Operation Manual

GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 21
7.2 Speciale tests van installaties resp. aardlekschakelaars
7.2.1 Testen van installaties resp. aardlekschakelaars
met oplopende foutstroom
Meetmethode
Om met een oplopende foutstroom te kunnen testen produceert
het instrument in het net een oplopende foutstroom van
(0,3 ... 1,3)
I
ΔN
. Het instrument onthoudt de waarde van de
aanraakspanning en de uitschakelstroom, welke optreden op het
moment van uitschakelen, en geeft deze weer in het display.
Bij de meting met oplopende foutstroom kan men kiezen tussen
beide aanraakspanningsgrenzen U
L
=25V en U
L
=50V.
Aansluitschema
MENU
MENU
START
Verloop van de meting
Nadat de meting gestart is, loopt de door het instrument opge-
wekte foutstroom vanaf 0.3 x nominale foutstroom op, totdat de
aardlekschakelaar uitschakelt. Dit kunt u zien aan de horizontale
balk.
Bereikt de aanraakspanning de gekozen grenswaarde (U
L
=50V
resp. 25 V) voordat de aardlekschakelaar uitschakelt, dan wordt
de meting om veiligheidsredenen beëindigd. De LED U
L
/R
L
(7)
licht rood op.
Schakelt de aardlekschakelaar niet uit voordat de oplopende fout-
stroom de nominale foutstroom I
ΔN
heeft bereikt, dan licht de LED
Fi/RCCB (8) rood op.
I
ΔN
10 mA
I
ΔN
30 mA
I
ΔN
100 mA
I
ΔN
300 mA
I
ΔN
500 mA