Operation Manual

GMC-I Messtechnik GmbH 7
3.3 Snelle metingen
Wilt u sneller meten dan mogelijk is met de automatische
selectie van het meetbereik, dan moet u een geschikt
meetbereik vastzetten. Snelle meting wordt gegarandeerd
door de volgende twee functies:
door handmatig het meetbereik te selecteren, d.w.z. door
selectie van het meetbereik met de beste resolutie,
zie hfst. 3.2.
of
•met de functie DATA, zie hfst. 5.1. Hierbij wordt na de
eerste meting automatisch het juiste meetbereik
vastgezet, zodat vanaf de tweede meetwaarde sneller
gemeten wordt.
Bij beide functies blijft het vastgezette meetbereik voor de
daarop volgende seriemetingen ingesteld.
4 Drievoudige digitale weergave
De drie digitale weergaven (een hoofd- en twee
nevenweergaven) geven de meetwaarde weer met de juiste
komma en het juiste voorteken. Daartoe worden de gekozen
meeteenheden weergegeven. Bij het meten van gelijke
groottes verschijnt een minteken voor de cijfers wanneer de
positieve pool van de meetgrootheid op de “”-ingang ligt.
Bij overschrijden van de meetbereikeindwaarde voor de
volgende meetgrootheden wordt “OL” (OverLoad)
weergegeven:
V AC, V DC, Hz, ,
, m, 30/300m@1A: 30999
3m@1A, , M@...V: 3099
De digitale weergave wordt voor individuele meetgrootheden
met verschillende tussenpozen bijgewerkt.
Terwijl de hoofdweergave onmiddellijk na inschakelen van de
multimeter verschijnt, moeten de beide nevenweergaven
geactiveerd worden door op de knop DATA |CLEAR te drukken.
(uitgezonderd positie M@...V, waarbij de nevenweergaven
onmiddellijk na het selecteren van de functie verschijnen)
Hierdoor wordt voorkomen dat een bij het begin van de
meting aanwezige (ongedefinieerde) toestand, bijv. leegloop,
voortdurend als maximale waarde wordt weergegeven.
Bij de volgende stroomdiagrammen wordt het kader van de
uitgangsweergave steeds met een dikkere omlijning
weergegeven.
23.000
MIN MAX
10.000 24.000
V
Nevenweergave MIN
Hoofdweergave
Nevenweergave MAX