Operation Manual

Beknopte Handleiding 2•55
Beknopte Handleiding 2•55
INTRO
KEY
ST
AR
T
ENDING
ST
AR
T / ST
OP
OF
PLA
Y
2
A
B
C
D
E
F
G
H
A
A
A
1
INTRO
KEY
ST
AR
T
ENDING
ST
AR
T / ST
OP
ST
OP
OF
3
MEESPELEN MET UW OPGENOMEN SONG
In Song playback mode, kunt u meespelen met
uw opgenomen Song door één of meer tracks te
aktiveren die niet door de opname worden ge-
bruikt. Het is ook mogelijk om een opgenomen
track uit te schakelen in de sequencer om deze
zelf te bespelen. U kunt natuurlijk ook track op
mute zetten die u niet wilt horen.
Deze handelingen kunnen voor of na het starten
worden uitgevoerd, maar denk eraan dat wan-
neer u start na het aanpassen van de track sta-
tus, de tracks weer terugkeren naar hun vorige
status tenzij u de Performance opslaat. In het
voorbeeld worden de veranderingen uitgevoerd
tijdens de weergave.
1. Start de weergave van de gekozen Song met
PLAY of START/STOP.
2. Tijdens de weergave drukt u meermaals op de
functie toets van de track die u zelf wilt spelen
totdat deze op “key-play” staat. U kunt dan
meespelen.
Wanneer de track opgenomen noten bevatr
(aangeduid door het “seq.-play” icoon ):
• druk op de betreffende functie toets om de
track te kiezen;
• druk nog eens om de track op mute te zet-
ten;
• druk nog eens om de track op “key-play” te
zetten.
Het grafische voorbeeld hiernaast laat hoe u
een opgenomen track kunt uitschakelen en
aktiveren om deze zelf te bespelen.
Wanneer de track niet voor de opname is
gebruikt wordt deze of als een mute track
( ) of als een “key-play” track ( )
afgebeeld. In dit geval:
• druk meermaals op de betreffende functie
toets om de track van “mute” op “key-play” te
zetten en vice versa.
3. Druk op STOP of START/STOP om de weergave
te stoppen.
INTRO
KEY
ST
AR
T
ENDING
ST
AR
T / ST
OP
OF
PLA
Y
2
A
B
C
D
E
F
G
H
A
A
A
1
INTRO
KEY
ST
AR
T
ENDING
ST
AR
T / ST
OP
ST
OP
OF
3
MEESPELEN MET UW OPGENOMEN SONG
In Song playback mode, kunt u meespelen met
uw opgenomen Song door één of meer tracks te
aktiveren die niet door de opname worden ge-
bruikt. Het is ook mogelijk om een opgenomen
track uit te schakelen in de sequencer om deze
zelf te bespelen. U kunt natuurlijk ook track op
mute zetten die u niet wilt horen.
Deze handelingen kunnen voor of na het starten
worden uitgevoerd, maar denk eraan dat wan-
neer u start na het aanpassen van de track sta-
tus, de tracks weer terugkeren naar hun vorige
status tenzij u de Performance opslaat. In het
voorbeeld worden de veranderingen uitgevoerd
tijdens de weergave.
1. Start de weergave van de gekozen Song met
PLAY of START/STOP.
2. Tijdens de weergave drukt u meermaals op de
functie toets van de track die u zelf wilt spelen
totdat deze op “key-play” staat. U kunt dan
meespelen.
Wanneer de track opgenomen noten bevatr
(aangeduid door het “seq.-play” icoon
):
• druk op de betreffende functie toets om de
track te kiezen;
• druk nog eens om de track op mute te zet-
ten;
• druk nog eens om de track op “key-play” te
zetten.
Het grafische voorbeeld hiernaast laat hoe u
een opgenomen track kunt uitschakelen en
aktiveren om deze zelf te bespelen.
Wanneer de track niet voor de opname is
gebruikt wordt deze of als een mute track
(
) of als een “key-play” track (
)
afgebeeld. In dit geval:
• druk meermaals op de betreffende functie
toets om de track van “mute” op “key-play” te
zetten en vice versa.
3. Druk op STOP of START/STOP om de weergave
te stoppen.