Operation Manual

6•8 Gebruikers Handleiding
6•8 Gebruikers Handleiding
6. Kies de «Quanti-
ze» parameter voor het aanpassen van de
quantize waarde (automatische correctie van
ritmische fouten) tijdens de opname fase.
7. Indien nodig
kunt u de
«Play/Rec
Mode» kiezen
om de mode te veranderen:
• De Linear optie zorgt ervoor dat de Song
maar één keer wordt afgespeeld of opgeno-
men, vanaf het begin tot aan het punt waarop
u op STOP drukt.
• De Forced Stop optie zorgt ervoor dat de
Song wordt afgespeeld of opgenomen vanaf
de gekozen start locator tot aan de end
locator.
• De Loop optie zorgt ervoor dat de maten
tussen het Start en End punt zich blijft her-
halen bij het afspelen en opnemen.
8. U kunt de Start en
End locators zelf
aanpassen. Deze
parameters kunnen alleen worden veranderd
wanneer de Song opgenomen data bevat
zodat het mogelijk wordt om de maten te kie-
zen die er al zijn.
Song Mode - Sound View display
(Sounds display)
De Start locator kan alleen worden aange-
past wanneer de Play/Rec mode op Loop
staat. De End locator kan alleen worden aan-
gepast wanneer de Play/Rec mode op Forced
Stop of Loop staat.
9. Kies de track(s) die u wilt opnemen en zet ze
in opname status. Alleen de tracks met het
opname status icoon nemen data op en kun-
nen worden gehoord:
Om alle tracks in record te zetten drukt u op
F4 («Select All tracks»). Alle tracks worden
dan geaktiveerd voor opname en de para-
meter veranderd in «Deselect all tracks».
10. Voor het veranderen van Klanken kiest u de
«Sound View» optie met F5.
Na het toewijzen van de Klanken kunt u de
Performance opslaan met STORE
PERFORMANCE. Druk op F6 («Rec View»)
om weer naar de «Rec View» pagina terug
te gaan.
11. Zet de metronoom aan met F8
(«Metronome»).
6. Kies de «Quanti-
ze» parameter voor het aanpassen van de
quantize waarde (automatische correctie van
ritmische fouten) tijdens de opname fase.
7. Indien nodig
kunt u de
«Play/Rec
Mode» kiezen
om de mode te veranderen:
• De Linear optie zorgt ervoor dat de Song
maar één keer wordt afgespeeld of opgeno-
men, vanaf het begin tot aan het punt waarop
u op STOP drukt.
• De Forced Stop optie zorgt ervoor dat de
Song wordt afgespeeld of opgenomen vanaf
de gekozen start locator tot aan de end
locator.
• De Loop optie zorgt ervoor dat de maten
tussen het Start en End punt zich blijft her-
halen bij het afspelen en opnemen.
8. U kunt de Start en
End locators zelf
aanpassen. Deze
parameters kunnen alleen worden veranderd
wanneer de Song opgenomen data bevat
zodat het mogelijk wordt om de maten te kie-
zen die er al zijn.
Song Mode - Sound View display
(Sounds display)
De Start locator kan alleen worden aange-
past wanneer de Play/Rec mode op Loop
staat. De End locator kan alleen worden aan-
gepast wanneer de Play/Rec mode op Forced
Stop of Loop staat.
9. Kies de track(s) die u wilt opnemen en zet ze
in opname status. Alleen de tracks met het
opname status icoon nemen data op en kun-
nen worden gehoord:
Om alle tracks in record te zetten drukt u op
F4 («Select All tracks»). Alle tracks worden
dan geaktiveerd voor opname en de para-
meter veranderd in «Deselect all tracks».
10. Voor het veranderen van Klanken kiest u de
«Sound View» optie met F5.
Na het toewijzen van de Klanken kunt u de
Performance opslaan met STORE
PERFORMANCE. Druk op F6 («Rec View»)
om weer naar de «Rec View» pagina terug
te gaan.
11. Zet de metronoom aan met F8
(«Metronome»).