GE Security CS875-575-375-275-175 Alarmsysteem Installateurshandleiding met CS5500 bediendeel GE imagination at work Field Trial Only
Wij verklaren onder eigen en exclusieve aansprakelijkheid dat dit product voldoet aan de Richtlijn 93/68/EEC (certificering) en/of aan de essentiële vereisten en alle andere relevante voorschriften van 1999/5/EC (R&TTE) op basis van testresultaten behaald volgens (niet-)geharmoniseerde normen in overeenstemming met de vermelde Richtlijnen. Copyright (c) 2006 GE Security B.V.. Alle rechten voorbehouden. GE Security B.V. verleent het recht voor herdruk van deze handleiding slechts voor intern gebruik.
Inhoudsopgave 1 Installateurshandleiding ..............................................................................................1-1-1 2 met CS5500 bediendeel................................................................................................1-1-1 3 Kennismaking met het CSx75 systeem ..................................................................... A-1-1 3.1 Inleiding........................................................................................................................
Inhoudsopgave 7.7.1 7.7.2 7.7.3 7.7.4 Overzicht.....................................................................................................................A-5-4 Voorbeeld ...................................................................................................................A-5-4 Woordenlijst ................................................................................................................A-5-4 Installateursboodschap.........................................................
Inhoudsopgave 3.9.4 Sleutelschakelaar zones..............................................................................................B-3-8 4 De andere bediendelen programmeren .................................................................... B-4-1 4.1 Woordenlijst ...........................................................................................................................B-4-1 5 De RF-ontvangers instellen ................................................................................
Inhoudsopgave 8.3 De CS586 geheugen/RS232 module programmeren ............................................................B-8-2 8.3.1 Geheugentransfer met het CS5500 bediendeel ..........................................................B-8-3 8.3.2 Geheugentransfer met de UDx75 software .................................................................B-8-3 8.4 Woordenlijst ...........................................................................................................................B-8-4 8.
Inhoudsopgave 13.3.3 Uploaden/downloaden .............................................................................................B-13-6 13.4 Woordenlijst .......................................................................................................................B-13-7 13.5 Technische specificaties ..................................................................................................B-13-14 14 Gereserveerd...........................................................................
Hoofdstuk 1: Kennismaking met het CSx75 systeem 1.1 Inleiding 1.1.1 Welkom Welkom bij ons assortiment van CSx75-systemen. Wij hopen dat u dit een nuttige aanvulling op ons productaanbod vindt. Dankzij het unieke CSx75-systeemontwerp kunnen wij een volledig uitgerust systeem onderbrengen in één behuizing van metaal of kunststof. Zo nodig kan het systeem worden uitgebreid met extra modules. Er zijn vijf verschillende types centrales verkrijgbaar: de CS175, CS275, CS375, CS575 en CS875.
1.2 Bediendelen 1.2.1 CS5500 bediendeel Met het CS5500 LCD bediendeel kunt u het CSx75 systeem programmeren via een menustructuur. Voeding (groen) OK Systeem gereed (groen) Brand (rood) • Aan als het systeem op de netspanning is aangesloten en de accu OK is. • Knippert indien er een accustoring aanwezig is of als op hetsysteem geen accu is aangesloten. • Off als het systeem niet verbonden is met het lichtnet. • Aan wanneer het systeem gereed is om te worden ingeschakeld.
Druk op OK om: OK • Het menu te activeren of • Een gewijzigde selectie te accepteren of • Vooruit te lopen in de menustructuur of • Een invoerreeks te annuleren bij het invoeren van numerieke data. Tijdens het bewerken van tekst en telefoonnummers: Hekje • Druk op # F1 om naar het eerste karakter of cijfer te gaan. • Druk op # F3 om naar het laatste karakter of cijfer te gaan. • Druk op # om de karakters of cijfers vanaf de huidige positie tot het laatste karakter of cijfer te wissen.
Hoofdstuk 2: Het CSx75 systeem samenstellen 2.1 Systeemversies Er bestaan vijf versies van de CSx75. De volgende tabel geeft een overzicht van de eigenschappen van elke versie en de verschillen tussen de versies.
2.2 Delen van het systeem Tabel 2-2: Systeemmodules Stuknummer Onderdeel Doel CS5500 Bediendeel Wordt gebruikt om het systeem te programmeren. Ook andere LCDen LED-bediendelen kunnen hiervoor worden gebruikt. CS208/CS208H/CS216 Ingangenmodule Wordt gebruikt om het aantal bedrade zones uit te breiden met 8 of 16 zones. De bedrade zoneuitbreidingsmodules zijn alleen geschikt voor de CS 375, CS575 en CS875. De CS175 en CS275 kunnen alleen worden uitgebreid met een draadloze ontvanger.
Tabel 2-2: Systeemmodules Stuknummer Onderdeel Doel CS534 Audio (inluister) module Tweeweg audio (inluister) communicatiemodule die het mogelijk maakt om een inluister sessie te starten, en/of om op afstand via een telefoonverbinding het system te controleren. CS7050 TCP/IP module Dubbel uitgevoerde microprocessorgestuurde Internet/ intranetinterface voor het maken van een verbinding tussen een CSx75-centrale en een OH-netwerkontvanger.
Tabel 2-4: Draadloze apparatuur Stuknummer Draadloze ontvanger 433 MHz RX8I4CA-pcb RX16I4CA-pcb RX48I4CA-pcb 868 MHz RX8W8CA-pcb RX16W8CA-pcb RX32W8CA-pcb Doel RF 433 versies bieden RFfuncties voor 8, 16 of 48 draadloze / RFcomponenten. RF868 versies bieden RFfuncties voor 8, 16 of 32 draadloze / RFcomponenten. Draadloze afstandsbedieningen RF352I4 (2 knoppen) RF354I4 (4 knoppen) RF354W8 (4 knoppen) Schakelt het systeem in en uit.
Tabel 2-4: Draadloze apparatuur Stuknummer 433 MHz 868 MHz Doel Draadloze deur raamdetector RF320I4 RF310I4 RF300W8 RF300W8B Stuurt gebeurtenissen door naar de centrale via de RF-ontvanger. Draadloze trildetector RF620I4 RF620I4B Niet verkrijgbaar Stuurt gebeurtenissen door naar de centrale via de RF-ontvanger. Draadloze glasbreukdetector RF903I4 RF903W8 Stuurt gebeurtenissen door naar de centrale via de RF-ontvanger.
Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor de installatie 3.1 Netaansluiting Gebruik de netaansluitklem voor de aansluiting van de netvoeding. U kunt een vaste kabel of een flexibel netsnoer naar een geaard stopcontact gebruiken. Bij gebruik van een vaste bedrading moet in het stroomverdeelnet een aparte stroomverbreker worden ingebouwd. In elk geval moet de netaansluiting aan de lokale voorschriften voldoen. BELANGRIJK: Koppel de netspanning af alvorens de kast te openen.
• Als de kabelinvoeropeningen in de behuizing van de centrale al in gebruik zijn om draden naar binnen te voeren, dient u de bedrading via daartoe geëigende elektrische buizen en een montagedoos aan te sluiten. Gebruik hiervoor alleen materialen van de juiste brandwerendheidsklasse (HB of beter). • Gebruik geen kabelgoten of buizen waardoor ook kabels met netspanning lopen.
3.6 Werken met de DIP-schakelaar schema's • • Als de DIP-schakelaar omhoog staat, staat deze AAN. In de schema's wordt dat als volgt aangegeven: Als de DIP-schakelaar omlaag staat, staat deze UIT. In de schema's wordt dat als volgt aangegeven: • In dit voorbeeld staat de eerste, derde en zesde DIPschakelaar AAN, en de tweede, vierde en vijfde DIPschakelaar UIT. • In het schema ziet dat er als volgt uit: CS875-575-375-275-175 Installeurshandleiding met CS5500-bediendeel AAN UIT A.3.
Hoofdstuk 4: Een basissysteem installeren 4.1 Bedrading van zones 4.1.1 Algemeen De ingangen van de centrale zijn ingericht als standaard EOL (4K7) vrij programmeerbare zones. Door de zones evenwel als dubbele lus te programmeren, kunnen alle zone-ingangen van de centrale zo worden geprogrammeerd dat ze alarm- en sabotagemeldingen geven op dezelfde zone. 4.1.2 Dubbele principe Een zone bevat zowel alarm- als sabotagebedrading.
4.2 De centrale installeren De centrale is verkrijgbaar in drie verschillende behuizingen. De werkwijze voor de installatie en het plaatsen van uitbreidingsmodules verschilt afhankelijk van de gebruikte behuizing. Hieronder volgen de instructies voor het installeren van een basissysteem. Meer informatie over de installatie van de CS7050, CS7501 en CS7002 vindt u in de betreffende hoofdstukken.
4. Als u een CS534 en een CS535 gebruikt zonder CS7002 voert u de volgende stappen uit: - Sluit de bandkabel aan op de CS534 communicatiemodule. - Verbind de CS534 communicatiemodule en de CS535 spraakmodule met de bandkabel. - Plaats de steunen voor de CS535 spraakmodule op de printplaat. - Verbind de CS535 spraakmodule met de printplaat via de jumpers en steunen. - Zet de steunen voor de CS534 communicatiemodule vast op de behuizing. - Plaats de CS534 communicatiemodule in de behuizing.
4.2.2 CS275/CS375/CS575/CS875 (policarbonaat behuizing) Deze policarbonaat behuizing is geschikt voor de CS275, CS375, CS575 en CS875. CS534 CS275/375/575/875 1. Draai de sluitschroef in de policarbonaat behuizing los. 2. Open de behuizing. 3. Neem het deksel van de behuizing af. 4. Klap de PCB montageplaat op. 5. Als u een CS534 communicatiemodule, CS535 spraakmodule en CS7002 GPRS-module gebruikt, voert u de volgende stappen uit: 6. - Sluit de bandkabel aan op de CS7002 GPRS-module.
- Plaats de CS534 communicatiemodule in de behuizing. - Klap de PCB montageplaat neer. - Plaats de steunen voor de CS535 spraakmodule op de printplaat. - Verbind de CS535 spraakmodule met de printplaat via de jumpers en steunen. - Verbind de CS534 communicatiemodule en de CS535 spraakmodule met de bandkabel. 7. Plaats de steunen voor de CS208 / CS216 ingangenmodule of CS507 uitgangenmodule op de printplaat. 8. Monteer de CS208 / CS216 ingangenmodule of CS507 uitgangenmodule op de printplaat.
10. Plaats de kaartgeleider (NX-CA-SL) in de behuizing. 11. Schroef de kaartgeleiders vast. 12. Gebruik de kaartgeleiders om nog maximaal 3 voorbedrade modules meer te monteren. Raadpleeg het hoofdstuk over de betreffende module voor informatie over de bedrading. Meer informatie over de montage van de CS7501 ISDN-kiesmodule vindt u in hoofdstuk B-16 De CS7501 instellen. 13. Sluit de draden van de accu van de centrale aan op de module. 14. Monteer de RF-ontvanger in het deksel van de behuizing.
4. - Bevestig de steunen voor de CS7002 GPRS-module op de printplaat. - Monteer de CS535 spraakmodule op de uitbreidingspoort (jumper). - Sluit een bandkabel aan op de CS534 communicatiemodule. - Verbind de CS534 communicatiemodule en de CS535 spraakmodule met de bandkabel. - Bevestig de CS7002 GPRS-module op de steunen op de printplaat.
8. Sluit de batterij aan en schakel het paneel in. 4.3 Het bediendeel installeren 1. Verwijder het deksel van het bediendeel. 2. Verwijder de eventuele schroef in de bodem. 3. Steek de schacht van de schroevendraaier in de holte van het scharnier. 4. Wrik voorzichtig met de schroevendraaier. 5. De twee delen van het bediendeel moeten nu loskomen. Neem het deksel af. 6. Monteer het bediendeel tegen de muur met behulp van de montagegaten C. 7.
4.3.2 Meerdere bediendelen onderling verbinden In totaal mag niet meer dan 800 m kabel worden gebruikt. In het onderstaande schema ziet u welke draaddiameter moet worden gebruikt. Deze waarden gelden bij één bediendeel aan het einde van de bedrading. Wanneer meerdere bediendelen worden aangesloten aan het einde van de bedrading, is een grotere draaddiameter nodig. Tabel 4-1: Buslengte bediendeel Lengte Aangesloten op CSx75 Lengte in meter Draad (mm²) 110 0.50 200 0.75 333 1.00 500 1.50 800 2.
4.3.2.3 Ster- en multidrop netwerk Het is mogelijk een combinatie van een ster- en multidrop netwerk samen te stellen. Onderstaande afbeelding toont hoe vier bediendelen via beide methoden kunnen worden verbonden. 4.4 Bedrading van alarmgevers 4.4.1 Een alarmgever met EOL-beveiliging bedraden Elke zone kan hiervoor worden gebruikt. De zone moet worden geprogrammeerd als anti-sabotage en met één EOL. 4.4.1.
4.4.1.2 AS271 Tussen de COM en de Ext op de printplaat van het paneel moet een weerstand worden toegevoegd. Deze weerstand voorkomt dat het paneel zich voordurend in alarmconditie bevindt. Zowel de interne als de externe sirene staat onder supervisie.
4.4.1.
4.5.1 4-draads rookmelders (CS275-375-575-875) DB702 +DB721R CS275 AUX+ CS375 COM CS575 OUT4 CS875 DB702 +DB721R 2 2 3 1 6 4 Z4 3 1 4 6 5 5 COM 1 + Leiding in 4 NC (normaal gesloten) 2 + Leiding uit 5 COM 3 - Leiding 6 NO (normaal open) 4.5.
