Operation Manual

86
87
13.1.2 Voorwiel monteren
1. Als uw fiets een schijfrem heeft, verwijdert u de transportbeveiliging uit de remzuigers.
2. Til de fiets aan het stuur omhoog.
3. Plaats de naaf van het voorwiel onder de uitvaleinden van de voorvork.
4. Bij schijfrem: Monteer het wiel zo dat de remschijf soepel tussen de remblokjes schuift.
5. Laat de voorvork voorzichtig zakken tot de as zich links en rechts vlak aansluitend tegen de aanslag van
de uitvaleinden bevindt.
6. Sluit uw snelspan- of steekas volgens par. 8.6.1.2, Snelspanas sluiten c.q. 8.6.2.2, Steekas sluiten.
7. Als uw voorwiel een naafdynamo heeft, breng het steekcontact tussen naafdynamo en bedrading aan.
8. Bedien bij stilstand meermaals de voorwielrem.
9. Til de fiets aan het stuur omhoog en draai het voorwiel met de hand. Als een remblokje daarbij de rem-
schijf of de velg raakt, kan dat wijzen op een verkeerde zitting van de naaf in de uitvaleinden. In dit geval
remt u het voorwiel af, opent u de snelspan- of steekas en beweegt u het voorwiel licht heen en weer
(dwars op de rijrichting). Herhaal de montage vanaf punt 6. Als daarna geen verbetering optreedt, dient
u direct contact op te nemen met uw fietsspecialist.
10. Als uw fiets een naafdynamo heeft, controleert u de werking van de verlichting.
(Zie par. 7.10, Verlichting controleren.)
13.1.3 Achterwiel demonteren
1. Schakel op het achterwiel naar de kleinste pignon van het tandwielpakket
(zie par. 8.4.1.2, Naar een kleiner(e) kettingblad/pignon schakelen).
2. Bedien de achterwielrem en rem het wiel tot volledige stilstand af.
3. Open de hendel van uw snelspan- of steekas volgens par. 8.6.1.1, Snelspanas openen c.q. 8.6.2.1, Steekas
openen.
4. Open uw velgrem volgens par. 13.1.5, Remmen openen en sluiten.
5. Til de fiets aan de achterkant iets omhoog en druk het schakelmechanisme naar achteren. In deze
toestand schuift u het achterwiel met lichte druk in de richting van de opening van de uitvaleinden.