijging zien. Sterke drukstijgingen wijzen op gebieden met meer wind. Drukeenheden worden weergegeven in millibar (mb), inches kwik (inHg) of hectopascal (hPa). Kleurarceringen, zoals gedefinieerd in de legenda linksboven op het scherm, geven de oppervlaktetemperatuur van het water aan.
Legenda: Toont de weerlegenda. Informatie over weerabonnementen weergeven U kunt informatie bekijken over weerdiensten waarop u zich hebt geabonneerd, en zien hoeveel minuten er zijn verstreken sinds de gegevens voor elke dienst zijn bijgewerkt. Selecteer op een weerkaart Menu > Weerabonnement. Video weergeven Voordat u video kunt weergeven, moet u verbinding maken met een compatibele bron.
Naam: Hiermee kunt u een nieuwe naam instellen voor de camera. FLIR™ menu: Hiermee krijgt u toegang tot de instellingen van de camera. De camera met een videobron koppelen Mogelijk moet u de camera koppelen met een videobron. 1 Selecteer in het videoscherm Menu > Bron. 2 Selecteer de camera. 3 Selecteer Video-instellingen > Stel invoer in. 4 Selecteer de video-invoer. De bewegingen van videocamera's aansturen LET OP Richt de camera niet op de zon of zeer heldere objecten.
Maak foto: Hiermee kunt u een foto maken. Slaap: Hiermee schakelt u de VIRB actiecamera in een energiezuinige modus om de batterij te sparen. Video-instellingen van de VIRB actiecamera Selecteer A/V, meters, bed. > VIRB® > Menu > Videoinstellingen. Aspect: Hiermee stelt u de beeldverhouding voor de videoopname in. Video Mode: Hiermee stelt u de videomodus in. U kunt bijvoorbeeld de optie Slow-Mo selecteren om slowmotion video-opnamen te maken.
opgerekt dan de afmetingen die beschikbaar zijn op aangesloten videotoestel, en mogelijk vult het niet het gehele scherm. Beginafbeelding: Hiermee stelt u de afbeelding in die wordt weergegeven als u het toestel inschakelt. GPS-instellingen Selecteer Instellingen > Systeem > GPS. Skyview: Geeft de relatieve positie van GPS-satellieten aan de hemel weer. Instellingen > Snelheidsfactor: Berekent gedurende korte tijd de gemiddelde snelheid van uw schip om de snelheidswaarden te verscherpen.
het volgende routedeel op de route. U kunt de overschakeling instellen op basis van tijd of afstand voorafgaand aan de koerswijziging. Door de waarden tijd of afstand te verhogen, kunt u de nauwkeurigheid van de stuurautomaat bij het navigeren van een route of het volgen van een Auto Guidance-lijn vergroten bij veel wendingen en bij hoge snelheden. Voor rechtere routes en lagere snelheden kan het verlagen van deze waarde de nauwkeurigheid van de stuurautomaat vergroten.
XTE-precisie: U kunt het aantal cijfers achter de decimale komma instellen voor het overbrengen van NMEA foutuitvoer van radarstoringen. Waypoint-id's: Stelt het toestel in op het overbrengen van viapuntnamen of -nummers via NMEA 0183 tijdens het navigeren. Door nummers te gebruiken kunnen compatibiliteitsproblemen met oudere NMEA 0183 stuurautomaten worden opgelost. Standaardinstellingen: Stelt de NMEA 0183 instellingen terug op de oorspronkelijke fabrieksinstellingen.
1 Selecteer Instellingen > Alarmen > Weer. 2 Schakel alarmen in voor specifieke weersomstandigheden. Het brandstofalarm instellen Voordat u een brandstofniveau-alarm kunt instellen, moet een compatibele brandstofstroomsensor zijn verbonden met de kaartplotter. U kunt een alarm laten afgaan wanneer de totale hoeveelheid resterende brandstof aan boord het door u opgegeven niveau bereikt. 1 Selecteer Instellingen > Alarmen > Brandstof > Stel tot. brdstf aan boord in > Aan.
Instellingen voor overige schepen Als uw compatibele kaartplotter is verbonden met een AIStoestel of marifoon, kunt u instellen hoe andere vaartuigen op de kaartplotter worden weergegeven. Selecteer Instellingen > Overige schepen. AIS: Schakelt ontvangst van AIS-signalen in en uit. DSC: Schakelt DSC (Digital Selective Calling) in en uit. Aanvar.alarm: Hiermee stelt u het aanvaringsalarm in (Een veilige zone voor aanvaringsgevaar instellen, pagina 8). AIS-EPIRB-testuitz.