4.5.3 4-draads rookmelder (CS175) DB702 +DB721R 2 2 AUX+ CS175 DB702 +DB721R 3 1 COM SMOKE 6 Z1 4 5 3 1 4 6 5 COM 1 + Leiding in 4 NC (normaal gesloten) 2 + Leiding uit 5 COM 3 - Leiding 6 NO (normaal open) Als u met een CS175 werkt, moet u uitgang 3 programmeren voor de brandmelder. 1. Selecteer Installateursmenu>Centrale>Uitgangen>Prog. uitgangen>Uitgang 3>Gebeurtenis>Alarmen>Brand reset. 2. Zorg ervoor dat de optie voor het volgen van de gebeurtenis is ingesteld op 0.
4.6 Bedrading van de uitgangen DATA AUX+ COM INT COM EXT CS875 CS575 CS375 R1NC R1NO R1C 1 R3NC R3NO R3C 1 AUX+ COM OUT4 TAMPER TAMPER DATA AUX+ COM INT COM EXT CS275 OUT1 AUX+ OUT2 OUT3 AUX+ COM OUT4 TAMPER TAMPER DATA AUX+ COM EXT COM OUT1 OUT2 CS175 1 2 2 AUX+ OUT2 COM SMOKE AUX+ COM TAMPER Z1 COM Z2 Z3 COM Z4 2 2 2 2 2 2 2 Contacten belastbaar tot 1A. Relais worden gevoed en geschakeld vanuit het paneel. Er is geen externe voeding nodig om de relais te schakelen.
4.7 Bedradingsschema centrale 4.7.1 CS175 J17 EXPANSION ..
4.7.2 CS275 12 13 14 15 J17 EXPANSION J18 LED 2 . .
4.7.3 CS375, CS575 en CS875 12 13 14 15 J17 EXPANSION J18 LED 2 . .
DATA Communicatie / Uitbreidingsmodule databus (0101) (inclusief bediendeel) AUX+ Communicatie / Uitbreidingsmodule voeding (inclusief bediendeel) COM Communicatie / Uitbreidingsmodule aarding (inclusief bediendeel) INT Interne bel voeding COM Aarding EXT Externe sirene R1NC Relais 1 (normaal gesloten) R1NO Relais 1 (normaal open) R1C Relais 1 (aarding) AUX+ Power OUT 2 Uitgang 2 COM Aarding R3NC Relais 3 (normaal gesloten) R3NO Relais 3 (normaal open) R3C Relais 3 (aarding) AU
Hoofdstuk 5: Het systeem programmeren 5.1 Opstarten van het systeem Als het CS5500 bediendeel voor de eerste keer is aangesloten dient de taal, default instellingen, gebied en bediendeelnummer te worden ingegeven. Iedere keer als het bediendeel wordt teruggezet naar default dien je deze instellingen opnieuw te doen. • De landcode optie bepaald taal 1 van het bediendeel. • De bediendeel optie Bediendeel Def. zet de instellingen volgens het geselecteerde land.
5.3.1 Functiemenu U kunt een beperkt aantal menu-opties openen zonder uw installateurscode in te voeren. Zo opent u het functiemenu: 1. Druk op OK op het moment dat de systeem prompt zichtbaar is. 2. Druk op de toetsen µ¶ om het functiemenu te openen en er vervolgens doorheen te bladeren. 5.4 Een menu-optie selecteren • Druk op OK om een menu-optie te selecteren en verder te gaan in de menustructuur. • Druk op NO om een menu-optie te annuleren en terug te gaan in de menustructuur.
5. Druk op NO om de wijzigingen te annuleren en terug te keren naar de menu-optie. 5.5.3 Numerieke waarden wijzigen 1. Ga met de toetsen µ¶ naar de betreffende menu-optie en druk op OK. 2. De huidige waarde van de menu-optie wordt getoond, bijvoorbeeld, 55. 3. Voer nu een van de volgende handelingen uit: - Druk op een cijfertoets om de huidige waarde te wissen en de waarde van de ingedrukte toets te tonen. - Druk op µ om de huidige waarde met één eenheid te verhogen.
- 6. Als het nieuwe nummer ongeldig is, laat het bediendeel drie pieptonen horen om de wijziging te annuleren en keert het terug naar de menu-optie. Druk op NO om de wijzigingen te annuleren en terug te keren naar de menu-optie. 5.6 Het menusysteem sluiten 1. Druk op ## om de prompt OK voor einde weer te geven. 2. Druk op OK op deze prompt om de menuprogrammering te sluiten. 5.7 Tekstbewerking 5.7.1 Overzicht De CSx75 is voorzien van een teksteditor met een geïntegreerde woordenlijst.
< Onder de toetsen 0 tot 9 zitten de kleine letters en hoofdletters, cijfers en taalspecifieke tekens. Door meerdere keren op dezelfde toets te drukken, kunt u door de karakters bladeren. 5.7.3 Woordenlijst De Woordenlijst is een vaste verzameling woorden die het invoeren van tekst versnelt. Wanneer u een karakter ingeeft, toont het bediendeel automatisch een woord uit de woordenlijst. De functie Woordenlijst staat standaard aan.
Hoofdstuk 6: De doormelding programmeren 6.1 Rapportage De CSx75 ondersteunt verschillende manieren om gebeurtenissen te rapporteren naar verschillende meldbanken van de meldkamer. Er zijn zes telefoonnummers en elk telefoonnummer heeft zijn eigen klantnummer, protocol en gebeurtenissen. Het voorkiesnummer is hetzelfde voor alle zes de telefoonnummers.
Niveau 1 Protocol Gebeurtenissen Niveau 2 Waarde Telefoonnummer 1 SIA Telefoonnummer 2 SIA Status Telefoonnummer 1 - Alarmmeldingen Actief Telefoonnummer 1 – Alarm herstel Actief Telefoonnummer 1 – Sabotage en herstel Actief Telefoonnummer 2 - Alarmmeldingen Niet actief Telefoonnummer 2 – Alarm herstel Niet actief Telefoonnummer 2 – Sabotage en herstel Niet actief 6.1.3 Dubbele rapportage Dubbele rapportage configureert de kiezer voor rapportage aan twee verschillende meldbanken.
Niveau 1 Klantnummer Protocol Gebeurtenissen Niveau 2 Waarde Telefoonnummer 1 BE5566 Telefoonnummer 2 445566 Telefoonnummer 1 SIA Telefoonnummer 2 SIA Status Telefoonnummer 1 - Alarmmeldingen Actief Telefoonnummer 1 – Alarm herstel Actief Telefoonnummer 1 - Sabotage en herstel Niet actief Telefoonnummer 2 - Alarmmeldingen Niet actief Telefoonnummer 2 – Alarm herstel Niet actief Telefoonnummer 2 – Sabotage en herstel Actief CS875-575-375-275-175 Installeurshandleiding met CS5500-bed
Sectie B De modules installeren en programmeren 1 Modules registreren.......................................................................................................................................................B-1-1 2 De centrale programmeren.......................................................................................................................................B-2-1 3 De aanwezige bediendelen programmeren..............................................................................
Hoofdstuk 1: Modules registreren 1.1 1.2 Registreren Aantal Modules Voor het registreren en naar default instellingen brengen van de systeemmodules moet u het geavanceerde menu inschakelen. Selecteer Functies>Geavanceerd menu>Actief en druk op OK. 1.1 Systeemmodules registreren Wanneer u de optie Registreren modules selecteert, worden nieuwe modules zowel op de centrale als op het bediendeel geregistreerd.Het bediendeel moet de modules registreren om de betreffende menu-opties te kunnen weergeven. 1.
Hoofdstuk 2: De centrale programmeren 2.1 Overzicht Voordat u het systeem kunt programmeren, moet u de centrale registeren en naar default instellingen brengen. Meer informatie over registreren en naar default instellingen brengen vindt u in hoofdstuk B-1 Modules registreren. 2.2 Ingangen programmeren 2.1.1 Zones 2.1.1.1 (1) Zone 1 Zone 2-168 Zie bovenstaande Bij meer als 16 zones worden de zones eerst weergeven in groepen en vervolgens als bovenstaande. 2.1.2 Swinger shutdown 2.1.
plaats waar de juiste configuratie te vinden is. We verwachten hier ongewenste discussies die door het aanpassen van deze tekst voorkomen kunnen worden. Graag anders formuleren. 2.2.1 Een zone definiëren U moet de taal selecteren waarin de nieuwe naam moet worden geprogrammeerd en ook gebieden aan de zone toewijzen. U kunt voor elke nieuwe zone een zonetype en zonenaam kiezen. De volgende stappen laten zien hoe u een zonetype en zonenaam voor een nieuwe zone kunt selecteren. 1.
9. Druk op OK. 10. Tijdens het kopiëren van de zone-instellingen wordt een kopieerbericht weergegeven. Wanneer het kopiëren klaar is, laat het bediendeel één pieptoon horen, en verschijnt de tekst Kopieer zone weer. 2.2.3 Een zonetype bewerken Een zonetype is een verzameling kenmerken. Alle zones die behoren tot een gegeven zonetype delen dezelfde kenmerken. Alle zones moeten tot een zonetype behoren. Er bestaan 20 voorgedefinieerde zonetypes en deze kunt u bewerken.
2.3 Uitgangen programmeren 2.2.1 Prog. uitgangen 2.2.1.1 1 () 2.2.1.1.1 Gebeurtenis 2.2.1.1.1.1 2.2.1.1.1.2 Uitgangen 2 - 4 Gelijk als bovenstaande 2.2.1.1.1.3 2.2.1.1.1.4 2.2.1.1.1.5 2.2.1.1.1.6 2.2.1.1.1.7 2.2.1.1.1.8 2.2.1.1.4 Tijdseenheid Tijd Gebieden 2.2.1.1.5 Attributen 2.2.1.1.2 2.2.1.1.3 Alarm In/Uitschakelen Communicatie Bediendelen Sirene Sabotage en storing Test Overige 2.2.1.1.5.1 2.2.1.1.5.2 2.2.1.1.5.3 2.2.1.1.5.4 2.2.1.1.5.5 2.2.2 Interne sirene 2.2.2.
Tabel 2-1: Centrale - uitgangsgebeurtenissen # Gebeurtenis # Overig Gebeurtenis # Bediendelen Gebeurtenis Alarm 8 Elke overbrug.
signaal van de interne sirene op het moment dat het systeem wordt ingeschakeld met een sleutelschakelaar geconfigureerd. 1. Zorg ervoor dat het geavanceerde menu is geactiveerd. 2. Ga met de toetsen µ¶ naar Centrale>Uitgangen>Interne sirene>Korte sirene activatie (puls) en druk op OK. 3. Ga naar In/Uit sleutelschak/afstandsbed>Ja en druk op OK. 4. Het bediendeel laat één pieptoon horen ter bevestiging van de wijziging en keert terug naar In/Uit sleutelschak/afstandsbed. 2.3.
5. Het bediendeel laat één pieptoon horen ter bevestiging van de wijziging en keert terug naar Code. 6. Ga naar Autorisatie>Alleen inschakelen>Ja en druk op OK. 7. Het bediendeel laat één pieptoon horen ter bevestiging van de wijziging en keert terug naar Alleen inschakelen. 8. Ga met de toetsen µ¶ naar Gebieden en druk op OK. 9. Druk op de corresponderende cijfertoetsen om de gebieden 1 en 4 te activeren en alle andere te deactiveren, en klik op OK. 10.
2.5 Communicatieopties instellen 2.4.1 Meldbanken 2.4.1.1 Telefoon voorkiesnummer 2.4.1.2 Telefoonnummers 2.4.1.2.1 Telefoonnummer 1 Telefoonnummers 2 - 6 Gelijk als bovenstaande 2.4.1.2.1.3 Telefoonnr. Klantnummer Protocol 2.4.1.2.1.4 Gebeurtenissen 2.4.1.2.1.1 2.4.1.2.1.2 2.4.1.2.1.4.1 Alarm en in/uit 2.4.1.2.1.4.1.1 2.4.1.2.1.4.1.2 2.4.1.2.1.4.1.3 2.4.1.2.1.4.1.4 2.4.1.2.1.4.2 Sabotage en storing 2.4.1.2.1.4.2.1 2.4.1.2.1.4.2.2 2.4.1.3 Gebieden klantnummers 2.4.1.3.1 2.4.1.2.1.4.2.
De centrale kan alle of specifieke gebeurtenissen rapporteren naar een rapportagebestemming. De communicatie tussen de centrale en de rapportagebestemming wordt gecontroleerd op beschadiging en storingen. De centrale kan ook communiceren met de up-/downloadsoftware wanneer een downloadsessie is tot stand gebracht. Voor het programmeren van de ingebouwde uitgangen selecteert u Installateursmenu>Centrale>Communicatie. 2.5.
9. Het bediendeel laat één pieptoon horen ter bevestiging van de wijziging en keert terug naar Verstreken tijd. 2.5.4 Melden inschakelen U moet de melding van gebeurtenissen op de centrale inschakelen en de gebeurtenissen en zonetypen waarvoor de meldingen worden verzonden programmeren. U moet de indeling van het rapport instellen en, in het geval van spraakrapportage, elke gebeurtenis koppelen aan een opgenomen bericht. Daarbij kunt u een bericht ook aan meerdere gebeurtenissen toewijzen.
2. Voer 12 in en druk op OK. 3. Het bediendeel laat één pieptoon horen ter bevestiging van de wijziging en keert terug naar Inloop 1. 4. Ga naar Uitloop 1 en druk op OK. 5. Voer 10 in en druk op OK. 6. Het bediendeel laat één pieptoon horen ter bevestiging van de wijziging en keert terug naar Uitloop 1. 2.6.2 Een gebied configureren U kunt gebiedsinstellingen configureren, zoals opties voor inschakelen en overbruggen.
