Operation Manual

Een Song opnemen 6•11
Een Song opnemen 6•11
LOC
Locator. Geeft de huidige positie van de Song
aan, uitgedrukt in maten, tellen en resolutie.
De maat kan met de DIAL worden veranderd. Het
is niet mogelijk om de volgende maat na het Song
end punt te kiezen. Wanneer de Song bijvoor-
beeld eindigt op maat 10, kan de locator geen
grotere waarde worden gegeven dan 10-1-1.
PLAY/REC MODE
Opname en weergave opties voor de Song. Er
zijn 3 opties mogelijk:
Linear - De Song begint op het punt dat door
de locator wordt aangegeven tot het einde
van de Song. In record mode worden nieuwe
events opgenomen wanneer de opname
doorgaat.
Forced stop - De Song begint op het punt
dat door de locator wordt aangegeven en
stopt op een gekozen End. Wanneer Forced
Stop aan staat bepalen de Start en End
indicators het start en eind punt van de op-
name.
Loop - De Song opname of weergave begint
op het punt dat door de locator wordt aange-
geven, stopt bij het End, en begint weer vanaf
het Start punt. De loop (lus) blijft zich herha-
len totdat deze wordt gestopt met de Stop
knop.
©
Opmerking: De loop heeft een extra geheugen
buffer nodig. Wanneer deze mode wordt gekozen
ziet u in de balk voor het geheugenverbruik dat er
meer geheugen verbruikt is.
START
Bepaalt de maat waarmee de Song start en kan
alleen worden veranderd wanneer de Play/Rec
mode=Loop. Wanneer Loop is gekozen bepaalt
deze parameter het start punt van de loop. U kunt
deze parameter met de DIAL aanpassen wan-
neer deze wordt gekozen en wanneer de Song
al is opgenomen.
END
Bepaalt de eind maat en kan worden aangepast
wanneer Play/Rec mode=Forced stop of Loop.
Wanneer Loop is gekozen geeft deze parameter
aan op welk punt de sequence stopt voordat hij
weer terug naar de start locator gaat. Wanneer
Forced stop is gekozen laat deze het automati-
sche Stop punt zien.
U kunt deze parameter met de DIAL aanpassen
wanneer deze wordt gekozen.
TIME SIGNATURE (MAATVERDELING)
Deze parameter is alleen programmeerbaar wan-
neer een Song leeg is. Wanneer de Song opge-
nomen events bevat kan de parameter niet wor-
den gewijzigd.
TEMPO
Begin speel/opname snelheid. De parameter kan
met de DIAL worden aangepast in de «Play
View» of «Record View» pagina, of in de Master
Track.
Tempo veranderingen kunnen tijdens de opname
met de DIAL worden uitgevoerd. De events wor-
den in de Master Track opgenomen, wanneer de
betreffende optie aan staat («Controls rec», dia-
loog venster F3).
De Master Track bevat altijd het begin Tempo van
de Song. De waarde kan worden veranderd maar
niet worden gewist.
resolutie
maat (balk)
tel
LOC
Locator. Geeft de huidige positie van de Song
aan, uitgedrukt in maten, tellen en resolutie.
De maat kan met de DIAL worden veranderd. Het
is niet mogelijk om de volgende maat na het Song
end punt te kiezen. Wanneer de Song bijvoor-
beeld eindigt op maat 10, kan de locator geen
grotere waarde worden gegeven dan 10-1-1.
PLAY/REC MODE
Opname en weergave opties voor de Song. Er
zijn 3 opties mogelijk:
Linear - De Song begint op het punt dat door
de locator wordt aangegeven tot het einde
van de Song. In record mode worden nieuwe
events opgenomen wanneer de opname
doorgaat.
Forced stop - De Song begint op het punt
dat door de locator wordt aangegeven en
stopt op een gekozen End. Wanneer Forced
Stop aan staat bepalen de Start en End
indicators het start en eind punt van de op-
name.
Loop - De Song opname of weergave begint
op het punt dat door de locator wordt aange-
geven, stopt bij het End, en begint weer vanaf
het Start punt. De loop (lus) blijft zich herha-
len totdat deze wordt gestopt met de Stop
knop.
©
Opmerking: De loop heeft een extra geheugen
buffer nodig. Wanneer deze mode wordt gekozen
ziet u in de balk voor het geheugenverbruik dat er
meer geheugen verbruikt is.
START
Bepaalt de maat waarmee de Song start en kan
alleen worden veranderd wanneer de Play/Rec
mode=Loop. Wanneer Loop is gekozen bepaalt
deze parameter het start punt van de loop. U kunt
deze parameter met de DIAL aanpassen wan-
neer deze wordt gekozen en wanneer de Song
al is opgenomen.
END
Bepaalt de eind maat en kan worden aangepast
wanneer Play/Rec mode=Forced stop of Loop.
Wanneer Loop is gekozen geeft deze parameter
aan op welk punt de sequence stopt voordat hij
weer terug naar de start locator gaat. Wanneer
Forced stop is gekozen laat deze het automati-
sche Stop punt zien.
U kunt deze parameter met de DIAL aanpassen
wanneer deze wordt gekozen.
TIME SIGNATURE (MAATVERDELING)
Deze parameter is alleen programmeerbaar wan-
neer een Song leeg is. Wanneer de Song opge-
nomen events bevat kan de parameter niet wor-
den gewijzigd.
TEMPO
Begin speel/opname snelheid. De parameter kan
met de DIAL worden aangepast in de «Play
View» of «Record View» pagina, of in de Master
Track.
Tempo veranderingen kunnen tijdens de opname
met de DIAL worden uitgevoerd. De events wor-
den in de Master Track opgenomen, wanneer de
betreffende optie aan staat («Controls rec», dia-
loog venster F3).
De Master Track bevat altijd het begin Tempo van
de Song. De waarde kan worden veranderd maar
niet worden gewist.
resolutie
maat (balk)
tel