Het draadloze kanaal wijzigen U kunt het draadloze kanaal wijzigen als u een toestel niet kunt vinden, verbindingsproblemen hebt, of hinder hebt van interferentie. 1 Selecteer Instellingen > Communicatie > Wi-Fi® netwerk > Geavanceerd > Kanaal. 2 Voer een nieuw kanaal in. U hoeft het draadloze kanaal van met dit netwerk verbonden toestellen niet te wijzigen. De Wi‑Fi host wijzigen U kunt wijzigen welke kaartplotter als Wi‑Fi host fungeert. Dit kan van pas komen als u problemen hebt met Wi‑Fi communicatie.
van compatibele toestellen gaat u naar de productpagina op www.garmin.com. OPMERKING: U kunt een Garmin Nautix toestel koppelen met meerdere compatibele toestellen voor een betere dekking op grotere boten. 1 Breng een Garmin Nautix toestel binnen bereik (3 m) van de kaartplotter. Het toestel zoekt automatisch naar alle compatibele toestellen binnen het bereik. Selecteer indien nodig in het menu van het draagbarre 2 toestel Toestelverbindingen > Koppel nieuw toestel.
• Bewaar uw originele aankoopbewijs of een fotokopie op een veilige plek. Digitaal schakelen U kunt uw kaartplotter gebruiken om circuits te bewaken of te bedienen als een compatibel systeem is aangesloten. U kunt bijvoorbeeld de binnen- en navigatieverlichting van het vaartuig bedienen. Ook kunt u leeftankcircuits bewaken. Voor toegang tot de digitale schakelcircuits selecteert u Info > Circuitbediening.
Schermafbeeldingen U kunt een opname maken van elk scherm dat op uw kaartplotter wordt weergegeven en dit opslaan als een bitmapbestand (.bmp). Vervolgens kunt u de schermafbeelding overzetten naar uw computer. U kunt de opname ook weergeven in het fotoalbum (Afbeeldingen op een geheugenkaart bekijken, pagina 54). Schermafbeeldingen vastleggen 1 Plaats een geheugenkaart in de kaartuitsparing. 2 Selecteer Instellingen > Voorkeuren > Schermafdruk opslaan > Aan.
Type PGN Telegram Beschrijving 129540 GNSS satellieten in weergavemodus Beschrijving SDMTW MTW: Watertemperatuur 130306 Windgegevens SDVHW VHW: Watersnelheid en koers DPT Diepte 127258 Magnetische variatie DBT Diepte onder de transducer 129283 Koersfout MTW Watertemperatuur 129284 Navigatiegegevens VHW Watersnelheid en koers 129285 Navigatieroute en via-puntinformatie WPL Waypoint-locatie 065030 Generator Average basic AC quantities (GAAC) DSC Digital Selective Callinggegevens 12
Index A aan-uitknop 1, 46 aankomstalarm 49 aanraakscherm 1 aanvaringsalarm 8, 51 afbeeldingen 54 afstand meten 22 kaarten 4 afstand tot kustlijn 15, 48 afstandcirkels 9 afstandsbediening 52 loskoppelen 52 AIS 7, 8, 10 doelzoeken 7, 8 gevaren 8, 29 inschakelen 51 noodsignaaltoestel 8 radar 29 SART 8 alarmen 17, 47, 49 aankomst 49 aanvaring 8, 51 brandstof 36, 50 diep water 26, 49 echolood 26, 49 krabbend anker 49 meters 36 motor 36 navigatie 49 ondiep water 26, 49 van koers 49 watertemperatuur 26, 49 weer 49
persoonlijke standaardoproep 35 MARPA 7 doelzoeken 28, 29 gelabeld object 29 gevaren 8, 29 navigatiekaart 10 mediaspeler 38–40 afstemmodus 39 alfabetisch zoeken 38 bron 38 DAB 39 dempen 38 FUSION-Link 38 herhalen 38 radio 40 SiriusXM Satellite Radio 40 toestelnaam 40 tunerregio 39 VHF 38, 39 voorinstelling 39 voorkeuze 44 willekeurige volgorde 38 zones 38 meters 35 brandstof 35, 36 limieten 35 motor 35, 36 statusalarmen 36 trip 37 wind 36, 37 meters voor zeilen 36 MOB, toestel 8 motorboot 4, 17 motormeters
schip waarvan positie wordt bijgehouden 34, 35 verwijderen 13 weer 43 weer 9, 41, 42 abonnement 41, 44 alarmen 49 golfgegevens 42 kaarten 41, 43 navigatiekaart 43 neerslag 41 oppervlaktedruk 42 overlay 43 uitzendingen 41 viskaart 43 vissen 42, 43 watertemperatuur 42, 43 weersverwachting 41–43 wind 42 zeegang 42 zicht 43 Wi‑Fi technologie 51 windmeters 36, 37 windsensor 52 Z zeilboot 4, 17 zeilen 10, 17, 18 racetimer 18 startlijn 17, 18 zeilenstartlijn 18 zon- en maanstanden 37, 38 zoomen echolood 23 kaart
support.garmin.