2.7 Het systeem configureren 2.6.1 Tijden 2.6.1.1 Ingangen 2.6.1.1.1 2.6.1.1.2 2.6.1.1.3 2.6.1.1.4 2.6.1.1.5 2.6.1.1.6 2.6.1.1.7 2.6.1.2 Voeding 2.6.1.2.1 2.6.1.2.2 2.6.1.2.3 2.6.1.3 Alarmgevers 2.6.2 Opties Communicatie 2.6.2.1 Ingangen Interne sirenetijd Externe sirenetijd Deurbeltijd 2.6.1.4.1 Lijnfout vertragingstijd 2.6.2.1.1 Zones centrale Sabotage behuizing 2-Draads rookmelder Gebruik standaard zonetypes 2.6.2.1.2 2.6.2.1.3 2.6.2.1.4 2.6.2.2 Test opties 2.6.2.2.1 2.6.2.2.2 2.6.
2. Ga met de toetsen µ¶ naar Centrale>Systeeminstellingen>Opties en druk op OK. 3. Ga naar Test opties>Handmatige sirenetest>Actief en druk op OK. 4. Het bediendeel laat één pieptoon horen ter bevestiging van de wijziging en keert terug naar Handmatige sirenetest. 5. Ga naar Handmatige kiezertest>Actief en druk op OK. 6. Het bediendeel laat één pieptoon horen ter bevestiging van de wijziging en keert terug naar Handmatige kiezertest. 2.8 Tijdschema's instellen 2.7.1 Gebieden opening 2.7.1.
9. Het bediendeel laat één pieptoon horen ter bevestiging van de wijziging en keert terug naar Uur. 10. Ga naar Minuut en druk op OK. 11. Voer 0 in en druk op OK. 12. Het bediendeel laat één pieptoon horen ter bevestiging van de wijziging en keert terug naar Minuut. 2.9 Het systeem programmeren voor werking met een domoticasturingssysteem 2.8.1 Protocol 2.8.2 Autorisatie transitie 2.8.2.
2.9.1 Broadcasts activeren U kunt instellen hoe bijgewerkte informatie vanaf de RS232-interface naar het domoticasturingssysteem wordt verzonden. In het volgende voorbeeld wordt het domoticasturingsprotocol in staat gesteld verschillende eindgebruikersboodschappen naar het bediendeel display te sturen. 1. Zorg ervoor dat het geavanceerde menu is geactiveerd. Zie hoofdstuk 20 voor meer informatie. 2. Ga met de toetsen µ¶ naar Centrale>Domoticasturing en druk op OK. 3.
2.10 Woordenlijst Locatie Term Definitie 2 Centrale Hier worden alle opties gegroepeerd die verband houden met de centrale verwerkingseenheid van het alarmsysteem. Het centrale punt van een alarmsysteem dat de signalen van de melders ontvangt, deze controleert en verwerkt en de kan alarmgevers aansturen 2.1 Ingangen Een menu-optie waarin opties zijn gegroepeerd betreffende alle zones 2.1.1 Zones Een menu-optie die zone opties bevat. 2.1.1.1.
Locatie Term Definitie 2.1.3.1.1.5 In/Uitloop 1 Een zonetype waarvan de gebeurtenissen gedurende een zekere tijd kunnen worden vertraagd alvorens een alarm wordt gegeven. Dit zonetype wordt meestal gebruikt om het binnenkomen en verlaten van het pand mogelijk te maken. De tijdsintervallen voor een zone van In/Uitloop 1 worden vastgelegd in Inloop 1 en Uitloop 1. 2.1.3.1.1.
Locatie Term Definitie 2.1.3.1.3.2 Zone reactietijd Een zone-eigenschap van geïntegreerde zones van de centrale, dat de reactiesnelheid bepaalt: Deze kan 500 ms of 50 ms bedragen. 2.1.3.1.3.3 Dubbelpuls Een eigenschap van een zonetype dat alleen een alarm veroorzaakt als de zone binnen een bepaalde tijd tweemaal wordt geactiveerd. Dit is bedoeld om vals alarm op PIR’s te voorkomen. 2.1.3.1.3.
Locatie Term Definitie 2.1.3.1.5.4 Inluisteren Een menu-optie die een rapport naar de rapportagebestemming verstuurt om aan te geven dat een inluistersessie moet worden gestart. Om de inluisterfunctie te kunnen gebruiken, moet een CS534 communicatiemodule zijn geïnstalleerd en moet een microfoon zijn aangesloten. Wanneer een alarm wordt geactiveerd en gerapporteerd, kan de rapportagebestemming afluisteren wat er ter plaatse gebeurt.
Locatie Term Definitie 2.2.1.1.5 Attributen Een menu-optie waarin de programmeerbare attributen van de geselecteerde uitgang zijn gegroepeerd. 2.2.1.1.5.1 Continu Een menu-optie die ervoor zorgt dat een uitgang geactiveerd blijft tot op het bediendeel een code wordt ingevoerd. 2.2.1.1.5.2 Stop tijdsturing met code Een menu-optie die toestaat de tijdsturing die kan worden gebruikt bij programmeerbare uitgangen te resetten door een geldige gebruikerscode in te voeren. 2.2.1.1.5.
Locatie Term Definitie 2.2.2.3 Signaaltype uitgang Een menu-optie die de interne sirenedriver-uitgang voor een speaker omvormt naar een spanningsuitgang voor een sirene. De ingebouwde 112db sirene driver kan worden omgevormd tot een 1A spanningsuitgang. De speaker kan een vermogen hebben van maximaal 15 of 30 Watt, met een impedantie van 4, 8 of 16 Ohm. 2.2.3 Bediendelen Een menu-optie waarin de opties voor de bediendeelzoemer zijn gegroepeerd. 2.2.3.
Locatie Term Definitie 2.3.2.2.3 In/Uitschakelen Een menu-optie die aan een vier- of zescijferige code kan worden toegekend om het systeem in of uit te schakelen afhankelijk van de actuele status 2.3.2.2.4 Hoofdcode Een menu-optie die een code specificeert zodat deze andere gebruikerscodes kan programmeren, op voorwaarde dat ze toegang heeft tot dezelfde gebieden als de gebruikerscode. De code van gebruiker 1 is de standaard hoofdcode. 2.3.2.2.
Locatie Term Definitie 2.4.1.2.1.3 Protocol Een menu-optie die het communicatieprotocol instelt dat wordt gebruikt voor de transmissie naar de ontvanger. Er kunnen maximaal zes telefoonnummers worden ingesteld. Er zijn verschillende protocollen beschikbaar, zoals Contact ID, SIA, XSIA, en Fast Format. De aanbevolen protocollen zijn Contact-ID en SIA. Raadpleeg de instructies van de ontvanger van de alarmcentrale om te bepalen welk formaat moet worden gebruikt. 2.4.1.2.1.
Locatie Term Definitie 2.4.1.2.1.4.3.2 Aux. overstroom en herstel Een menu-optie die een melding naar het geselecteerde telefoonnummer verstuurt wanneer een te hoge stroomafname wordt gedetecteerd. Er wordt tevens een herstelmelding verstuurd wanneer de overstroomsituatie is hersteld 2.4.1.2.1.4.4 Communicatie Een menu-optie waarin de communicatiegebeurtenissen zijn gegroepeerd die aan het geselecteerde telefoonnummer worden gerapporteerd 2.4.1.2.1.4.4.
Locatie Term Definitie 2.4.2.1 U/D Terugbelnummer Een menu-optie die het telefoonnummer bevat waarnaar de centrale gaat bellen als de optie U/D Terugbelnummer gebruiken is ingeschakeld. 2.4.2.2 Toegangscode Een menu-optie die de achtcijferige toegangscode specificeert die door de up/ download software naar de centrale wordt verstuurd. De centrale staat up/ downloaden toe wanneer de centrale deze code ontvangt van de up/download software. 2.4.2.
Locatie Term Definitie 2.4.3 Automatische testmelding Een menu-optie waarin opties zijn gegroepeerd met betrekking tot de automatische tests die door het systeem kunnen worden uitgevoerd 2.4.3.1 Autotest centrale Een menu-optie die bepaalt of de automatische testmelding plaatsvindt na een zeker aantal dagen of uren. De automatische testmelding kan worden onderdrukt als een andere melding wordt verstuurd. 2.4.3.
Locatie Term Definitie 2.4.4.2.1.2 Module storing Een menu-optie die een melding naar de rapportagebestemming verstuurt bij een uitbreidingsmodule storing 2.4.4.2.1.3 Sirene storing Een menu-optie die de sirene bewaakt om te zien of er geen draden zijn doorgeknipt. Als de draden zijn doorgeknipt, verstuurt de centrale een melding naar de rapportagebestemming. 2.4.4.2.1.
Locatie Term Definitie 2.4.4.2.6 Eerste uit/laatste in Een menu-optie die naar de rapportagebestemming een in/uitschakelmelding verstuurt dat aangeeft wanneer het systeem is ingeschakeld en uitgeschakeld. Deze optie kan alleen worden gebruikt in een systeem met meerdere gebieden. Er wordt een rapport verstuurd met vermelding van het eerste gebied dat is geopend. Vervolgens wordt een logboek bijgehouden van wanneer de andere gebieden zijn geopend en gesloten.
Locatie Term Definitie 2.4.4.3.1.1.8 2.4.4.3.3.2.5 2.4.4.3.5.1.5 2.4.4.3.6.1.5 4+2 Rapporteringscode herstel Een menu-optie die de rapportagecode vermeldt die naar de rapportagebestemming wordt verstuurd om een 4+2 herstel te rapporteren. 2.4.4.3.1.1.9 2.4.4.3.2.1.4 2.4.4.3.3.1.4 2.4.4.3.3.2.6 2.4.4.3.4.1.4 2.4.4.3.5.1.6 2.4.4.3.6.1.6 2.4.4.3.6.2.4 2.4.4.3.7.1.4 2.4.4.3.8.1.
Locatie Term Definitie 2.4.4.3.3.2 Zone sabotage Een menu-optie waarin de rapportagecodes zijn gegroepeerd die naar de rapportagebestemming worden verstuurd wanneer een zonesabotage gebeurtenis plaatsvindt 2.4.4.3.3.3 Zonestoring Een menu-optie waarin de rapportagecodes zijn gegroepeerd die naar de rapportagebestemming worden verstuurd wanneer een zonestoring plaatsvindt 2.4.4.3.3.
Locatie Term Definitie 2.4.4.3.6 Communicatie Een menu-optie waarin rapportagecodes zijn gegroepeerd voor het melden van de communicatiegebeurtenissen aan de rapportagebestemming. 2.4.4.3.6.1 Telefoonlijnfout Een menu-optie waarin de rapportagecodes zijn gegroepeerd die worden verzonden wanneer een telefoonlijnfout optreedt 2.4.4.3.6.
Locatie Term Definitie 2.5.2 Opties Een menu-optie waarin alle optionele opties zijn gegroepeerd die betrekking hebben op gebieden. 2.5.2.1 Inschakelen Een menu-optie waarin de inschakelkenmerken van het geselecteerde gebied zijn gegroepeerd. 2.5.2.1.1 Snel-inschakeling Een menu-optie die de functietoetsen voor gedeeltelijke inschakeling en volledige inschakeling activeert. Deze opties werken alleen op een bediendeel ingesteld voor één gebied. 2.5.2.1.
Locatie Term Definitie 2.5.2.3.4 Gebruik overbruggingstoets Een menu-optie die het mogelijk maakt dat een zone met de zone-optie intern wordt overbrugd of uit overbrugging wordt gehaald bij een ingeschakeld systeem. 2.5.2.4.1 Bediendeel zoemer net/accufout Een menu-optie die ervoor zorgt dat de bediendeelzoemer begint te piepen als de netvoeding is weggevallen of een accufout wordt gedetecteerd. 2.5.2.4.
Locatie Term Definitie 2.6.1.3.2 Externe sirenetijd Een menu-optie die bepaalt hoe lang de externe sirene blijft afgaan voordat hij automatisch stopt. Een nieuw alarm activeert de externe sirene opnieuw gedurende de in deze optie aangegeven tijd. Deze tijd kan worden ingesteld van 0 tot 255 minuten. Als hier 0 wordt ingesteld, blijft de sirene actief totdat een geldige code wordt ingevoerd op het bediendeel. 2.6.1.3.3 Deurbeltijd Een menu-optie die de deurbeltijd instelt.
Locatie Term Definitie 2.6.2.2.5 Looptest Een menu-optie die de looptestmode activeert. In deze mode kan een bevoegde gebruiker de melders testen en controleren of alle zone ingangen correct werken. 2.6.2.3 Klok Een menu-optie waarin opties zijn gegroepeerd die de klok configureren. 2.6.2.3.1 Frequentie netspanning Een menu-optie die een nauwkeurige klok oplevert in situaties waar verschillende netfrequenties worden gebruikt: mogelijke instellingen zijn 50 Hz of 60 Hz. 2.6.2.3.
Locatie Term Definitie 2.7.2 Auto inschakeling gebieden Een menu-optie die de centrale in staat stelt automatisch in te schakelen op een welbepaald tijdstip. Op dat ogenblik zal het bediendeel gedurende 50 seconden piepen alvorens de centrale inschakelt. Het inschakelingsproces wordt gestopt als op het bediendeel een code wordt ingevoerd. 2.7.2.1.
Locatie Term Definitie 2.8.3.1.1 Interface configuratie Een menu-optie die de centrale in staat stelt te reageren op 'interface configuratie'-opvragingen vanuit het domoticasturingssysteem 2.8.3.1.2 Zonenaam Een menu-optie die het domoticasturingssysteem in staat stelt om op de centrale zonenamen te veranderen 2.8.3.1.3 Zonestatus Een menu-optie die de centrale in staat stelt om te reageren op zonestatus opvragingen vanuit het domoticasturingssysteem 2.8.3.1.
Locatie Term Definitie 2.8.3.3.3.2 Zonder PIN Een opvraag/verzoek-commando vanuit het domoticasturingssysteem naar de CS586 Geheugen/RS232 module om de gebruiker uitsluitend toegang te verlenen zonder een PIN-code. 2.8.3.3.6 Instellen datum/tijd Een opvraag/verzoek-commando dat door het domoticasturingssysteem naar de CS586 Geheugen/RS232 module wordt verstuurd om de datum en tijd in te stellen. 2.8.3.
