Installation Instructions

Als u geen videobeelden op het toestel ziet op de gewenste
installatielocatie, verplaats de zender dan naar een andere
locatie en probeer het opnieuw.
4
Herhaal stap 2–3 totdat de zender goed werkt.
5
Test het camerabeeld door de videobeelden op het toestel te
bekijken.
6
Als de camera geen optimaal zicht biedt voor uw voertuig,
verplaats deze dan naar een andere locatie en probeer het
opnieuw.
7
Herhaal stap 5–6 totdat de montagelocatie van de camera
optimaal zicht biedt voor uw voertuig.
TIP: Onthoud welke richting boven is bij het testen van het
camerabeeld, zodat u bent verzekerd van een correcte
permanente bevestiging.
De camera monteren
Voordat u de camera permanent monteert, moet u controleren
of de montagelocatie optimaal zicht biedt voor uw voertuig (De
locatie van de camera en de zender testen).
Als u de camera al op de beugel hebt aangebracht, moet u
deze eerst losmaken.
1
Plaats de beugel
À
op de montagelocatie.
2
Selecteer een optie:
Als u de beugel direct op het oppervlak van uw voertuig
monteert, markeert u de locatie van de twee gaten in de
beugel
Á
.
Als u de beugel op een kentekenplaat aanbrengt,
verwijder dan een van de schroeven van de
kentekenplaat en breng de steun zo aan dat het gat in de
beugel
Â
op één lijn ligt met het gat in de kentekenplaat.
3
Bevestig de beugel op het voertuig met de meegeleverde
zelftappende schroeven
Ã
of met de schroef van de
kentekenplaat
Ä
die u in stap 2 hebt verwijderd.
4
Plaats de camera in de beugel en bepaal waar de
camerakabel
Å
het beste het voertuig kan worden
binnengeleid.
5
Boor met een geschikte boor een gat voor de camerakabel.
6
Voer de camerakabel door het gat en leid de kabel naar de
locatie van de zender.
Verlengkabels van 15 m (50 ft.) kunnen zo nodig apart
worden aangeschaft.
7
Bevestig de camera in de beugel met de meegeleverde
zeskantige bouten
Æ
.
8
Stel de hoek van de camera in en draai de zeskantige
bouten vast met de meegeleverde sleutel.
9
Breng RV-kit rond de kabel aan op de plaats waar deze het
voertuig binnengaat (optioneel).
De zender installeren
Voordat u de zender permanent installeert, moet u testen of de
zender correct werkt op de betreffende locatie (De locatie van
de camera en de zender testen).
1
Bevestig de zender op de installatielocatie met geschikte
bevestigingsmaterialen zoals schroeven, bouten of
kabelbinders.
De zekeringhouder bij de zender is niet waterdicht. Het wordt
afgeraden om de zekeringhouder te installeren op een
locatie die is blootgesteld aan de elementen.
2
Sluit de camera en de kabels van de zender aan.
De connector tussen de camera en de zender is niet
waterdicht. Zorg ervoor dat de verbinding waterdicht is als u
deze wilt maken op een locatie die is blootgesteld aan de
elementen.
3
Sluit de voedingskabel
À
van de zender aan op een 12–24 V
gelijkstroombron, bij voorkeur een achteruitrijlicht
Á
, met
behulp van een knijpconnector (niet meegeleverd).
OPMERKING: Als u de zender verbindt met een constante
12–24 V gelijkstroombron (zoals een rijlicht) in plaats van
een achteruitrijlicht, moet u de stroom naar de zender
handmatig inschakelen. De zender kan uw accu doen
leeglopen als deze niet wordt uitgeschakeld.
4
Als u geen knijpconnector gebruikt voor de verbinding,
soldeer de elektrische onderdelen dan vast en isoleer ze met
een krimpkous om ze te beschermen tegen de elementen.
De camera gebruiken
De camera geeft videobeelden op verschillende manieren weer
op het toestel, afhankelijk van hoe u de voeding hebt
aangesloten op de zender.
1
Selecteer een optie voor het weergeven van videobeelden:
Als u de zender hebt verbonden met een achteruitrijlicht
(aanbevolen), zet het voertuig dan in zijn achteruit. Het
toestel geeft automatisch videobeelden van de
achteruitrijcamera weer.
Als u de zender hebt verbonden met een ander licht of
een andere 12 V gelijkstroombron, selecteer dan het
camerapictogram op het toestel om videobeelden van de
achteruitrijcamera weer te geven.
2
Selecteer een optie om de normale werking van het toestel
te hervatten:
Als u de zender hebt verbonden met een achteruitrijlicht
(aanbevolen), haal dan het voertuig uit zijn achteruit. De
normale werking van het toestel wordt automatisch
hervat.
Als u de zender hebt verbonden met een ander licht of
een andere 12 V gelijkstroombron, selecteer dan het
camerapictogram op het toestel om de normale werking
van het toestel te hervatten.
21