Operation Manual

6•2 Gebruikers Handleiding
6•2 Gebruikers Handleiding
Song Weergave/Jukebox
een aantal Song-Performances te maken en deze
tijdens de opname te kiezen. Het kiezen van de
Song-Performances wordt in de Master Track
opgenomen als een ProgramChange.
Elke Song bevat tot 8 Performances die in de
betreffende Song zijn opgeslagen.
Voor het kiezen van een Song Performances
verwijzen we u naar het Keuze hoofdstuk van de
Referentie Handleiding.
SONG-PERFORMANCES PROGRAMME-
REN
Song-Performances worden op dezelfde manier
geprogrammeerd als (Real) Performances zoals
dat in hoofdstuk 4 Klanken & Performances is
beschreven.
Een Song kan 32 tracks bevatten.
©
Opmerking: Na het programmeren of
aanpassen van een Song-Performance drukt u op
STORE PERFORMANCE om hem in het RAM
geheugen op te slaan. Wanneer u een andere of
dezelfde Performance opnieuw kiest of op PLAY of
STOP drukt gaan de gemaakte veranderingen
verloren.
SEQUENCER
SCORE
SONG
ST
OP
PLA
Y
terugspelen Song
bedienings
knoppen
WEERGAVE BEDIENINGS FUNCTIES
De knoppen die het afspelen van de Songs in
het geheugen bedienen bevinden zich in de
SEQUENCER sectie.
PLAY
Deze knop start de weergave van de Song (of
opname). De led op de PLAY knop is aan tijdens
de weergave. De locator (LOC) in het display
geeft de huidige positie van de Song aan. Wan-
neer de Song niet speelt zorgt het drukken op
PLAY ervoor dat de Song vanaf de huidige posi-
tie worst gestart.
<</>>
De << en >> knoppen laten de Song één maat
per keer vooruit of terug spoelen. Wanneer u deze
knoppen ingedrukt houdt wordt de Song op hoge
snelheid vooruit of terug gespoeld. Deze knop-
pen werken zowel tijdens Song play of stop sta-
tus.
Gebruik de DIAL (TEMPO/DATA) om het tempo
te veranderen.
STOP
Deze knop stopt het afspelen van de Song (of het
opnemen). Wanneer de Song is gestopt op een
positie die anders is dan de eerste Song start po-
sitie gaat de led op de STOP knop knipperen.
Wanneer de Song niet speelt en op de eerste start
positie staat blijft de led op de STOP knop aan.
Song Weergave/Jukebox
een aantal Song-Performances te maken en deze
tijdens de opname te kiezen. Het kiezen van de
Song-Performances wordt in de Master Track
opgenomen als een ProgramChange.
Elke Song bevat tot 8 Performances die in de
betreffende Song zijn opgeslagen.
Voor het kiezen van een Song Performances
verwijzen we u naar het Keuze hoofdstuk van de
Referentie Handleiding.
SONG-PERFORMANCES PROGRAMME-
REN
Song-Performances worden op dezelfde manier
geprogrammeerd als (Real) Performances zoals
dat in hoofdstuk 4 Klanken & Performances is
beschreven.
Een Song kan 32 tracks bevatten.
©
Opmerking: Na het programmeren of
aanpassen van een Song-Performance drukt u op
STORE PERFORMANCE om hem in het RAM
geheugen op te slaan. Wanneer u een andere of
dezelfde Performance opnieuw kiest of op PLAY of
STOP drukt gaan de gemaakte veranderingen
verloren.
SEQUENCER
SCORE
SONG
ST
OP
PLA
Y
terugspelen Song
bedienings
knoppen
WEERGAVE BEDIENINGS FUNCTIES
De knoppen die het afspelen van de Songs in
het geheugen bedienen bevinden zich in de
SEQUENCER sectie.
PLAY
Deze knop start de weergave van de Song (of
opname). De led op de PLAY knop is aan tijdens
de weergave. De locator (LOC) in het display
geeft de huidige positie van de Song aan. Wan-
neer de Song niet speelt zorgt het drukken op
PLAY ervoor dat de Song vanaf de huidige posi-
tie worst gestart.
<</>>
De << en >> knoppen laten de Song één maat
per keer vooruit of terug spoelen. Wanneer u deze
knoppen ingedrukt houdt wordt de Song op hoge
snelheid vooruit of terug gespoeld. Deze knop-
pen werken zowel tijdens Song play of stop sta-
tus.
Gebruik de DIAL (TEMPO/DATA) om het tempo
te veranderen.
STOP
Deze knop stopt het afspelen van de Song (of het
opnemen). Wanneer de Song is gestopt op een
positie die anders is dan de eerste Song start po-
sitie gaat de led op de STOP knop knipperen.
Wanneer de Song niet speelt en op de eerste start
positie staat blijft de led op de STOP knop aan.