Accu voedingsuitgang (CS275-375 -575-875) 0,800 A max. bij 13,8V ± 2% Uitgangsvermogen accu (CS175) 0,500 A max. bij 13,8V ± 2% Accutype en max. vermogen (Grote metalen behuizing voor CS575MCS875M) Herlaadbare zuur-loodaccu, 16 Ah 12 V nom. Accutype en max. vermogen (Policarbonaat behuizing voor CS275– CS375CS575-CS875) Herlaadbare zuur-loodaccu, 10 Ah 12 V nom. Accutype en max. vermogen (Kleine metalen behuizing voor CS175MCS275M-CS575M) Herlaadbare zuur-loodaccu, 7,2 Ah 12 V nom.
Specificaties algemene voorzieningen Aantal codecombinaties Van 9.999 (4 cijfers) tot 99.
Hoofdstuk 3: De aanwezige bediendelen programmeren 3.1 Overzicht Elk bediendeel is voorzien van een zoemer en een LCD-scherm waarop berichten kunnen worden weergegeven in diverse talen. Elk bediendeel moet zijn geregistreerd, ingesteld op de landinstellingen van het geselecteerde land en gereset naar de fabrieksinstellingen voordat u begint met het programmeren van het systeem. Meer informatie over registreren en naar default instellingen brengen vindt u in hoofdstuk B-1 Modules registreren. 3.
2. Ga naar Weergave>Codes niet zichtbaar>Ja en druk op OK. 3. Het bediendeel laat één pieptoon horen ter bevestiging van de wijziging en keert terug naar Codes niet zichtbaar. 4. Ga met de toetsen µ¶ naar Zoemer>Pieptoon bij zoneverlies>Ja en druk op OK. 5. Het bediendeel laat één pieptoon horen ter bevestiging van de wijziging en keert terug naar Pieptoon bij zoneverlies. 3.
3.6 De tekst op het bediendeel configureren U kunt op het bediendeel verschillende talen instellen. In het volgende voorbeeld wordt Frans ingesteld als tweede taal op het bediendeel. 1. Ga met de toetsen µ¶ naar Dit bediendeel>Tekst>Taalkeuze en druk op OK. 2. De actuele taal wordt weergegeven als Taal 1. 3. Ga naar Taal 2 en druk op OK. 4. Gebruik de toetsen µ¶ om Français te selecteren en druk op OK. 5. Het bediendeel keert terug naar Taalkeuze. 6.
Locatie Term Definitie 3.1.1.7 Vergrendelen bediendeel teksten Een menu-optie die belet dat de gestandaardiseerde bediendeelboodschap wordt bewerkt. 3.1.1.8 OK-LED uitschakelen Een menu-optie die Uitschakelen bediendeelverlichting aan- of uitzet voor een bepaald bediendeel. Beide opties moeten zijn geactiveerd om deze functie te laten werken OK LED uitschakelen schakelt alle LED’s op het bediendeel (behalve de Voedings-LED) uit wanneer 60 seconden lang geen enkele toets is ingedrukt.
Locatie Term Definitie 3.1.6 Wijzigen tel.nr door gebruiker Een menu-optie die de gebruiker in staat stelt om de telefoonnummers te wijzigen die voor de alarmrapportage worden gebruikt. Meestal programmeert de installateur de telefoonnummers van de meldbank en is hij/zij de enige persoon die het nummer kan wijzigen. Wanneer er een Spraakprotocol en Sireneprotocol worden gebruikt, kan de gebruiker het telefoonnummer veranderen.
Locatie Term Definitie 3.5.3 Gebruikersnamen Een menu-optie die een naam specificeert voor elke gebruikerscode. De maximumlengte voor een gebruikersnaam is 15 tekens. 3.5.4 Zonetypenaam Een menu-optie waarmee de installateur voor elk geïnstalleerd zonetype namen kan definiëren. Zo kan bijvoorbeeld Type 1 Inbraak A-alarm worden genoemd, Type 2 Brandalarm, Type 3 Inloop/Uitloop, enzovoort. 3.5.5 Woordenlijst Een menu-optie die de Woordenlijst inschakelt.
3.9 Technische specificaties 3.9.
3.9.3 CS5500 menugestuurd bediendeel Voedingsspecificaties ± 2% Voedingsspanning 13,8V Stroomverbruik – Normale omstandigheden (piëzo uit) 90 mA bij 13,8V Stroomverbruik – Normale omstandigheden (piëzo aan) 100 mA bij 13,8V Stroomverbruik – Stand-by 7 mA bij 13,8V Stroomverbruik – In alarm 36 mA bij 13,8V ± 2% ± 2% ± 2% ± 2% Specificaties algemene voorzieningen Grootte printplaat Afmetingen (breedte x hoogte x diepte) 90 x 135 x 1.
Hoofdstuk 4: De andere bediendelen programmeren 4.1 (1) Gebied Gebieden 2 - 8 Gelijk als bovenstaande 4.1.1 Bediendeel 1 Bediendelen 2 - 8 Gelijk als bovenstaande 4.1.1.1 4.1.1.2 4.1.1.3 Model Versie Default instellingen Voor het programmeren van andere bediendelen selecteert u Installeursmenu>Andere bediendelen en selecteert u het gebied waartoe het bediendeel behoort. U kunt de versie en het model van het bediendeel bekijken en het geselecteerde bediendeel naar default instellingen brengen. 4.
Hoofdstuk 5: De RF-ontvangers instellen 5.1 Overzicht Het is mogelijk om een draadloze ontvanger van 868 MHz of 433 MHz aan te sluiten op de CSx75. Door een ontvangstmodule aan te sluiten wordt het CSx75 controlepaneel compatibel met draadloze detectors en afstandsbedieningen. 5.1.1 Soorten ontvangers Tabel 5-1: Soorten ontvangers Type ontvanger Beschrijving RX8I4CA-pcb 433 MHz ontvanger voor maximaal 8 draadloze zones. RX16I4CA-pcb 433 MHz ontvanger voor maximaal 16 draadloze zones.
5.2 Een RF433 MHz ontvanger installeren 1 Processor 4 LED ’Draadloze communicatie’ 7 Niet gebruikt 2 Geen functie 5 Bediendeel databus-aansluiting 8 Antenne 3 Databus controle-LED 6 Sabotage deksel 9 Dipswitches 5.2.1 Een RF433 MHz aansluiten Bedraad de RF433 MHz ontvanger aansluitingen 5 als volgt. Tabel 5-2: RF433 MHz ontvanger aansluitingen Aansluiting Beschrijving POS(+) Aansluiten op de KP DATA-aansluiting van de CSx75. Stroomverbruik bedraagt 30 mA.
3. Stel de DIP-schakelaar 9 in zoals aangegeven in Tabel 5-3: RF433 MHz ontvanger: DIP-schakelaars. 4. Schakel de RF433 MHz ontvanger in. Tabel 5-3: RF433 MHz ontvanger: DIP-schakelaars Instelling DIPschakelaars 1-3 = AAN = UIT RFontvang er Modulen ummer DIP-schakelaar 1-3 instellingen RFontvanger Modulenumme r 1 34 5 38 2 33 6 37 3 32 (standaard) 7 36 4 39 8 35 DIP-schakelaar 4 wordt niet gebruikt 5.2.
5.3 Een RF868 MHz ontvanger installeren 1 Instellen jumper 5 LED ’Draadloze communicatie’ 9 Instellen jumper 2 Sabotage deksel 6 Bediendeel databus-aansluiting A Processor 3 Eeprom 7 Niet gebruikt B Dipswitches 4 Databus controle-LED 8 Antenne 5.3.1 Een RF868 MHz ontvanger bedraden Tabel 5-5: RF868 MHz ontvanger aansluitingen Aansluiting Beschrijving DATA Aansluiten op de KP DATA-aansluiting van de CSx75. COM Aansluiten op de KP GND-aansluiting (aarde) van de CSx75.
Sommige RX8W8, RX16W8 en RX32W8 ontvangers hebben DIP-schakelaars met de aanduiding Aan/Uit in plaats van Open/Gesloten. In de onderstaande tabel vindt u beide aanduidingen. Op het label van de ontvanger vindt u altijd de aanduidingen Open/Gesloten (O/C).
5.4 Het RF-systeem programmeren 5.1 32 RF ontvanger 5.1.1 Begin zone 5.1.2 Inleesmode 33 - 39 RF ontvangers Gelijk als bovenstaande 5.1.3 Ingangen 5.1.2.1 Start inlezen 5.1.2.2 Sequentieel inlezen 5.1.3.1 Zender 1 Zenders 1 - 168 Gelijk als bovenstaande Het zenderbereik is afhankelikjk van het aantal zenders en het begin zonenummer 5.1.2.1.1 (1) Zone 1 5.1.3.1.1 5.1.3.1.3 Actief Supervisie Brand supervisie 5.1.3.1.4 Afstandsbediening 5.1.3.1.2 5.1.3.1.
5. Ga naar Inleesmode en druk op OK. 6. Als u meer dan één module wilt inlezen, gaat u naar Sequentieel inlezen, kiest u Ja en drukt u OK. 7. Ga naar Start inlezen en druk op OK. 8. Geef het beginzonenummer in. In dit geval geeft u 9 in om de melders in zones 9 en 10 te programmeren en drukt u OK. 5. Saboteer achtereenvolgens de diverse melders. Hiertoe activeert u de sabotageschakelaar van de detector.
Wanneer u in Nederland of België een systeem installeert, moet u de supervisiewaarden instellen op 120 voor een lange supervisietijd. Stel de korte supervisietijd in België in op 15 en in Nederland op 20. De supervisietijden voor draadloze rookmelders moeten worden ingesteld op 240. Wanneer de optie Inschakelen met zoneverlies is ingeschakeld, kan de gebruiker het systeem altijd inschakelen, zelfs als de draadloze PIR of contact niet een supervisiemelding heeft verzonden binnen de korte supervisietijd.
nieuwe detector worden ingelezen in de zone. In het volgende voorbeeld wordt detector 10 verwijderd die is ingelezen op ontvanger 32. 1. Ga met de toetsen µ¶ naar RF ontvangers>RF ontvanger 32 en druk op OK. 2. Ga naar Ingangen>Detector 10>Actief>NEE en druk op OK. 3. Het bediendeel laat één pieptoon horen ter bevestiging van de wijziging en keert terug naar Actief. 5.7 Woordenlijst Locatie Term Definitie 5.
Locatie Term Definitie 5.1.3.1.5 Deur/Raamcontact Een optie in het menu RF ontvanger die de deur/raam instellingen op een RF 433 MHz ontvanger configureert. Dit impliceert het gebruik van interne reedcontacten en bijkomende externe contacten van de draadloze deur/raamzenders. 5.1.3.1.5.1 Intern reedcontact Een menu-optie op een RF deur/raam detector die het intern reedcontact inschakelt. 5.1.3.1.5.
Locatie Term Definitie Zonenummer RSSI waarde Een menu-optie die het zonenummer bevat waarvan u de signaalsterkte wilt gaan controleren. De RF ontvanger slaat de signaalsterkte op van de transmissie die hij ontvangt van de RF detector met dit zonnummer. Om de signaalsterkte af te lezen, moet u de zone activeren (openen/sluiten) en dan de menu-optie RSSI Waarde selecteren. RSSI Waarde RSSI staat voor Remote Signal Strength Indication Value.
5.8 Technische specificaties 5.8.1 RF433 ontvangers: RX8i4-pcb, RX16i4-pcb, RX48i4-pcb Voedingsspecificaties ± 2% Voedingsspanning 13,8V Stroomverbruik 20 mA bij 13,8V Draadloze frequentie 433 MHz ± 2% Specificaties algemene voorzieningen Grootte printplaat Afmetingen (breedte x hoogte x diepte) 110x81x25,4 mm Omgeving Omgevingstemperatuur +0° C tot + 40 °C Luchtvochtigheid Max. 93% zonder condensatie Verzendgewicht 95 g 5.8.
Hoofdstuk 6: De CS208H / CS208 / CS216 instellen 6.1 Overzicht Met de ingangenuitbreiding CS208H, CS208 en CS216 kunt u extra bedrade zones toevoegen aan een CSx75 centrale. Elke CS208H en CS208 ingangenuitbreiding biedt maximaal 8 extra bedrade zones. Elke CS216 ingangenuitbreiding biedt maximaal 16 extra bedrade zones. Elke CS208 / CS216 ingangenuitbreiding is voorzien van een optionele sabotageschakelaar en spanningsisolator.
4. Schakel de CS208 / CS216 ingangenuitbreiding in. Tabel 6-1: DIP-schakelaars CS208 / CS216 ingangenuitbreiding DIPschakelaars instelling = AAN Module Modulen ummer DIPschakelaars instelling Module Modulenu mmer 9 23 89 99 17 16 97 100 25 17 105 101 33 18 113 102 41 19 121 103 49 20 129 104 57 21 137 105 65 96 145 106 73 97 153 107 81 98 161 108 = UIT 6.2.2.
6.2.3 De CS208 / CS216 ingangenuitbreiding bedraden Meer informatie over het bedraden van de CS208 / CS216 ingangenuitbreiding vindt u in Tabel 6-2: Aansluitingen CS208 / CS216 ingangenuitbreiding. Ongebruikte ingangen moeten worden afgesloten met een EOL-weerstand, tenzij alle 8 ingangen zijn uitgeschakeld met DIP-schakelaar 6 (alleen CS216). De CS208 / CS216 ingangenuitbreidingen zijn in grote lijnen gelijk aan de CS507 uitgangenuitbreiding.
6.3 CS208H ingangenuitbreiding De CS208H ingangenuitbreiding wordt geleverd in een eigen behuizing. De print is anders dan die van de CS208 ingangenuitbreiding. 6.3.1 Installatie van de CS208H ingangenuitbreiding 1. Draai de schroeven los om de behuizing te openen. 2. Sluit de draden aan op de connector zoals aangegeven. 3. Plaats het deksel terug. Let op de richting van het deksel. 6.3.
