Operation Manual

Netwerk en aansluitingen
15
Netwerk en aansluitingen
Correcte instellingen voor het aansluiten van uw toestel op het lokale netwerk zijn een voorwaarde
voor de communicatie met andere toestellen in het netwerk en daarmee voor het telefoneren via
internet.
Als u de webconfigurator gebruikt, is uw toestel al verbonden met het lokale netwerk. In het menu
Netwerk en interfaces kunt u deze instellingen wijzigen en aanvullen. Bovendien kunt u aanvul
-
lende VoIP-accounts configureren en de instellingen voor het aansluiten van toestellen invoeren:
u LAN-instellingen (£ pagina 15)
u Telefooncentrales (£ pagina 17)
u QoS-instellingen (Quality of Service) (£ pagina 18)
u VoIP-instellingen (£ pagina 19)
u Veiligheidsinstellingen (£ pagina 20)
LAN-instellingen
Instellingen Netwerk en interfaces LAN-instellingen
VLAN-tagging
Een lokaal netwerk kan worden opgedeeld in logische deelnetwerken, zogeheten VLAN’s (VLAN =
Virtual Local Area Network, Standard IEEE 802.1Q). Hierbij delen meerdere VLANs een fysiek netwerk
en de bijbehorende componenten, bijvoorbeeld switches. Datapakketten van een VLAN worden niet
doorgestuurd naar een ander VLAN. VLAN’s worden vaak gebruikt om het dataverkeer van verschil
-
lende diensten (internettelefonie, internet-tv, ...) van elkaar te scheiden en om verschillende prioritei-
ten vast te leggen voor het dataverkeer.
U kunt uw toestel en een PC die u op de PC-poort van uw toestel heeft aangesloten in twee verschil-
len VLAN’s gebruiken. U voert hier de VLAN-codes (VLAN-tags) van uw VLAN’s in. Deze krijgt u van
uw netwerkbeheerder.
Als u bij het wijzigen van de LAN-instellingen een fout maakt, wordt mogelijk de verbin-
ding van de PC met het toestel onderbroken en heeft u geen toegang meer tot de webcon-
figurator.
In dit geval moet u de toegang van het toestel tot het lokale netwerk weer herstellen via
het displaymenu (
pagina 10).
Als u de PC in een ander VLAN gebruikt dan uw toestel, dan heeft u geen directe toegang
meer tot de webconfigurator van het toestel.