Operation Manual

10
De Styles
Een Style is een automatische begeleiding die bestuurd wordt
door akkoorden te spelen op het keyboard.
De knoppen in MANUAL CONTROLS en AUTOMATIC STYLES
secties zorgen ervoor dat u in de begeleiding kunt starten of
stoppen, en u kunt hier kiezen op welke manier de Styles wor-
den gespeeld.
Het overzicht van de Styles wordt op het linker gedeelte van
het bedieningspaneel afgebeeld.
Een Style kiezen
Wanneer u het instrument aanzet staat er al een Style klaar om
gespeeld te worden. Volg de volgende stappen om een andere
Style te kiezen:
1. Wanneer de [STYLES] knop uit is zet u deze aan door hem
in te drukken (LED aan).
2. Toets het nummer van de gewenste Style in op het Keypad.
Wanneer het nummer tussen 00 en 09 ligt moet u ook de
“0” intoetsen.
Met [LOWER] verhoogt u het volume van de Lower sectie ten
opzichte van de Upper sectie, terwijl [UPPER] het volume van
de Upper sectie verhoogt ten opzichte van de Lower sectie.
Drum, Bass, Acc1, Acc2
Deze instrumentale secties worden gebruikt door de Style om
automatische arrangementen te spelen. Zij kunnen niet vrij op
het keyboard worden bespeeld.
Het volume regelen van Drum, Bass, Acc1, Acc2
U kunt het volume van deze secties regelen met de
ACCOMPANIMENT knoppen. Wanneer u een knop indrukt
ziet u een (tijdelijke) grafische weergave van het volume van
deze secties.
Met [MIN] verlaagt u het volume en met [MAX] verhoogt u het
volume.
Automatisch doorklinken van Lower sectie
De noten die in de Lower sectie worden gespeeld kunnen blij-
ven doorklinken, ook wanneer u uw hand loslaat van het
keyboard. Dit gaat d.m.v. de LOWER MEMORY functie aan te
zetten, die uit is wanneer u het instrument aanzet.
Aan/uitzetten van de Lower Memory functie
1. Druk de twee [MIDI] knoppen gelijktijdig in om in de MIDI
Programmeer Mode te komen.
2. “Blader” door de pagina’s met de [PAGE>] knop totdat u de
functie LOWER MEM bereikt:
3. Gebruik de [TEMPO-DATA] knoppen om de functie aan-
[ON] of uit [OFF] te zetten.
4. Druk de twee [ESC] knoppen gelijktijdig in om de MIDI
Mode te verlaten.
Klanken toewijzen aan de Upper en Lower secties
Het Klanken overzicht van de CD10 wordt op de rechterzijde
van het bedieningspaneel afgebeeld. U kunt de Klanken van
uw keuze toewijzen aan de Upper en Lower secties.
Een Klank toewijzen aan de Upper sectie
1. Wanneer de [SOUNDS] knop uit is zet u deze aan door
erop te drukken (LED aan).
2. Toets nu het gewenste Klanknummer in op het nummerieke
toetsenbord (Hierna genoemd als Keypad). Wanneer het
nummer dat u kiest tussen 00 en 09 ligt moet u ook de “0”
intoetsen. Wanneer het nummer tussen 100 en 127 ligt,
drukt u op de [SOUNDS] knop voor de “Honderd” en
daarna de andere twee nummers.
Voorbeeld: Om “01 Piano1” te kiezen toetst u [0][1] in.
Om “127 Gunshot” te kiezen toetst u [SOUNDS][2][7] in.
3. De naam van de gekozen Klank verschijnt in het display,
boven het woord “Sounds”.
Een klank toewijzen aan de Lower sectie
1. Wanneer de [SOUNDS] knop uit is zet u deze aan door
erop te drukken (LED aan).
2. Druk de Lower knop in en houdt deze vast tijdens het kie-
zen van de klank.
3. Kies de Klank op dezelfde manier zoals u Klanken kiest
voor de Upper sectie.
4. De naam van de gekozen Klank knippert nu in het display,
boven het woord “Sounds” (het display laat daarna weer
de Klank van de Upper sectie zien).
Het volume regelen van de Upper en Lower secties
U kunt het volume van de Upper en Lower secties regelen met
de [BALANCE] knoppen. Wanneer één van deze twee knop-
pen wordt ingedrukt verschijnt er tijdelijk een grafische weer-
gave van de volumebalans van deze twee secties.