6.3.3 De DIP-schakelaars instellen 1. Schakel de CS208H ingangenuitbreiding uit. 2. Bepaal de beginzone van elke CS208H ingangenuitbreiding. De beginzone van elke ingangenuitbreidingsmodule moet op de grens van 8 ingangen liggen. 3. Stel de beginzone in door de DIP-schakelaars in te stellen zoals beschreven in Tabel 6-3: CS208H DIPschakelaars. De 8 zones voor deze module beginnen vanaf dit eerste zonenummer. 4. Schakel de CS208H ingangenuitbreiding in.
6.3.4 Bedrading van de CS208H ingangenuitbreiding Meer informatie over het bedraden van de CS208H ingangenuitbreiding vindt u in Tabel 6-4: Aansluitingen CS208H ingangenuitbreiding. Ongebruikte ingangen moeten worden afgesloten met een EOL-weerstand. Tabel 6-4: Aansluitingen CS208H ingangenuitbreiding Aansluiting Beschrijving DATA Aansluiten op de DATA-aansluiting van de CSx75. Aux Aansluiten op de DATA-aansluiting van de CSx75. Stroomverbruik bedraagt 30 mA.
6.5 Woordenlijst Locatie 6 Term Definitie CS208 / CS216 ingangenuitbreiding Een uitbreidingsmodule die het aantal bedrade ingangen uitbreidt deze kunnen worden gebruikt voor een bepaalde ingangsprogrammering. De module is voorzien van een optionele sabotageschakelaar en de mogelijkheid via een ingangsprogrammering extra componenten te voeden. Utbreiding kan niet worden gebruikt op de CS175 of CS275 centrale. De CS208 heeft 8 ingangen en de CS216 heeft 16 zones.
Hoofdstuk 7: De CS507 instellen 7.1 Overzicht De CS507 uitgangenuitbreiding is een hulpmodule die wordt gebruikt om de uitgangsmogelijkheden van het CSx75 controlepaneel uit te breiden met de volgende functionaliteit: • Microprocessorgestuurde uitgangenuitbreiding met twee relais, vijf open collectors. • Twee aparte normaal open en normaal gesloten relaiscontacten voor een groot scala aan toepassingen, zoals toegangscontrole, domoticasturing/automatisering, draadloze modules en beveiligingsfuncties.
7.2.1 De DIP-schakelaars instellen 1. Schakel de CS507 uitgangenuitbreiding uit. 2. Stel de DIP-schakelaars in zoals aangegeven in Table 7-1: DIP-schakelaars CS507 uitgangenuitbreiding. Table 7-1: DIP-schakelaars CS507 uitgangenuitbreiding Instelling DIPschakelaar = AAN Adres Uitgangen Instelling DIPschakelaar Adres Uitgangen 24 1-7 28 33-39 25 9-15 29 41-46 26 17-23 30 49-55 27 25-31 31 57-63 = UIT 3. De uitgangen kunnen worden weggeschreven in het logboek.
Tabel 7-2: Aansluitingen op de CS507 uitgangenuitbreiding Aansluiting Beschrijving TAM Indien niet in gebruik, aansluiten op de COM-aansluiting. Uitgang 1-5 Open Collector-uitgangen die naar min schakelen wanneer ze worden geactiveerd (ze kunnen maximaal 100 mA aan). Opmerking: Als er apparatuur op deze uitgangen is aangesloten, moet een aansluiting worden gemaakt van de Aux naar deze collector uitgang. De ingebouwde weerstanden moeten worden gebruikt.
7.3 De CS507 uitgangenuitbreiding programmeren 7.1 24 Uitgangenmodule 7.1.1 Uitgangen 7.1.1.1 25 - 31 Uitgangenmodules Gelijk als bovenstaande 1 () 7.1.1.1.1 Gebeurtenis 7.1.1.1.1.1 7.1.1.1.1.2 Uitgangen 2 - 8 Gelijk als bovenstaande 7.1.1.1.1.3 7.1.1.1.1.4 7.1.1.1.1.5 7.1.1.1.1.6 7.1.1.1.1.7 7.1.1.1.1.8 7.1.1.1.5 Zone/gebruiker Tijdseenheid Tijd Gebieden 7.1.1.1.6 Attributen 7.1.1.1.2 7.1.1.1.3 7.1.1.1.4 7.1.1.1.6.1 7.1.1.1.6.2 7.1.1.1.6.3 7.1.1.1.6.4 7.1.1.1.6.5 7.1.1.1.6.
Tabel 7-3: CS507 uitgangenuitbreiding - uitgangsgebeurtenissen # Gebeurtenis # Gebeurtenis Sabotage # Overig Gebeurtenis Communicatie 9 Netspanningsfout 8 Elke overbrug.
Gebeurtenissen 46 en 47 kunnen alleen functioneren met RX8w8, RX16w8, RX32w8, RX8i4, RX16i4, of RX48i4 draadloze ontvangers. Gebeurtenissen 48, 49 en 50 schakelen de CSx75 in of uit op het openings- (uitschakel-) of sluitings- (inschakel-) tijdstip van de betreffende tijdschema’s. < Voor gebeurtenissen 48 en 50 zal de zoemer van het bediendeel gedurende één minuut piepen alvorens automatisch in te schakelen als de zonewaarde 1 is.
2. Ga naar Gebeurtenis>Overige>Code ingave en druk op OK. 3. Het bediendeel laat één pieptoon horen ter bevestiging van de wijziging en keert terug naar Overige. 4. Ga naar Zone/gebruiker>(Gebruiker) 1 en druk op OK. 5. Het bediendeel laat één pieptoon horen om de wijziging te bevestigen en keert terug naar Zone/gebruiker. 6. Ga met de toetsen µ¶ naar Gebruikers>Gebruiker 1>Uitgangen en druk op OK. 7.
Locatie Term Definitie 7.1.1.1.4 Tijd Een menu-optie die instelt hoe lang een uitgang wordt geactiveerd. Als deze waarde op 0 wordt ingesteld, volgt de uitgang de gebeurtenis. 7.1.1.1.5 Gebieden Een menu-optie die alle gebieden opsomt die aan de geselecteerde uitgang zijn toegewezen. De geselecteerde uitgang kan worden geactiveerd door een gebeurtenis op deze gebieden. 7.1.1.1.6 Attributen Een menu-optie waarin de programmeerbare attributen van de geselecteerde uitgang zijn gegroepeerd. 7.1.1.1.
Locatie Term Definitie 7.1.4 Gebruikers Een menu-optie die het zone- of gebruikersnummer specificeert dat de uitgang op de uitbreidingsmodule of voedingsmodule activeert 7.1.4.1.1 Uitgangen Een menu-optie die specificeert welke uitgangen de geselecteerde gebruiker kan gebruiken Het gebruikersmenu kan alleen worden gebruikt als gebeurtenis 45 (code ingave) wordt gebruikt. 7.1.5 Model Menuoptie die het huidige model toont van de geselecteerde uitgangenuitbreiding . 7.1.
Hoofdstuk 8: De CS586 instellen 8.1 Overzicht De CS586 Geheugen/RS232 module is een optionele module die wordt gebruikt om de up/download software rechtstreeks op de centrale aan te sluiten als de geïntegreerde seriële poort niet beschikbaar is. De CS586 Geheugen/RS232 module heeft vier programmageheugens. 8.2 De CS586 geheugen/RS232 module aansluiten 8.2.
8.2.2 De CS586 aansluiten op een PC en een centrale Verbind de CS586 geheugen/RS232 module met de seriële poort van de PC en met het paneel, zoals aangegeven in de vorige alinea. De zwarte en rode connector kunnen worden aangesloten op een 12V gelijkspanningsbron; de groene connector hoeft niet te worden aangesloten. ! CS586 " DATA # AUX+ COM CS375/575/875 8.2.3 De CS586 aansluiten op een centrale 1.
Voor het programmeren van de CS586 vanaf het CS5500 bediendeel selecteert u Installateursmenu>CS586 Geheugen/RS 232 module. Als u de CS586 wilt programmeren met behulp van een PC, start u de UDx75 up-/ download software op de PC. 8.3.1 Geheugentransfer met het CS5500 bediendeel In het volgende voorbeeld wordt het CS5500 bediendeel gebruikt voor het kopiëren van het programmageheugen van de centrale naar programmageheugen 2 op de CS586.
9. Er wordt een scherm geopend dat aangeeft dat de gegevens worden verstuurd. Wanneer dit scherm verdwijnt, is het proces voltooid. 10. Selecteer Download>Paneel van 586 lezen. 11. Selecteer welke gegevens moeten worden opgehaald uit de CS586 Geheugen/RS232 module. 12. Er wordt een scherm geopend dat aangeeft dat de gegevens worden gelezen. Wanneer dit scherm verdwijnt, is het proces voltooid. 8.
Hoofdstuk 9: De CS534 instellen 9.1 Overzicht De CS534 communicatiemodule is een tweezijdige audio- en spraakcommunicatiemodule voor het CSx75 controlepaneel. Zodra de centrale een alarm heeft doorgestuurd, biedt de CS534 communicatiemodule een operator van de bewakingsdienst de mogelijkheid de lokale situatie bij de klant af te luisteren. Het biedt tevens de mogelijkheid van een elementaire tweezijdige spraakcommunicatie.
9.2.1 De CS534 communicatiemodule bedraden Tabel 9-1: Aansluitingen op de CS534 Aansluiti ng Beschrijving Connector aan de linkerkant. 1 Sluit hier de positieve kant van microfoon #A aan. 2 Sluit hier de negatieve kant van microfoon #A aan. 3 Sluit hier de positieve kant van microfoon #B aan. 4 Sluit hier de negatieve kant van microfoon #B aan. SPK+ SPK- Aansluiting van de luidspreker(s). Maximale draadlengte van de luidsprekers: 300 m. Minimaal luidsprekervermogen: 5 Watt, 8 Ohm.
4. De CS534 communicatiemodule start de wachttijd terugbelmode. Als deze tijd verstrijkt voordat het aantal beltonen is bereikt, schakelt het systeem terug in stand-by en wacht het op een nieuwe activering. 5. De CS534 communicatiemodule wacht om de terugbeloproep aan te nemen tot het gekozen aantal minuten dat voor de eerste oproep is geprogrammeerd, is verstreken. 6.
Tabel 9-2: CS534: controleniveaus Niveau 5 Uitgang- / relais-controleniveau (negatief-uitzetten) Opmerking: Deze optie vereist een X-10-interface. 0 Keert bij de activering terug naar de oorspronkelijke sessie-instellingen. Dit geldt ook voor de microfoonselectie en audiomode. 1–9 Schakelt overeenkomstige uitgang/relais UIT. U hoort een negatieve bevestigingstoon (twee lage pieptonen). Zie voor meer informatie Tabel 9-3: CS534 tonen.
Tabel 9-3: CS534 tonen Toon Beschrijving Een middentoon van 250 ms, 250 ms stilte, een middentoon van 250 ms, 250 ms stilte, een middentoon van 250 ms Fouttoon Een lage toon gedurende 100 ms Relais / Uitgang IN-geschakeld, of Positieve Statusrespons, of Gebied 1 ingeschakeld. Een lage toon van 100 ms, 200 ms stilte, een lage toon van 100 ms Relais / Uitgang UIT-geschakeld, of Negatieve Statusrespons, of Gebied 1 uitgeschakeld. 9.3 Programmering van de CS534 Communicatiemodule 9.1 Opties 9.1.1 9.
1. Ga met de toetsen µ¶ naar CS534 Communicatiemodule>Toegangscijfer lijnhoudmode en druk op OK. 2. Selecteer 2 en druk op OK. 3. Het bediendeel laat één pieptoon horen ter bevestiging van de wijziging en keert terug naar Toegangscijfer lijnhoudmode. 4. Ga naar Timers>Wachttijd lijnhoudmode en druk op OK. 5. Selecteer 60 en druk op OK. 6. Het bediendeel laat één pieptoon horen ter bevestiging van de wijziging en keert terug naar Wachttijd lijnhoudmode. 9.3.
Locatie Term Definitie 9.1.2 Alleen inluisteren Een menu-optie die de mode alleen inluisteren activeert. Dit is de mode waarbij de meldkamer alleen in het gebouw van de klant kan inluisteren maar geen tweeweg communicatie tot stand kan brengen. 9.1.3 Luidsprekervergrendeling Een menu-optie die verhindert dat de meldbank de luidspreker ter plaatse inschakelt wanneer door de centrale een dwang- of overvalalarm wordt gemeld. 9.1.
Locatie Term Definitie 9.6.5 Indicatietijd toon A Een menu-optie die de resterende tijd instelt nadat indicatietoon “A” naar de meldbank is verstuurd. Na deze tijd wordt de tweeweg communicatiesessie beëindigd als er geen andere activiteit van de meldkamer komt. Deze tijd kan worden ingesteld van 1 tot 255 seconden. 9.6.6 Indicatietijd toon B Een menu-optie die de resterende tijd instelt nadat indicatietoon “B” naar de meldbank is verstuurd.
9.5 Technische specificaties Voedingsspecificaties ± 2% Voedingsspanning 13,8V Stroomverbruik – Niet in sessie 50 mA bij 13,8V Stroomverbruik – 2-zijdig inluisteren in sessie 100 mA bij 13,8V ± 2% ± 2% Specificaties algemene voorzieningen Grootte printplaat Afmetingen (breedte x hoogte x diepte) 110x96x25,4 mm Omgeving Omgevingstemperatuur +0° C tot + 40 °C Luchtvochtigheid Max.
Hoofdstuk 10: De CS320 instellen 10.1 Overzicht De CS320 is een hulpvoedingsmodule die kan worden gebruikt in combinatie met de CSx75 panelen. Deze is uitgerust met drie programmeerbare uitgangen en een aparte alarmgeveruitgang. Er kunnen maximaal acht CS320 hulpvoedingsmodules aan de CSx75-centrale worden toegevoegd. In totaal zijn er dus 32 uitgangen mogelijk, waarvan 24 programmeerbare en acht aparte alarmgeveruitgangen.
