Operation Manual

Beknopte Handleiding 2•53
Beknopte Handleiding 2•53
5
6
7
5. Kies de gewenste mode.
Met Full kunt u één of twee keyboard klan-
ken opnemen over het gehele bereik van het
klavier.
Met Upp/Low kunt u twee keyboard klanken
links en twee klanken rechts van het split punt
opnemen.
Kies voor Multi (zoals in het voorbeeld) wan-
neer u alle 8 keyboard tracks van de
Performance wilt zien om meer dan 4 klan-
ken tegelijkertijd op te nemen.
De tracks die al voor de opname zijn
geaktiveerd worden afgebeeld als “key-play”
(met een klein klavier icoon samen met de
MIDI status icoon [ ] – zie pagina 1.7
of hoofdstuk 1).
6. Aktiveer, indien gewenst, andere tracks om op
te nemen.
Druk meerdere keren op de betreffende func-
tie toets, eerst om te selecteren, daarna om
een track te aktiveren. Het track status icoon
verandert van “mute” in “play”. In het voor-
beeld is track 2 is geaktiveerd door twee keer
op functie toets B te drukken.
Wanneer u niet met één of meerdere van de
nu geaktiveerde tracks wilt opnemen kunt u
deze gewoon op mute zetten.
U kunt ook de klank van één of meerdere
tracks veranderen van zowel de keyboard
tracks als die van de begeleiding tracks.
Gebruik de Track Scroll knoppen (of de /
knoppen) om de begeleiding tracks te zien.
7. Wanneer u iets heeft veranderd (keyboard mode,
klank, track status, etc.), druk dan op STORE
PERF + ENTER om dit op te slaan in de huidige
Performance.
BELANGRIJK: Wanneer u de veranderin-
gen niet opslaat gaan deze verloren wanneer
u de opname start.
F8
F7
F6
F5
F4
F3
F2
F1
A
B
C
D
E
F
G
H
ST
ORE
PERF
.
ENTER
TEMPO
/DA
TA
ESCAPE
5. Kies de gewenste mode.
Met Full kunt u één of twee keyboard klan-
ken opnemen over het gehele bereik van het
klavier.
Met Upp/Low kunt u twee keyboard klanken
links en twee klanken rechts van het split punt
opnemen.
Kies voor Multi (zoals in het voorbeeld) wan-
neer u alle 8 keyboard tracks van de
Performance wilt zien om meer dan 4 klan-
ken tegelijkertijd op te nemen.
De tracks die al voor de opname zijn
geaktiveerd worden afgebeeld als “key-play”
(met een klein klavier icoon samen met de
MIDI status icoon [
] – zie pagina 1.7
of hoofdstuk 1).
6. Aktiveer, indien gewenst, andere tracks om op
te nemen.
Druk meerdere keren op de betreffende func-
tie toets, eerst om te selecteren, daarna om
een track te aktiveren. Het track status icoon
verandert van “mute” in “play”. In het voor-
beeld is track 2 is geaktiveerd door twee keer
op functie toets B te drukken.
Wanneer u niet met één of meerdere van de
nu geaktiveerde tracks wilt opnemen kunt u
deze gewoon op mute zetten.
U kunt ook de klank van één of meerdere
tracks veranderen van zowel de keyboard
tracks als die van de begeleiding tracks.
Gebruik de Track Scroll knoppen (of de
/
knoppen) om de begeleiding tracks te zien.
7. Wanneer u iets heeft veranderd (keyboard mode,
klank, track status, etc.), druk dan op STORE
PERF + ENTER om dit op te slaan in de huidige
Performance.
BELANGRIJK:
Wanneer u de veranderin-
gen niet opslaat gaan deze verloren wanneer
u de opname start.
5
6
7
F8
F7
F6
F5
F4
F3
F2
F1
A
B
C
D
E
F
G
H
ST
ORE
PERF
.
ENTER
TEMPO
/DA
TA
ESCAPE