Operation Manual

40
41
gedrukt.
Toepassingsgebied: Alle categorieën
Tubelessbanden:
Speciale velgen (zonder of met luchtdicht gesloten spaakboringen) en banden sluiten luchtdicht af en maken
een binnenband overbodig. Bij panne kan een dergelijke band toch worden gemonteerd.
Toepassingsgebied: Mountainbikes, crossbikes, racefiets/weg
Binnenband:
De binnenband is in de buitenband genaaid. De buitenband inclusief binnenband wordt bij de montage op de
speciaal hiervoor gebouwde velg gelijmd. Hierbij moeten de montagevoorschriften van de banden-, lijm- en
velgenfabrikant worden opgevolgd.
Toepassingsgebied: Mountainbikes, crossbikes, racefiets/weg
Bij vragen betreffende uw type band en uw bandmaat raadpleegt u de fietsspecialist
Bij fietsen met een uitrusting volgens de StVZO kunnen velgreflectoren zijn gemonteerd.
7.1.1 Vastzitten en positie controleren
1. Beweeg beide wielen stevig heen en weer dwars op de rijrichting.
De wielen mogen niet in de klemming bewegen.
De snelspanhendel c.q. de steekas moet gesloten zijn Zie par. 8.6, Klemsystemen voor wielen en zadel-
pennen bedienen.
2. U mag geen krakende of knarsende geluiden horen.
3. Voer een visuele controle van de wielmontage uit.
De wielen moeten gecentreerd tussen frame en rem zitten.
De wielen moeten gecentreerd tussen de bagagedragersteunen zitten, indien een bagagedrager ge-
monteerd is.
De banden moeten parallel met spatborden lopen, indien deze gemonteerd zijn.
Geen werkstuk van het wiel mag frame, spatschermen, bagagedrager of andere delen raken. De
minimale afstand tot alle delen moet bij racefietsen 4 mm en bij alle overige fietsen 6 mm bedragen.
Uitzondering Remvoeringen en remrubbers mogen zich zo dicht bij de remschijf of velg bevinden dat
ze deze net niet raken.
7.1.2 Velgen controleren
7.1.2.1 Velgslijtage controleren (geldt alleen voor fietsen met velgremmen)
1. Controleer of de slijtage-indicatoren (groef rondom of meerdere kleine boringen in de zijkant van de
velg) zichtbaar zijn.
2. Ga met uw vingernagel dwars over de velgflank. Er mogen geen groeven voelbaar zijn.
7.1.2.2 Velgen op slag controleren
1. Til de fiets omhoog en draai eerst het voorwiel- en vervolgens het achterwiel rond.
2. Let op de afstand tussen velg en remschoenen, bij schijfremmen tussen velg en framebuis of vorkbeen.
Maximaal toelaatbare afwijking per omwenteling
0,5 mm bij velgen met velgrem
2,0 mm bij velgen met velgrem
7.1.2.3 Velgen op verontreinigingen controleren (geldt alleen voor fietsen met velgremmen)
1. Controleer uw velgen op vervuilingen, met name op oliën en vetten. Vervuilde velgen moeten direct
worden gereinigd. Zie par. 14.2, Zo reinigt en verzorgt u uw fiets).
7.1.2.4 Banden controleren
1. Controleer de banden op zichtbare beschadigingen, vreemde objecten en slijtage
Het bandenrubber moet over het gehele oppervlak van het oorspronkelijke profiel voorzien zijn.
Het bandenweefsel onder de rubberlaag mag niet zichtbaar zijn.
Er mogen geen bulten of scheuren te zien zijn.