10.2.1 Bedrading van de CS320 hulpvoedingsmodule Tabel 10-1: CS320 hulpvoedingsmodule - aansluitingen Aansluiting Beschrijving DATA Aansluiten op de KP DATA-aansluiting van de CSx75. Deze aansluiting is de inkomende data-signaalaansluiting van de CS320 hulpvoedingsmodule. COM Aansluiten op de KP COM-aansluiting van de CSx75. Deze aansluiting verbindt de gemeenschappelijke aansluiting van de voeding met de CS320 hulpvoedingsmodule. POS(+) Aansluiten op de KP DATA-aansluiting van de CSx75.
DIP-schakelaar 4 stuurt de sabotage-optie. Aan activeert de sabotage. Uit deactiveert de sabotage. 10.2.3 De CS320 hulpvoedingsmodule registreren 1. Stel DIP-schakelaars 1-3 in op het juiste adres. 2. Selecteer Registreren modules>Registeren en druk op OK om de CS320 hulpvoedingsmodule te registeren. Het registratieproces duurt ongeveer 12 seconden. Tijdens het registratieproces worden geen gebruikerscodes geaccepteerd. 10.3 De CS320 hulpvoedingsmodule programmeren 10.1 84 Voedingsmodule 10.1.
7. Druk op de corresponderende toetsen voor het selecteren van uitgang 1 en druk op OK. 8. Het bediendeel laat één pieptoon horen ter bevestiging van de wijziging en keert terug naar Uitgangen. Tabel 10-3: CS320 voedingsmodule - uitgangsgebeurtenissen # Gebeurtenis # Gebeurtenis Alarm 17 Alarmgeheugen Test 3 Dyn.
10.4 Woordenlijst Locatie Term Definitie 10 CS320 Voedingsmodule Een extra voedingsmodule voor het geval dat het systeem meer randapparaten aanstuurt dan de voeding van de centrale kan voeden. 10.1 84 Voedingsmodule Een menu-optie waarin rapporteringsopties zijn gegroepeerd voor de geselecteerde voedingsmodule. 10.1.1 Uitgangen Een menu-optie waarin opties zijn gegroepeerd die betrekking hebben op alle programmeerbare uitgangen. Er zijn twee soorten uitgangen; relais en open collector.
Locatie Term Definitie 10.1.1.1.5.4 Niet actief bij inluisteren Een menu-optie die de geselecteerde uitgang uitschakelt tijdens het inluisteren. Deze optie wordt normaal gebruikt om sirenes te dempen tijdens het inluisteren. Na de inluistersessie, worden de sirenes opnieuw geactiveerd. 10.1.2 Gebruikers Een menu-optie die het zone- of gebruikersnummer specificeert dat de uitgang op de uitbreidingsmodule of voedingsmodule activeert 10.1.2.1.
10.
Hoofdstuk 11: De CS535 instellen 11.1 Overzicht De CS535 spraakmodule kan meldingen doorgeven aan telefoonnummers door middel van opgenomen spraakberichten. U neemt de spraakberichten op met behulp van een gewone analoge telefoon. Wanneer een gebeurtenis plaatsvindt die een alarm activeert, maakt de centrale een verbinding met een vooraf opgegeven telefoonnummer en wordt de CS535 spraakmodule aangestuurd zodat de geconfigureerde gebeurtenis wordt gemeld.
11.3 De CS535 spraakmodule programmeren 11.1 Opnemen 11.1.2 Opeenvolgend Introductiebericht 11.1.3 11.1.4 Enkel spraakbericht Meerdere spraakberichten 11.1.5 Adresbericht Kiss-off bericht 11.1.1 11.1.6 11.2 Afspelen 11.2.1 11.2.2 11.2.3 11.2.4 11.2.5 11.2.6 11.1.3.1 1Bericht Berichten 2 - 15 Gelijk als bovenstaande Opeenvolgend Introductiebericht Enkel spraakbericht Meerdere spraakberichten 11.2.3.1 1Bericht Berichten 2 - 15 Gelijk als bovenstaande Adresbericht Kiss-off bericht 11.3 11.
4. Druk op de opname/weergavetoets op de CS535 spraakmodule en neem het bericht op. 5. Als u één bericht opneemt, drukt u op de opname/weergavetoets om de opname te stoppen. Het bericht wordt nu afgespeeld. 6. Als u tevreden bent met het bericht, drukt u op de opname/weergavetoets om het volgende bericht op te nemen. Begin de opname van het volgende bericht niet wanneer de opname/afspeel-LED brandt. 7.
11.4 Woordenlijst Locatie Term Definitie 11 CS535 Spraakmodule Een module die wordt gebruikt om vooraf opgenomen spraakberichten via de kiezer bij een alarmgebeurtenis te versturen. 11. Opnemen Een menu-optie die opname opties groepeert voor berichten die door de spraakmodule worden verstuurd. 11.1.1 Opeenvolgend Een menucommando dat alle spraakmoduleberichten in volgorde opneemt.
11.5 Technische specificaties Voedingsspecificaties ± 2% Voedingsspanning 13,8V Stroomverbruik – Niet in sessie 30 mA bij 13,8V Stroomverbruik – 2-zijdig inluisteren in sessie 100 mA bij 13,8V ± 2% ± 2% Specificaties algemene voorzieningen Grootte printplaat Afmetingen (breedte x hoogte x diepte) 57x100x20 mm Omgeving Omgevingstemperatuur +0° C tot + 40 °C Luchtvochtigheid Max.
Hoofdstuk 12: De CS1700 instellen 12.1 Overzicht De CS1700 is een proximity kaartlezer/deurcontroller module. Er kunnen maximaal 15 kaartlezers op het CSx75 controlepaneel worden aangesloten, afhankelijk van het model van het paneel. De CS1700 kan worden geprogrammeerd om toegang te verlenen in een willekeurig gebied of in alle gebieden. De LED's kunnen worden geprogrammeerd om de uitgangsstatus en/of de ingeschakelde of gereed status van het systeem te volgen.
12.2.1 De CS1700 proximity kaartlezer bedraden Tabel 12-1: Aansluitingen op de CS1700 proximity lezer Kabel Beschrijving Groen (data) Verbinden met de DATA-aansluiting van de centrale. Deze draad vormt de datasignaalverbinding met alle modules op de bus. Zwart (com) Verbinden met de COMMON-aansluiting van de centrale. Deze draad verbindt de gemeenschappelijke aansluiting van de voeding met de CS1700 proximity kaartlezer. Rood (pos) Verbinden met de AUX POWER + aansluiting van de centrale.
12.3 De CS1700 proximity lezer programmeren 12.1 113 Prox. Lezer 12.1.1 Badge functies 12.1.1.1 12.1.1.2 12.1.1.3 114 - 127 Prox. Lezer Gelijk als bovenstaande Enkele badge e (1 Beep) Dubbele badge (2 Beeps) Badge houd (3 Beeps) 12.1.1.1.1 12.1.1.1.2 12.1.1.1.3 12.1.1.1.4 12.1.1.1.5 12.1.1.1.6 12.1.1.1.7 12.1.1.1.8 12.1.2 X-10 Functies 12.1.2.2 Modulenummer X-10 Huiscode 12.1.2.3 Functies 12.1.2.1 12.1.2.3.1 12.1.2.3.2 12.1.2.3.3 12.1.3 Opties 12.1.3.1 12.1.3.2 12.1.3.3 12.1.3.4 12.1.3.
3. Het bediendeel laat één pieptoon horen om de wijziging te bevestigen en keert terug naar Optie 1 afstandsbediening. 12.3.2 X-10 functies configureren U kunt programmeren welke X-10 functie wordt uitgevoerd wanneer een kaart wordt aangeboden. In het volgende voorbeeld wordt X-10 module 4 (modulenummer 6, huiscode B) gekoppeld aan de dubbele badgefunctie op proximity lezer 113. Voor het activeren van de dubbele badge-handeling moet u de scantijd instellen.
één lezer in het systeem te activeren. Hierbij gebruikt u het beste een lezer die zich dicht bij een bediendeel bevindt. Deze CS1700 proximity kaartlezer verstuurt de informatie naar alle andere CS1700 proximity kaartlezers in het systeem zodra de programmering voltooid is. In het volgende voorbeeld wordt het programmeren van gebruikerskaarten ingeschakeld op lezer 113. < De proximity lezer herkent de voorgedefinieerde serienummers van de kaarten. Het is raadzaam deze serienummers niet te wijzigen. 1.
12.4 Woordenlijst Locatie Term Definitie 12 CS1700 Prox. lezer Een proximity kaartlezer/deurcontroller die kan worden geprogrammeerd om de toegang te controleren in bepaalde of alle gebieden. 12.1 113 Kaartlezer Een menu-optie waarin rapporteringsopties zijn gegroepeerd voor de geselecteerde proximity lezer. 12.1.1 Badge functies Een menu-optie die de functies groepeert die worden geactiveerd door Enkele badge, Dubbele badge en Badge houd. 12.1.1.
Locatie Term Definitie 12.1.2 X-10 Functies Een menu-optie die X-10 module informatie en de functies voor de geselecteerde proximity kaartlezer bevat. De X-10 functies worden aan de toegangskaartlezer gekoppeld. Het is mogelijk om X-10 modules te sturen met behulp van de badge op de kaartlezer. Het is eveneens mogelijk om de handelingen te configureren die door elke kaarthandeling worden geactiveerd.
Locatie Term Definitie 12.1.3.7 Kaart Scan Mode Een menu-optie die schakelt tussen de oude en nieuwe scanmode. De oude mode wordt weergegeven als Enkel/Dubbel/Houd en de nieuwe als 1/2/3 Beeps. 12.1.4 Toegang Opties Een menu-optie waarin groepstoegangsopties zijn gegroepeerd voor de geselecteerde proximity lezer. 12.1.4.1 Magneetslot Penvergrendeling Een menu-optie waarmeer een magneetslot of penvergrendeling wordt gestuurd.
Locatie Term Definitie 12.1.6.2 Relais status Een menu-optie die de geselecteerde LED laat branden wanneer de open collector uitgang / relais van de CS1700 module wordt geactiveerd. 12.1.6.3 Inverteren Een menu-optie die de geselecteerde LED (Groen/Rood) laat branden in rustsituatie 12.1.7.1 Deur shunt zone Een menu-optie doe instelt welke zone signaleert dat de deur wordt geopend, voor alarmmeldingen en waarschuwingen. 12.1.7.
Locatie 12.1.13 Term Definitie Default instellingen Een menu-optie die de geselecteerde proximity lezer reset naar fabrieksinstellingen. 12.5 Technische specificaties Voedingsspecificaties ± 2% Voedingsspanning 13,8V Stroomverbruik – Stand-by 40 mA bij 13,8V Stroomverbruik – Maximaal 110 mA bij 13,8V ± 2% ± 2% Specificaties algemene voorzieningen Grootte lezer Afmetingen (breedte x hoogte x diepte) 35x118x15 mm Omgeving Omgevingstemperatuur +0° C tot + 40 °C Luchtvochtigheid Max.
Hoofdstuk 13: De CS7002 instellen 13.1 Overzicht De CS7002 is de GPRS-module die kan worden aangesloten op een centrales uit de CSX75-serie. De CS7002 GPRS-module heeft onder andere de volgende kenmerken: • Draadloze rapportage van gebeurtenissen • Vier programmeerbare locaties voor rapportage • Gebeurtenissen voor rapportageselectie van acht gebieden • Biedt back-up voor het paneel en externe kiezers.
13.
13.2.2 De SIM-kaart installeren 1. Schakel het systeem uit. 2. Open de SIM-kaarthouder door de houder naar achteren te schuiven en de houder op te lichten. 3. Schuif de SIM-kaart in de houder met de contacten (het goudkleurige plaatje) in de richting van de printplaat en het schuine hoekje naar buiten. 4. Sluit de houder en schuif deze terug naar de oorspronkelijke positie. 5. De SIM-kaart selecteert tijdens de registratie op het netwerk automatisch een netwerkprovider.
13.3 De CS7002 GPRS-module programmeren 13.1 Rapportage 13.1.1 Rapportage Controle 13.1.1.1 (1) Rapportage 1 Raportage 2-6 Zoals hier boven 13.1.1.1.2 Locatie Backup Locatie 13.1.1.1.3 Gebeurtenissen 13.1.1.1.1 Alarm en in/uit 13.1.1.1.3.1 13.1.1.1.3.1.1 13.1.1.1.3.1.2 13.1.1.1.3.1.3 13.1.1.1.3.1.4 Sabotage en storing 13.1.1.1.3.2 13.1.1.1.3.2.1 13.1.1.1.3.2.2 13.1.1.1.3.2.3 13.1.1.1.3.2.4 13.1.1.1.3.2.5 13.1.1.1.3.2.6 Voeding 13.1.1.1.3.3 13.1.1.1.3.3.1 13.1.1.1.3.3.2 Communicatie 13.
B-1 Modules registreren. Voor het programmeren van de CS7002 GPRS module selecteert u Installateursmenu>CS7002 GPRS Module. 13.3.1 De RSSI-waarde testen Tijdens de aanmeldingsprocedure moet u de RSSI-waarde (signaalsterkte) van de CS7002 controleren en deze noteren in de systeemdocumentatie. De RSSI-waarde is gekoppeld aan de signaalsterkte van het GSM-netwerk en varieert van 0-31 (99 = onbekend). Als de RSSI-waarde niet voldoende is, moet u de antenne verplaatsen voor een betere ontvangst.
De centrale is in staat rapporten te verzenden in GSM Audio in plaats van PSTN. Het paneel kan ook GSM Audio en PSTN naast elkaar gebruiken. • Configureer de rapportage op de centrale. • Voeg een 'G' toe voor het telefoonnummer om het nummer te laten kiezen via GSM in plaats van PSTN. < Druk op #0 om een ‘G’ in te voeren op een CS5500-bediendeel of druk op 10 op een CS-LCD of CS-LED bediendeel. 13.3.2.
13.3.3.2 GPRS CSD-verbinding. De verbinding wordt tot stand gebracht via een TCP/IP-netwerk. In plaats van een telefoonnummer wordt een IP-adres ingesteld. De opties U/D Terugbelnummer gebruiken en Oproep accepteren van worden gedeactiveerd. 13.4 Woordenlijst Locatie Term Definitie 13 CS7002 GPRS Module Module die fungeert als GPRS- en GSM-module voor rapportage en up-/ download. 13.1 Rapportage Een menu-optie waarin rapporteringsopties zijn gegroepeerd. 13.1.
Locatie Term Definitie 13.1.1.1.3.2.2 Zone storing en herstel Een menu-optie die een rapportering naar de geselecteerde rapportageinstelling verstuurt wanneer een zonestoring plaatsvindt. Er wordt eveneens een rapport verstuurd wanneer de storing niet langer actief is 13.1.1.1.3.2.3 Storing module en herstel Een menu-optie die 'storing module en herstel'-meldingen naar de geselecteerde rapportage-instelling verstuurt. 13.1.1.1.3.2.4 Sirene/tel.
Locatie Term Definitie 13.1.2.1.1.2 Klantnummer Een menu-optie die een unieke code specificeert die door de kiezer op de centrale of de kiezer naar de geselecteerde rapportage-instelling of het geselecteerde telefoonnummer wordt verstuurd. Deze code wordt gebruikt om de gebruiker te identificeren en te factureren. Er kunnen verschillende klantnummers worden ingesteld voor elk telefoonnummer en elk gebied. Dit wordt ook het accountnummer genoemd.
Locatie Term Definitie 13.1.4 Gebieden klantnummers Een menu-optie die het klantnummer voor elk gebied vermeldt. Het klantnummer wordt verzonden wanneer het betreffende gebied wordt gerapporteerd. Er zijn twee groepen klantnummers. Allereerst wordt een klantnummer toegewezen aan elke rapportbestemming. Daarnaast wordt een klantnummer toegewezen aan elk gebied. Als u beide klantnummers probeert te gebruiken, heeft het klantnummer voor het gebied voorrang. 13.1.
Locatie Term Definitie 13.2.5 Toestaan U/D Een menu-optie waarmee een upload/downloadsessie tussen de module en de PC kan worden gestart vanaf een PC. De computer belt in op de module. U moet het datatelefoonnummer kiezen om in te bellen op de GSM voor up/ downloaden. Deze optie is afhankelijk van andere opties (Oproep accepteren van, Automatisch beantwoorden en U/D terugbelnummer gebruiken). 13.2.
Locatie Term Definitie 13.3.1.6 Verbindingsfout opties Een menu-optie waarin opties voor verbindingsfouten zijn gegroepeerd. Een verbindingsfout treedt op wanneer de module zich niet kan aanmelden op het GSM-netwerk. 13.3.1.6.1 Lijnfout RF waarde Een menu-optie voor het instellen van het minimaal aanvaardbare niveau van het RSSI-signaal. Als het signaal onder dit niveau valt voor de tijd die is opgegeven bij Vertraging lijnfout, wordt een lijnfout gegenereerd. Mogelijke waarden zijn 1 tot 31.
Locatie Term Definitie 13.3.3.5 GPRS APN 2 Een menu-optie voor de CS7002 GPRS module voor het configureren van de naam van het GPRS-toegangspunt. Vraag deze naam op bij de netwerkprovider. Dit wordt gebruikt als de verbinding niet kan worden gemaakt via GPRS APN. 13.3.3.6 Poort Nummers Een menu-optie waarin opties voor de TCP/IP-poort zijn gegroepeerd. 13.3.3.6.1 TCP/IP Alarm Poort Een menu-optie die het nummer van de TCP/IP-poort configureert waaraan polling en alarmen worden gerapporteerd.
Locatie Term Definitie 13.3.4.3.3 Rapportage Een menu-optie die een statusbericht weergeeft wanneer rapportage plaatsvindt. 13.3.4.3.4 Max. Rapportering in 24 H Een menu-optie die aangeeft dat het maximale aantal rapporten dat binnen 24 uur is toegestaan, is bereikt. Dit is van toepassing op SMS- en GPRSrapportage. 13.4 Model Een menu-optie die het huidige model toont van de geselecteerde module. 13.5 Versie Een menu-optie die de huidige softwareversie van de geselecteerde module toont. 13.
Hoofdstuk 14: Gereserveerd CS875-575-375-275-175 Installeurshandleiding met CS5500-bediendeel B.14.
Hoofdstuk 15: De CS7050 instellen 15.1 Overzicht De CS7050 TCP/IP module is een dual-processorgestuurde internet/intranet-interface voor aansluiting van de CSx75 centrale op de OH netwerkontvanger. Deze interface maakt het mogelijk alle signalen van een CSx75 via het netwerk door te geven. De CS7050 TCP/IP-module heeft de volgende kenmerken: • Vier programmeerbare meldbanken voor rapportage (twee TCP/IP-meldbanken, twee e-mailadressen). • Rapportage van gebeurtenissen van acht gebieden.
Meer informatie over het installeren van de CS7050 TCP/IP module in de verschillende behuizingen vindt u in hoofdstuk A-4 Een basissysteem installeren. 15.2.1 De CS7050 TCP/IP module bedraden Tabel 15-1: Aansluitingen op de CS7050 TCP/IP module Aansluiting Beschrijving + Aansluiten op de Aux+-aansluiting op de bus van de centrale. COM Aansluiten op de COM-aansluiting op de bus van de centrale. DATA Aansluiten op de DATA-aansluiting van de bus op de centrale.
15.3 CS7050 TCP/IP module programmeren 15.1 TCP/IP Rapportage 15.1.1 1 Ontvanger (1) 15.1.1.1 IP Adres 15.1.1.2 Gebeurtenissen Ontvanger 2 Zoals hier boven 15.1.1.2.1 Alarm en in/uit 15.1.1.2.1.1 15.1.1.2.1.2 15.1.1.2.1.3 15.1.1.2.1.4 15.1.1.2.2 Sabotage en storing 15.1.1.2.2.6 Sabotage en herstel Zone storing en herstel Storing module en herstel Sirene/tel.lijnfout en herstel Ontbreken RF detector en herstel Batterijfout RF detector en herstel 15.1.1.2.2.1 15.1.1.2.2.2 15.1.1.2.2.3 15.1.1.2.
Voordat u het systeem kunt programmeren, moet u de module registeren en naar default instellingen brengen. Meer informatie over registreren en naar default instellingen brengen vindt u in hoofdstuk B-1 Modules registreren. U kunt de GS7050 TCP/IP-module programmeren via een bediendeel of met behulp van de UDx75software. Voor het programmeren van de CS7050 met behulp van een bediendeel selecteert u Installateursmenu>CS7050 TCP/IP Module. 15.3.
6. Het bediendeel laat één pieptoon horen ter bevestiging van de wijziging en keert terug naar E-mailadres. 7. Ga naar Gebeurtenissen>Alarm en in/uit>Alarmen en druk op OK. 8. Druk op de corresponderende toetsen om gebied 2 toe te voegen voor het alarmrapport en druk op OK. 9. Het bediendeel laat één pieptoon horen ter bevestiging van de wijziging en keert terug naar Alarmen. 10.
2. Ga naar Toestaan U/D>Ingeschakeld en druk op OK. 3. Het bediendeel laat één pieptoon horen om de wijziging te bevestigen en keert terug naar Toestaan U/D. 4. Ga naar IP Adres en druk op OK. 5. Voer 192.37.57.3 in en druk op OK. 6. Het bediendeel laat één pieptoon horen ter bevestiging van de wijziging en keert terug naar IP Adres. 7. Ga naar Auto U/D Tijdens Testtijd>Actief en druk op OK. 8.
Locatie Term Definitie 15.1.1.2.2 Sabotage en storing Een menu-optie die de sabotage- en storingsgebeurtenissen groepeert die aan de geselecteerde ontvanger worden gerapporteerd 15.1.1.2.2.1 Sabotage en herstel Een menu-optie die een melding naar de geselecteerde ontvanger verstuurt wanneer een sabotagehandeling plaatsvindt. Er wordt eveneens een herstelmelding verstuurd wanneer de sabotage niet langer actief is 15.1.1.2.2.
Locatie Term Definitie E-mailadres Een menu-optie voor het configureren van het adres van de geselecteerde emailaccount. Dit moet een functioneel e-mailadres zijn waarvan bekend is dat het werkt. Er kunnen verschillende bestemmingen worden gebruikt, inclusief computers, mobiele telefoons, semafoons en andere apparaten. 15.2.2.1.2 Gebeurtenissen Een menu-optie die alle configureerbare gebeurtenissen bevat voor de verschillende ontvangers of e-mailaccounts. Standaard zijn alle gebieden ingeschakeld.
Locatie Term 15.2.2.1.2.3.2 Aux. overstroom en herstel Een menu-optie die een melding naar de geselecteerde e-mailaccount verstuurt wanneer een te hoge stroomafname wordt gedetecteerd. Er wordt tevens een herstelrapport verstuurd wanneer de overstroomsituatie is hersteld 15.2.2.1.2.4 Communicatie Een menu-optie waarin de communicatiegebeurtenissen zijn gegroepeerd die aan de geselecteerde e-mailaccount worden gerapporteerd 15.2.2.1.2.4.
Locatie Term 15.4.3 Auto U/D Tijdens Testtijd Een menu-optie die de module configureert om automatisch de PC te bellen, zodat een upload/download sessie kan worden gestart na een autotest. De autotest moet u op de centrale programmeren. 15.4.4 IP Adres Een menu-optie die het adres instelt van de computer waarop de upload/ download-software wordt uitgevoerd. 15.5 Domotica Een menu-optie waarin automatiseringsopties zijn gegroepeerd. 15.5.
Locatie Term Definitie Subnet Mask Een menu-optie voor het configureren van het subnetmasker. Gewoonlijk is dit 255.255.255.0. Neem contact op met de netwerkbeheerder ter bevestiging. Alle IP-adressen tot en met de lokale gateway moeten worden toegestaan. Bij gebruik van een kabelmodem/DSL is dit masker gelijk aan het masker dat wordt gebruikt door de computer. 15.7.2.5 Netwerk Timeout Een menu-optie voor het configureren van de maximale totale tijd dat de CS7050 naar elke ontvanger rapporteert.
Hoofdstuk 16: De CS7501 instellen 16.1 Overzicht De CS7501 ISDN-kiezer maakt het mogelijk digitale gegevens te verzenden via een gewone telefoonlijn. De kiezer biedt ondersteuning van de ISDN-kanalen B en D. 16.2 De CS7501 ISDN kiezer installeren J3 J2 J4 J1 D11 D13 J5 JP2/3 Onderdeel J1 J2/J3 J4 J5 JP2/JP3 D11 Doel ISDN-connector voor ontvangst van inkomend signaal Bi-directionele connector voor de centrale.
D13 Rode LED Centrale communicatie status. 16.2.
1 3. 2 3 Sluit de aansluitingen DATA, COM en POS van de CS7501 aan op de databus van de centrale. . 4. Sluit de ISDN-aansluitingen aan met behulp van de RJ45-connector. 5. Sluit de kabel aan tussen de CS7501 en het paneel. Zorg ervoor dat de kleuren van de kabel aan beide zijden op dezelfde manier worden aangesloten. Kabels: Bruin - Blauw - Oranje - Groen. CS875-575-375-275-175 Installeurshandleiding met CS5500-bediendeel B.16.
6. De CS7501 kan niet worden gebruikt in combinatie met een CS535-spraakmodule. U kunt echter een CS543-audiomodule aansluiten met behulp van een bandkabel (zie hierboven). De gekleurde zijde van de bandkabel moet zich aan de linkerkant bevinden. 7. Plaats de CS534 onder de wegklapbare montageplaat in de behuizing van het paneel. De CS534 wordt gemonteerd onder de printplaat van het paneel. Licht de printplaat van het paneel omhoog en monteer de CS534.
H E B C G F A I D 8. Breng de volgende aansluitingen aan: • Sluit de COM-aansluiting van de centrale (A) aan op de COM-aansluiting van de ISDN-kiezer (B). • Sluit de COM-kabel van de centrale (C) aan op de COM-aansluiting van de accu (D). § • Sluit de rode mannelijke POS-connector (E) van de ISDN-kiezer (F) aan op de 12V-connector van de centrale (G).§ • Sluit de rode vrouwelijke POS-connector (H) aan op de POS-aansluiting van de accu (I).
9. De rode LED knippert wanneer de CS7501 wordt opgestart. 16.2.3 De accudraden aansluiten De accudraden moeten als volgt aan de paneelaccu worden aangesloten: 1. Sluit de COM-aansluiting van het paneel aan op de COM-aansluiting van de ISDN-kiezer. 2. Sluit de COM-kabel van het paneel aan op de COM-aansluiting van de accu. 3. Sluit de rode mannelijke POS-connector van de ISDN-kiezer aan op de 12V-connector van het paneel. 4.
16.3 De CS7501 ISDN kiezer programmeren 16.1 Rapportage 16.1.1 Telefoonnummers 16.1.1.1 Telefoonnr (1) Telefoonnummers 2-4 Zoals hier boven 16.1.1.1.1 16.1.1.1.2 16.1.1.1.3 16.1.1.1.4 Telefoonnr Klantnummer Protocol Kiezer Instellingen Allen versie 3 16.1.1.1.5 Gebeurtenissen 16.1.1.1.4.2 Kiespogingen Kies Volgorde 16.1.1.1.5.1 Alarm en in/uit 16.1.1.1.4.1 16.1.1.1.5.1.1 16.1.1.1.5.1.2 16.1.1.1.5.1.3 16.1.1.1.5.1.4 16.1.1.1.5.2 Sabotage en storing 16.1.1.1.5.2.1 16.1.1.1.5.2.2 16.1.1.1.
4. Het bediendeel laat één pieptoon horen om de wijziging te bevestigen en keert terug naar Telefoonnummer. 5. Ga naar Klantnummer en druk op OK. 6. Voer 445566 in en druk op OK. 7. Het bediendeel laat één pieptoon horen om de wijziging te bevestigen en keert terug naar Klantnummer. 8. Ga naar Protocol>SIA en druk op OK. 9. Het bediendeel laat één pieptoon horen ter bevestiging van de wijziging en keert terug naar Protocol. 10. Ga naar Gebeurtenissen>Alarm en in/uit>Alarmen en druk op OK. 11.
• Bij inluisteren via terugbellen, luister ISDN gedurende 5 seconden om te controleren of een DTMF toon 0 wordt ingevoerd gedurende 1 seconde. • Als geen DTMF toon wordt herkend, start de ISDN een up-/downloadsessie. 16.3.3.1 Tijdsynchronisatie De CS7501 corrigeert de datum en tijd op de centrale automatisch als het verschil tussen de centrale en het ISDN-netwerk meer bedraagt dan 5 minuten. Dit wordt gedaan bij elke communicatie met het B-kanaal. 16.3.3.
16.4 Woordenlijst Locatie Term Definitie 16 CS7501 ISDN Kiezer Module die fungeert als ISDN-communicatiemodule voor rapportage en up-/ download. 16.1 Rapportage Een menu-optie waarin opties voor ISDN-rapportage zijn gegroepeerd. 16.1.1 Telefoonnummers Een menu-optie die rapportage opties van telefoonnummers zijn gegroepeerd. 16.1.1.1.1 Telefoonnr. Een menuoptie voor het instellen van het telefoonnummer waarheen de gebeurtenissen moeten worden gemeld.
Locatie Term Definitie 16.1.1.1.5.2.3 Storing module en herstel Een menu-optie die 'storing module en herstel'-meldingen naar het geselecteerde telefoonnummer verstuurt. 16.1.1.1.5.2.4 Sirene/tel.lijnfout en herstel Een menu-optie die een melding naar het geselecteerde telefoonnummer verstuurt wanneer een sirene- of telefoonlijnfout optreedt. Er wordt een herstelmelding verstuurd wanneer de fout is hersteld. 16.1.1.1.5.2.
Locatie Term Definitie 16.1.4 Voorkeur Rapportage Een menu-optie die prioriteitsrapportering activeert. 16.1.5 Voorkeur Type Een menu-optie voor het configureren van het voorkeurtype dat wordt gebruikt bij voorkeurrapportage. Als deze optie wordt ingesteld op Vrij B-kanaal controle, verbreekt de kiezer de verbinding voor het doorgeven van een alarmmelding door te proberen het B-kanaal vrij te maken. Als het kanaal niet kan worden vrijgemaakt, wordt de S0 bus afgesloten.
Locatie Term Definitie 16.3.2.2 Vertragingstijd Een menu-optie voor het instellen van het aantal seconden dat moet verstrijken voordat het paneel een inluistersessie start. 16.3.3 Volume instelling Een menu-optie die opties bevat om het geluidsniveau in te stellen bij de CS534 communicatiemodule. 16.3.3.1 CS534 Comm.mod Een menu-optie voor het configureren van het volume van de inkomende en uitgaande communicatie met de CS534 Communicatiemodule. 16.3.3.
Hoofdstuk 17: Het logboek lezen 17.1 Overzicht 17.1 17.2 17.3 17.4 17.5 17.6 17.7 17.8 17.9 Alarmgeheugen Reset branddetector Service vereist Handmatige test Logboek X-10 Modules Geavanceerd Menu Zonestatus Module/locatie programmering Het logboek bevat de details van alle gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden in het systeem. In het logboek worden maximaal 512 gebeurtenissen bijgehouden. Ga als volgt te werk als u het logboek wilt uitlezen: 1.
17.2 Logboek gebeurtenissen Tabel 17-2: Lijst van gebeurtenissen Gebeurtenisbericht Verklaring Alarm Er is een alarm geactiveerd Herstel alarm Zie Alarm gebeurtenisbericht. Automatische testmelding De rapportagecode “automatische testmelding” is naar de meldbank verzonden. B-alarm Een volwaardig alarm op een B-zonetype dat als een inbraakalarm wordt beschouwd. Sabotage behuizing Een sabotage behuizing. Herstel sabotage behuizing Zie Kastsabotage gebeurtenisbericht.
Tabel 17-2: Lijst van gebeurtenissen Gebeurtenisbericht Verklaring Module gebeurtenis Een busmodule heeft een gebeurtenis gegenereerd voor het rapporteren van omstandigheden die niet door andere gebeurtenissen worden beschreven. Communicatiefout De centrale of een module heeft geprobeerd een melding naar een meldbank te versturen, maar dit is niet gelukt. Brand Er is een brandalarm geactiveerd Herstel brand Zie Brand gebeurtenisbericht.
Tabel 17-2: Lijst van gebeurtenissen Gebeurtenisbericht Verklaring RF Batterijfout Een RF detector heeft een batterijfout gerapporteerd. Herstel RF batterijfout Zie RF Batterijfout gebeurtenisbericht. Einde service Einde van ‘Installateur ter plaatse’ (servicemodus). Begin service Begin van ‘Installateur ter plaatse’ (servicemodus). Overval stil Een stil overvalalarm. Sirene sabotage Sabotage van een sirene. Herstel sirene sabotage Zie Sirenesabotage gebeurtenisbericht.
Locatie Term Definitie 17.3 Service vereist Een menucommando dat wordt gebruikt om serviceboodschappen te controleren. De serviceboodschap verdwijnt wanneer de installateur in de programmeermode gaat en daarna eruit gaat. Als Herstel sabotage met hoofdcode is ingeschakeld, kan een hoofdgebruiker de serviceboodschap resetten door een hoofdcode in te geven. 17.4 Handmatige test Een menucommando dat de LED- en LCD-test van het bediendeel en de in Diagnose geactiveerde handmatige tests uitvoert.
Hoofdstuk 18: Programmeren met de UDx75 software 18.1 Andere programmeermethoden U kunt het systeem programmeren met het CS5500 bediendeel of de UDx75 software. Met deze software kunt u de programmeergegevens van de centrale uploaden naar de computer waarop de UDx75 software draait, die gegevens vervolgens wijzigen en de wijzigingen weer downloaden van de computer naar de centrale. Het is ook mogelijk om het programma- en gebeurtenissenlogboek te bekijken.
2. Zorg ervoor dat de modeminstellingen juist zijn. Voor meer informatie over de modeminstellingen raadpleegt u de UDx75 Online Help. 3. Selecteer Download>Verbinden> Verbinden met AMD. 4. Er verschijnt een berichtvenster met de melding Bezig met modem te initialiseren. 5. De computer maakt verbinding met de centrale 6. Wanneer u klaar bent met de upload of download, selecteert u Download>Verbinding verbreken of u klikt op het pictogram Verbinding verbreken. 18.
18.3.1 Programmeertaken U kunt alle beschikbare programmeertaken uitvoeren met de UDx75 software. Tabel 18-2: UDx75 menupaden toont de UDx75 menuvolgorde voor elke taak.
Tabel 18-2: UDx75 menupaden Taak UDx75 menu-optie Een programmeerwerkblad afdrukken Programma>Afdrukvoorbeeld>Programmeerwerkblad Een lijst met operatoren afdrukken Programma>Afdrukvoorbeeld>Operatorlijst Klantennota's afdrukken Programma>Afdrukvoorbeeld>Aantekeningen Het logboek afdrukken Programma>Afdrukvoorbeeld>Logboek De CS-1700 programmeren Modules>CS1700>1 De CS208/CS216 programmeren Weergave>Centrale (tabblad Zones) De CS-320 programmeren Modules>CS320>1 De CS-507 programmeren Modu
Tabel 18-2: UDx75 menupaden Taak UDx75 menu-optie De software verwijderen Start>Instellingen>Configuratiescherm Uploaden Download>Alles lezen Een lijst met klantrecords bekijken Weergave>Klanten>Lijst Een lijst met operatoren bekijken Programma>Instellingen>Toevoegen/wijzigen operatoren De fouten van het automatisch beantwoorden bekijken Weergave>Klanten>Fouten bij automatisch beantwoorden De centrale-instellingen bekijken Weergave>Centrale Het logboek bekijken Download>Logboek>Volledig logb
Sectie C Referentie 1 Bijlagen ...............................................................................................................................................................................
Hoofdstuk 1: Bijlagen 1.1 Bijlage 1: Rapportage van vaste codes in Contact ID of SIA Tabel 1-1: Gebeurteniscodes geeft een overzicht van de rapportagecodes die voor verschillende meldingen worden verstuurd (indien geactiveerd) bij gebruik van Contact ID en SIA-indelingen. Het zone-, gebruikers- of modulenummer, tussen haakjes, is het nummer dat als een getal achter de rapporteringscode wordt gerapporteerd. Als er geen haakjes zijn, is de zone 0.
1.2 Bijlage 2: Overzicht van de modulenummers Elk bediendeel, elke uitbreidingsmodule en elke draadloze-ontvangstmodule heeft een modulenummer. Module Modulenummer CSx75 0 CS534 64 CS535 77 CS7002 78 CS7050 79 CS7501 76 1.2.1 CS1700 kaartleesmodule Tabel 1-2: CS1700 modulenummers Inleesvolgorde Modulenummer Inleesvolgorde Modulenummer 1 113 9 121 2 114 10 122 3 115 11 123 4 116 12 124 5 117 13 125 6 118 14 126 7 119 15 127 8 120 1.2.
1.3 Bijlage 3: Communicatieprotocollen Er kunnen verschillende communicatieprotocollen worden gebruikt voor de doormelding naar een meldkamer. Raadpleeg de meldkamer om te bepalen welk protocol compatibel is met hun meldbanken. Tabel 1-4: Communicatieprotocollen geeft een overzicht van de mogelijke te programmeren.
Tabel 1-5: Serviceboodschappen Bericht Definitie Actie Centrale Overstroom De centrale heeft een overmatige stroomafname waargenomen via één van de uitgangen en heeft deze uitgang preventief afgeschakeld. Controleer het systeem op fouten in de bedrading. Een overstroommelding kan alleen worden gereset door de sirene op de juiste wijze te activeren, bijvoorbeeld, door een sabotage te activeren op een zone die de sirenes activeert.
Tabel 1-5: Serviceboodschappen Bericht Definitie Actie Afwezig Het systeem heeft al langere tijd geen supervisiesignalen meer ontvangen van de RF detector. Afhankelijk van hoe het systeem is geprogrammeerd, wordt dit doorgemeld naar de meldkamer. Daarnaast wordt mogelijk ook een sabotagealarm geactiveerd, indien ingeschakeld. Controleer of de voeding van de draadloze zone module in orde is en of de module niet is gesaboteerd. Herstel eventuele storingen.
Tabel 1-6: Systeemtaken Taak Installateur Gebruikerscodes instellen ¸ Hoofdgebruiker Gebruiker ¸ Overschakelen op weergave meerdere gebieden ¸ ¸ ¸ ¸ Het logboek bekijken ¸ ¸ Conditie* * ¸ Het alarmgeheugen bekijken Geen code Alleen eigen code Alle codes voor mastergebruiker. ¸ 1.
Index A Aan= Contact ID C- 1- 1 Aan= SIA C- 1- 1 Alarmgevers A- 2- 1 bedrading A- 4- 10 EOL-beveiliging A- 4- 10 AMD B- 18- 1, B- 18- 3, B- 18- 4 B Backup rapportage A- 6- 1 Bediendeel gebied B- 3- 3 nummer B- 3- 3 zoemer B- 2- 6 Bediendelen instellingen kopiëren B- 3- 2 maximum aantal A- 2- 1 programmering B- 3- 1, B- 4- 1 Bedrading centrale A- 3- 1 zones A- 4- 1 Behuizing grote metalen A- 4- 2 kleine metalen A- 4- 6 policarbonaat A- 4- 4 C Centrale bedrading A- 4- 16 communicatie B- 2- 8 ingangen B- 2- 1
D DB-9 connector B- 18- 1 Dipschakelaars CS208H B- 6- 5 Dipswitches algemeen A- 3- 3 CS208/CS216 B- 6- 1 CS320 B- 10- 2 CS507 B- 7- 2 RF433 B- 5- 2 RF868 B- 5- 4 Domoticasturing B- 2- 14 Dubbele rapportage A- 6- 2 Dwangcode B- 2- 6 E Editors A- 5- 2 E-mail rapportage B- 15- 4 F Functiemenu A- 5- 1 G Gebeurtenis beschrijving B- 17- 1 codes C- 1- 1 lijst B- 17- 2 Gebied instellingen B- 2- 10 timers B- 2- 10 Gebieden A- 2- 1 maximum aantal A- 2- 1 Gebruikerscodes A- 2- 1 Gescheiden rapportage A- 6- 2 GPRS-rapp
S Selectielijsten A- 5- 2 Serviceboodschappen C- 1- 3 SIA A- 2- 1 SIM-kaart installeren B- 13- 3 registreren B- 13- 2 Sleutelschakelaar zones B- 3- 8 Spraakberichten afspelen B- 11- 3 opnemen B- 11- 2 Spraakrapportering B- 11- 2 Standaardcodes landcodes A- 1- 1 Supervisietijden B- 5- 7 Swinger shutdown B- 2- 3 Systeem automatische test B- 2- 9 codes B- 2- 6 instellingen B- 2- 12 taken C- 1- 5 timers B- 2- 12 T Taal van de gebruikersinterface A- 5- 1, B- 3- 3 TCP/IP-rapportage B- 15- 4 Tekstbewerking A- 5- 4
105